“One big union. We shall be all”. Is een nieuwe autonomie mogelijk?

“One big union” van de IWW.

Is een nieuwe autonomie mogelijk? Het moet mogelijk zijn. Kan de autonomie beperkt blijven tot de gebruikelijke thema’s en handelswijzen? Dat kunnen we niet toestaan. De autonomie zal te laat bemerken dat ze in een impasse terecht is gekomen. Ze is echter niet alleen. Veel ‘one issue’-bewegingen delen haar lot: ze vormen een verzameling van naast elkaar vegeterende impasses. Belangrijke bewegingen, dat wel. Bewegingen die, wanneer ze open staan, en in een grote beweging zijn gebundeld, de wereld kunnen veranderen. Een beweging die zo radicaal is als de werkelijkheid van de kapitalistische aanval.

Hoe ziet die werkelijkheid eruit? De aanval is omvattend. Hij is in tegenstelling tot ons niet tevreden met losse deelgebieden. Hij streeft naar de algehele verwoesting en herstructurering van de bestaande levensverhoudingen. De crisis is ambivalent. Hij blokkeert die verwoesting en herstructurering, maar drijft de huidige ontwikkelingen tegelijk wel in de richting van dat doel. De crisis vormt een strijdterrein, en de uitkomst van die strijd is nog niet bepaald.

Over de auteur en de vertaling

Detlef Hartmann is reeds vier decennia actief in praktische initiatieven binnen autonoom links. Hij schreef onder meer “Leben als Sabotage”, de autonomen-klassieker uit de jaren 80 en was betrokken bij het tijdschrift “Autonomie. Neue Folge” (1979-1985), wat in de jaren 80 veel activisten wist te inspireren.

Hartmann is ook bekend als politiek advocaat. Momenteel staat hij Sonja Suder bij die terecht staat vanwege vermeende betrokkenheid bij de Revolutionäre Zellen. In 1978 was hij overigens ook al advocaat van verdachten die terecht stonden in een hieraan verbonden zaak. Daarnaast vertegenwoordigde hij de nabestaande Teun de Groot in het proces enkele jaren geleden tegen de Nederlandse SS-er Boere in Aken.

Recent is er een helder en lezenswaardig interview met hem verschenen in het jaarboek Kritiek, waarin hij ingaat op enkele strijdervaringen en wat voor algemene inzichten die hebben opgeleverd.

Het artikel hiernaast is een vertaling van “Kann es eine neue Autonomie geben?“. De linken zijn door Doorbraak toegevoegd. De tekst is geschreven voor een congres in Keulen in juni 2011, georganiseerd voor en door autonomen. Meer teksten van Detlef Hartmann lees je op de website “Materialien für einen neuen Antiimperialismus“.

Eerder plaatste Doorbraak hier al de tekst “Africhting en revolte – verzet in het tijdperk van onderwerping tot human capital” van Detlef Hartmann en Oscar Schlaack.

Over de crisis is kort samenvattend het volgende te zeggen. Veel simplificerende analyses reduceren het ontstaan van de crisis tot een verhaal rond wild plunderende gokkersbenden en -banken, die in hun hebzucht de reële productie achter zich hebben gelaten ten behoeve van de winstexcessen die men normaliter in casino’s terugvindt. De reële productie zou op haar grenzen zijn gestuit, de investeringsmogelijkheden opgedroogd, het kapitaal in de overaccumulatie gestort. Het zou enkel nog gered kunnen worden door zich te verplaatsen naar de financiële sector (“het financialisme”). Een dergelijke verklaring blijft oppervlakkig en – zacht uitgedrukt – bagatelliseert het probleem. Het tegendeel is namelijk waar. Het kapitaal werkt sinds de jaren negentig – uitgaande van de tussenfase van deregulering in de jaren tachtig – naar een uitgebreide, dubbele shock-politiek: zowel in de reële (productie) sector als in de financiële sector.

Kern van de reëel-economische shocks vormen de innovaties op het gebied van de informatie- en communicatietechnologieën. Voortbordurend op eerdere veranderingen voedde de Amerikaanse centrale bank (de “Fed”) onder Greenspan deze ontwikkelingen sinds 1995. Enerzijds met onuitputtelijke liquiditeit en anderzijds met verhalen over het aanbreken van een “new era”, een “nieuwe tijd” op alle levensterreinen. De speculatieve boom bracht beide. Uit de massa van start-ups kwamen de sterksten naar boven (het faillissement van de rest werd bewust op de koop toe genomen). Die sterksten werden tot de kern gemaakt van de nieuwe hegemoniale macht van het Amerikaanse kapitaal. Ze lieten het oude vermogen uit de VS, Europa en Japan ver achter zich. Het oude kapitaal in de VS devalueerde, werd overgelaten aan haar verval of werd verschoven naar zogenaamde lage lonen-landen. De met deze devaluatie verbonden sociale verwoesting loste het weefsel van de oude daarvan afhankelijke middenklasse op, en dreef deze mensen richting de laagbetaalde dienstensector. En daarmee dus tegelijk in dienst van de nieuwe bazen in de innovatieve conglomeraties, zoals Silicon Valley.

In de financiële sector werd het oude bankensysteem hervormd naar het nieuwe regime van de financiële markten. Waar vroeger kredieten en schulden de verantwoordelijkheid van de banken bleven, worden ze nu verhandelbaar gemaakt en aan de nieuwe wereldwijd opererende beleggingsfondsen als beleggingen verkocht. Die fondsen houden zich bezig met institutionele beleggingen (zoals in verzekeringen, private fondsen, staatsfondsen, etc.). Zij opereren met talloze biljoenen dollars, oftewel talloze duizenden miljarden dollars. De in effecten verpakte beleggingen (waarbij het gaat om particuliere kredieten, ondernemings- en staatsleningen, ook wel ‘bonds’ genoemd) vormen een machtige kredietpool. Vanaf het bevelsniveau van financiële instellingen oefenen zij hun nieuwe regime uit op de markt. Ze doen dat via een kenniseconomisch netwerk, dat reikt van ratingbureaus, analisten en adviesbureaus tot aan vermogensbeheerstichtingen en universiteiten. Ze vertellen de schuldenaren – bedrijven, regeringen, huishoudens – wat ze moeten doen om kredietwaardig te blijven. Let wel: ze bevelen het niet. Er worden maatstaven, richtlijnen, doelstellingen, benchmarks en recepten gegeven. De schuldenaren moeten zich inzetten om het eigen economische nut te optimaliseren. De schuldencrisis laat zien dat de rating agencies markten en ondertussen hele staten tot zelfs regio’s onder hun bevel hebben gebracht. Exemplarisch daarvoor is de in Californië gevestigde Allianz-dochter Pimco dat een fondsvermogen van 1,2 biljoen dollar onder haar hoede heeft. Europese regeringen laten zich door hen adviseren. Ook heeft Pimco recent de Amerikaanse regering via het demonstratief verkopen van haar staatsleningen nadrukkelijk in de richting gedwongen van “bezuinigingen” (een veel gebruikte term die niets anders betekent dan de verscherping van de sociale oorlog). Dit financiële markten-regime heeft zichzelf buiten de controle geplaatst van de bevolkingen van de “nationale staten”. De mensen zijn machteloos gemaakt, hun autonomie is afgenomen, van hen wordt gevergd dat ze zich onderwerpen en dat ze zelf hun economisch nutpotentieel optimaliseren.

Toen het doel van de “New Economy”-bubbel in 2000 was bereikt en de wereld voor een recessie stond, opende de Fed opnieuw de liquiditeitssluizen, wat weer leidde tot de zogenaamde “Subprime”-bubbel. De onderklassen (daarom ook “subprime”: onder het gewenste niveau) werden met de bijbehorende propaganda en door de levensomstandigheden onder druk te zetten overspoeld met kredieten (hypotheken, consumenten- en studentenleningen, etc.), die vervolgens verhandelbaar werden gemaakt als effecten en op de beleggingsmarkt werden gegooid. De bubbel werd ook opgevoerd via de schulden van private en publieke huishoudens tot bedragen in de hoogte van biljoenen. Dat geld veroorzaakte veel vraag op de goederen- en financiële markten en dat zorgde opnieuw voor een boom. Daardoor verscherpte het shock-offensief zich opnieuw. Met enerzijds als resultaat dat het nieuwe Amerikaanse kapitaal een voorsprong nam die niet in te halen is, door de invloed van bedrijven als Google, Facebook, Twitter en alle andere firma’s op het gebied van sociale netwerken in combinatie met nieuwe ontwikkelingen (met name het “cloud-computing”, het wegzetten van computerfuncties in de “wolken” van het internet). Aan de andere kant zorgde het ervoor dat de devaluatie en de sociale verwoesting nog meer toenamen. Uit hun eigen documentatie en papieren komt glashelder naar voren: vanaf het begin bedreef de Amerikaanse Fed dit shock-offensief als een sociale oorlog, waarin de oude productie- en levensomstandigheden zouden moeten worden gedevalueerd en verwoest, om voor een nieuw regime plaats te maken.

De golven van faillissementen die vanaf 2007 plaatsvonden, stelden een totale ineenstorting van het systeem uit. Alleen gigantische reddingsprogramma’s, waarbij banken en bedrijven met biljoenen werden “gered”, konden erger voorkomen. De landen betaalden die operaties door het afsluiten van nieuwe leningen tegen de uitgave van nieuwe rentedragende obligaties, en verhoogden zo nog meer hun al lang groeiende staatsschulden. Zo vormden ze de financiële crisis om tot een schuldencrisis. Het zijn nu deze schulden die betaald moeten worden. En dat betekent niets anders dan sociale oorlog. Sociale oorlog via de devaluatie van de levensstandaard en bestaanszekerheid. Sociale oorlog door de devaluatie van arbeid, vooral van de bestaande arbeidsvaardigheden. Sociale oorlog die zich richt op de omvorming van de samenleving richting een post-fordistisch kapitalistische bevelsstructuur die zich uitstrekt tot over alle levensterreinen. De strategieën daarvan stuiten op de mensen die dat niet willen accepteren en die zichzelf en hun manier van leven, hun ideeën over een rechtvaardige samenleving en hun drang naar vrijheid daar tegenin ontwikkelen en in verzet komen. Dat is het wat de huidige en komende opstand in zijn vele wereldwijde facetten en schakeringen bepaalt.

Ondanks alle verschillen is een ding toch duidelijk. Voor het kapitaal gaat het om een totale herstructurering van de wereld. Het gaat ons om een rechtvaardige wereld. Of, om eens terug te grijpen op een slogan uit de vergelijkbare wereldwijde strijd van honderd jaar geleden: “One big union”, niet als vakbond bedoeld, maar als een unie, een gemeenschap van alle uitgebuite en rechteloos gemaakte mensen, van allen wier recht op brood en waardigheid met voeten wordt getreden. De vergelijkbaarheid van deze tijd met andere tijden van omwentelingen, zoals de jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw, berust op het feit dat innovatie-offensieven in elke historische etappe zich steeds op een fundamentele sociale devaluatie richten. En dat ze ook steeds op volledige nieuwe vormen van verzet, zelforganisatie en zelfhandhaving stuiten. (De historicus E.P. Thompson vatte het in zijn onderzoek “Making of the English working class” samen onder het begrip “morele economie”. Een begrip waarmee Pun Ngai de strijdvormen van de Chinese arbeidsmigranten analyseert.)

Zullen wij de mentale en onzichtbare muren van onze impasses doorbreken en tot een gemeenschappelijke strijd kunnen komen als antwoord op het offensief?

Weg uit de impasse. In welke richting moeten wij ons bewegen?

Ik wil hier geen wereldkaart van de woedende strijd schetsen, het is veel belangrijker deze zelf te ervaren en door wederzijdse uitwisseling van kennis en uitgangspunten in de praktijk te brengen. Ik wil vooral enkele uitgangspunten kiezen, die mij momenteel enorm belangrijk lijken.

Recht auf Stadt”, “Reclaim the streets”, de strijd tegen gentrificatie, sociale centra en meer. Moeten wij deze achter ons laten? Integendeel. Zij leggen een belangrijk conflictenveld op deze wereldkaart bloot. De nieuwe structuurpolitiek, met name de wetenschappelijk-economische, wil productieve en sociale omstandigheden naar het concept van nieuwe productieve kernen (ook wel “clusters” genoemd) organiseren. Vanuit de clusters wordt, naar het model van “Silicon Valley”, de sociale omgeving georganiseerd naar de eisen van de “excellerende elites”, om zo tot een dienstbare omgeving in zogenaamd lerende regio’s te komen. Het is de verhouding van “de nieuwe elites” tot hun “serviceslaven”. Het is een verhouding van “high potentials” en een op hen gerichte “leefbare” omgeving. Het is de verhouding van productieve kernen tot de reservoirs van creatieve krachten, waarop teruggegrepen kan worden. En het is de verhouding van dynamische kernen en de randen van de nieuwe armoede, die onder de regels van de “Hartz IV”-bureaucratie “participerend vermogen” en bereidheid tot onderwerping steeds moet bewijzen. Dat proces is al decennialang een gegeven. De getroffenen krijgen de taak om hun eigen “bereidheid tot participatie en “ontwikkelingsmogelijkheden” te optimaliseren. Ook de ontwikkeling van de gentrificatie wordt daardoor bepaald. De nieuwe elite zit niet graag in de oude villawijken, zij wil het bonte leven om zich heen hebben. Autonome strijd betekent de mogelijkheden hebben tot zelforganisatie, zelfhandhaving en eigenwaarde om de aanval van onderop tegen te gaan. Het is nuttig de strategieën van de andere zijde te kennen, zodat wij niet in de valstrikken van de collaboratie terecht komen. De mentale muren van de door eigen toedoen ontstane impasses kunnen worden geperforeerd als de resultaten van de strijd over de grenzen van de eigen stad gestuwd worden.

Maar alleen dat is onvoldoende om de impasses te doorbreken. Degenen die vernederd zijn door uitsluiting en onder de dwang tot onderdrukking van het zelf door het “Hartz-IV”-management gebukt gaan wachten op toenadering. Veel is bereikt door het overkoepelende zelfbewustzijn dat ontstond naar aanleiding van de “Zahltag”-initiatieven (actie-campagnes). Maar de ervaringen van elke stad laten zien dat linksen en linkse autonomen die met het “Hartz-IV”-regime te maken hebben in veel gevallen niet de verbinding maken tussen hun eigen situatie en die van anderen in de door hen zelf opgezette initiatieven. Daarbij vormen het twee kanten van dezelfde strijd die vele facetten kent. Maar kunnen zij hun blik verder laten reiken dan de zelf opgeworpen mentale begrenzingen tot over de nationale of zelfs over de Europese grenzen?

De devaluatie en de dwang tot onderdrukking van het zelf en de optimalisatie van het zelf op andere terreinen zien wij ook op andere gebieden, zoals op de universiteiten, met hun bruut afgedwongen “excellentieclusters” en van bovenaf opgelegde hellingen en afbakeningen. Iets dergelijks geldt ook voor de gezondheidssector, enzovoorts.

Innovatie-shocks hebben historisch gezien altijd overkoepelend geopereerd en zich gericht op het ontnemen van waarde en rechten van degenen die daarmee te maken kregen. Op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland valt het momenteel verhoudingsgewijs mee, hoewel de politiek tegen de flexwerkers, de nieuwe zelfstandigen en de brede onbetaalde en met name door vrouwen geleverde diensten duidelijk merkbaar is, en er met het einde van de economische voorspoed weer versterkt doorgedrukt worden.

Daarentegen wordt de toenemende bestaansonzekerheid en onderwerping onder de nieuwe dwang van de post-fordistische structuurpolitiek er in de crisislaboratoria Griekenland en Portugal, maar ook in Ierland, Spanje en Engeland, op een meedogenloze radicale wijze opgelegd. Ze stuiten daar op geweldig veel verzet met een autonome zelfhandhaving en zelforganisatie. Hoe nemen wij dat waar? Wat volgt daar praktisch uit? De muren van onze mentale impasses schijnen maar weinig te zijn doorgebroken. Maar ook hier staat en valt de toekomst van autonome politiek, met ons vermogen ons daarop te richten, en ons vermogen om onze mentale blokkades in een gemeenschappelijk inzicht om te zetten.

Met name belangrijk is hier de verbinding van onze verbeelding met hen die in Noord-Afrika of in het Midden-Oosten de kerkers van hun sociale en economische omstandigheden, en de grenzen van hun mentaliteiten, gebroken hebben. Sinds het einde van vorig jaar beleefden we een golf van zelfhandhaving, zelfbevrijding en zelforganisatie. Hoe kan dat zomaar?

Het was toch enkel een revolte in Tunesië? Maar toen droeg die haar energie over naar Egypte. Ze nam de steden, de fabrieken, de mensen in de dorpen in haar greep en verspreidde zich tegelijkertijd uit tot in Bahrein, Jemen, Jordanie, Libië. Decennia heeft men ons verzekerd: enige hongeropstanden – het kan gebeuren! Maar de mentaliteit van de Arabische wereld werd gezien als achtergebleven, gevangen en onderdanig in autoritaire instellingen. En vervolgens deze vuurzee van zelfbevrijding, die ons, met onze geschiedenis, er zeer oud uit laat zien. Van de als onveranderbaar geziene mentaliteit hingen alleen nog een paar losse flarden aan de volledige nieuwe situatie die tot stand was gekomen. Mannelijke moslims stelden plotseling verrast vast hoe goed zij met zelfbewuste vrouwen op het Tahrirplein konden samenwerken. Jongeren uit arme buurten, die via hun mobieltjes in contact konden treden met anderen, kwamen in contact met internet-avantgarden. Textielarbeiders uit de Nijldelta zetten organisatorische samenwerkingsverbanden op met mensen waar zij vroeger niets mee van doen hadden. Ze verjaagden tirannen, ze bevrijdden zichzelf. Ze maakten geschiedenis.

Wereldwijd worden deze impulsen geabsorbeerd en geïntegreerd, in lichtsnelheid overgebracht door de nieuwe media, en niet alleen in Griekenland, Spanje of Portugal. De arbeiders in Wisconsin oriënteerden zich vanzelfsprekend op hen, toen zij zich richtten tegen de politiek van hun Republikeinse gouverneur en het lokale parlement bezetten. In China worden deze stemmen zo goed gehoord dat de staatspolitie overal uitrukte, zonder dat men in hun vallen liep. Indiase bewegingen voelde zich met hen verbonden, toen zij tegen de inflatie van de prijzen van levensmiddelen in verzet kwamen. Tahrirpleinen waar men ook kijkt.

De geschiedenis van deze Noord-Afrikaanse revoltes van de laatste 20 jaar is een geschiedenis van zelforganisatie, een geschiedenis van de autonomie. Ook toen de confrontaties met de strategieën van neo-liberale dereguleringen (zoals de Infitah, het openen van de markt zoals door de Egyptische president Anwar Saddat in de jaren 70 werd gepropageerd) een “materiële” kern vormden, beperkten de bewegingen zich daar niet toe. Het ontketenen van hun levensenergie, hun leven als sabotage, had veel morele, mentale en spirituele kanten. Hebben ze ons in onze autonome wensen en verlangens geraakt? Hebben wij het verlangen en onze voorstellingen van autonome zelforganisaties uit de volkskeukens, autonome centra en vormen van toeëigening van de stad met de hunne verbonden? Wij hopen het vurig.

Het is een zeer belangrijke tijd om dit alles te bespreken. De geschiedenis staat nog open, de uitkomst is voor ons nog onbekend.

Uit dit alles is duidelijk dat de Frontex-dodenzone in de Middellandse Zee van bijzonder grote betekenis is. Die is opgezet door dezelfde mensen die elke dode van de DDR aan de Berlijnse Muur met wekenlange aanklachten in de media onder de aandacht brachten, om die nu vervolgens met een meer dan duizendvoudig grotere massamoord te overtreffen. Onze nu nog knusse mentale grenzen zouden kunnen omslaan naar een begin van een agressieve deelname aan deze politiek zolang wij dit blijven dulden. We weten dat de vluchtelingen uit Afrika en in toenemende mate uit het Midden-Oosten antwoorden op een politiek, een jarenlange verwoesting en toenemende bestaansonzekerheid, die nu radicaal verscherpt wordt door de crisis, de shock-politiek en transformatiestrategieën die deze met zich meebrengt. De inflatie, de politiek van de agrobusiness, de marginalisering van lokale productie- en levenswijzen treft de gehele Afrikaanse bevolking tot in de Maghreb. Onder dezelfde druk lijdt men in het Midden-Oosten (evenals in de rest van de wereld, waar we soortgelijke situaties zien, zoals in Azië en Latijns-Amerika). De sociale aanval in Griekenland en in andere Europese mediterrane landen zet zich over de Frontex-dodenzone voort top op het Afrikaanse continent. De regionale vooruitblik van het IMF van april 2011 spreekt daarover duidelijke taal: meedogenloos in de eis tot verdere handhaving van deze dodenzone. Die zone van de Middellandse Zee is gemaakt met het doel om de hoop en verwachtingen van migranten te verdrinken. Maar de zone is niet meer te analyseren in termen van “het afschermen van de rijken van de armen” – zulke beelden zijn zelf vaak het product van “one issue”-perspectieven. Ze vormt een onderdeel van het managen van de sociale oorlog. Ze opereert, wanneer ze erin slaagt de armen terug te dringen, met bloedige burgeroorlogen als optie, waarmee ze mogelijkheden van een civiel-militaire samenwerking zal onderzoeken. Wanneer autonome politiek dat toestaat, dan veranderen haar impasses tot kerkers waarin ze zal stikken. We hebben de laatste jaren duidelijk gezien hoe delen van de Duitse bevolking een regelrechte racistische agressiviteit vertonen jegens “de failliete Grieken” en “de moderne Romeinse decadentie” – ook gevoed door het rechts-populistische discours van Sarrazin waardoor zij zich laten meeslepen. Deze agressiviteit zou het meest ernstige resultaat kunnen vormen van onze bereidheid om dit alles te dulden. Deze agressie zou zich ook tegen de “achterlijken” en “ongeschoolden” hier kunnen keren, en tegen hen die eenvoudigweg “niet meedoen”, en net zo hard tegen migranten (en dan vooral de migranten die zich voorbij de dodenzone bevinden). De Europese Grote Ruimte, waaraan tijdens de schuldencrisis hard wordt gewerkt, vertoont nu al kenmerken van zijn historische voorbeelden ten tijde van de grote omwentelingen van de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog. In deze toegespitste situatie begint de Europese politiek Afrika en het Midden-Oosten als de Europese “uitbreidingsruimte” (zoals de nazi’s dat ook zagen) te classificeren – maar natuurlijk dan wel in post-moderne verpakking.

Wij kunnen niet enkel denken in termen van “hiertegen strijden” en “het in de kiem smoren”, want deze ontwikkelingen zijn al lang aan de gang. Dat kan alleen maar betekenen dat wij de energie die bij onszelf losmaken en verbinden met hen die een weg tot ons zoeken. Het simpelweg “er tegen zijn” is niet genoeg. Het creëren van een nieuwe wereld van onderop is aan het succes van die energie gekoppeld. De migranten, vrouwen, ouderen, kinderen zijn bij ons welkom. Zij en hun verwachtingen van een rechtvaardige wereld horen hier. Ze verrijken ons en helpen ons door het delen van hun kosmopolitische ervaringen. Dat is niet in tegenspraak tot de strijd om waardigheid van de “ongeschoolden” en anderszins gemarginaliseerden, en ook niet tot de vormen van toeëigening van de stad door middel van autonome initiatieven. Dat komt óf beide samen, óf er komt helemaal niets van terecht. En wanneer ze samenkomen kan het een vonk doen overslaan en een dynamiek teweegbrengen die nieuwe voorbeelden en utopieën kan laten ontstaan in de zin van “one big union” en “we shall be all” die wij kennen van honderd jaar geleden.

Detlef Hartmann