Over de misplaatste verering van een koloniale topambtenaar

Michiel de Rover.
Michiel de Rover.

De strijd tegen racisme kent twee grote obstakels. De eerste is het racistische establishment zèlf en haar steunpilaren, van PVV-politici en VVD-bewindslieden, rechtse columnisten, discriminerende personeelschefs, discotheekbewakers en noem maar op. Maar zij en hun racisme zouden het een stuk moeilijker hebben als dat tweede obstakel er niet was: al die links-van-het-midden intellectuelen, spraakmakers en bloggers, mensen die racisme natuurlijk verfoeilijk vinden, maar vooral ook vinden dat we daarin niet moeten overdrijven. Alsof een conflict verdwijnt door alle kanten van een scherp debat evenwichtig weg te nuanceren.

Dat zijn dan van die mensen die kritiek op Zwarte Piet maar overdreven vinden, en “dus je vindt mij een racist als ik Zwarte Piet leuk vindt?” roepen als de kritiek wat scherper wordt verwoord. Van die mensen die over slavernij vooral weten te melden dat die altijd heeft bestaan, dat ook Afrikanen er aan meededen, en dat het dus geen reden is om juist de westerse slavernij en slavenhandel zo te beklemtonen als koloniaal racistisch verschijnsel. Van die mensen die hun verstand en hun expertise gebruiken, niet om de strijd tegen racisme te ondersteunen, maar om die strijd te ondermijnen en belachelijk te maken met slimmigheden, dwaalsporen en erbij gesleepte bijzaken. Ze vinden racisme vast vervelend. Maar het is vaak alsof ze stevig anti-racisme nog veel vervelender vinden.

Geen citaten

Een zo’n slimmerik is Sjaak van der Velden, historicus en schrijver van “Stakingen in Nederland – arbeidersstrijd 1830-1995” (Amsterdam, 2000), die zijn evidente verbondenheid met strijdende arbeiders helaas niet altijd weet uit te breiden tot effectieve verbondenheid met alle onderdrukten in welke vorm en van welke achtergrond dan ook. Over het protest tegen de racistische Zwarte Piet-traditie heeft hij al het een en ander aan apologetische slimdoenerij de wereld in gestrooid. Nu maakt hij zich op zijn blog in het artikel “Herdenking Michiel de Ruyter een schande?” druk over een actiegroep die de vermeende zeeheld Michiel de Rover noemt en bij de première van een aan hem gewijde film “de nodige stampij maakt”. Hij schrijft: “Hun belangrijkste punt was dat De Ruyter een verdediger van de slavernij was en deze ‘zeeschurk’ het dus niet verdient om met eer en bewondering te worden herdacht en afgebeeld in een heuse rolprent.” Dat is de weergave van Van der Velden.

Rechtstreeks citeren van teksten van mensen die het protest organiseerden of minstens ondersteunden, is er trouwens niet bij. Zelfs een rechtstreekse bronverwijzing naar zulke teksten, zodat mensen zelf kunnen zien wat bijvoorbeeld de argumenten van de actiegroep Michiel de Rover zijn, ontbrak. Dat is niet erg sterk, zeker niet voor een historicus die vertrouwd is met het verschijnsel bronvermelding. Een nuttig overzicht van argumenten gaf Frodo Tromp in “Vragen en antwoorden over de koloniale zeeschurk Michiel de Ruyter”, op de website van Doorbraak. Misschien dat Van der Velden er alsnog zijn voordeel mee kan doen.

Heldenfilm

In het vervolg laat Van der Velden zelf zien dat, inderdaad, De Ruyter met bijvoorbeeld de verovering van Goré de slavenhandel faciliteerde. “Maar is het daardoor uitgesloten om de beste man tot onderwerp van een rolprent te maken?” Nee, natuurlijk niet. Maar dat is ook niet wat de actievoerders beweren. Ze maken bezwaar, niet tegen het feit van de “rolprent”, maar tegen het propagandabeeld dat ontstaat door wel diens heldhaftigheid, maar niet diens assistentie aan de slavernij en slavenhandel in beeld te brengen. Ja, het is een speelfilm en geen documentaire. Maar doen alsof de bloeitijd van Hollands kolonialisme vooral een tijd van heldendom op zee was, en het brute karakter van dat kolonialisme en haar voorvechters weg te moffelen, is propaganda. De makers van een heldenfilm over generaal Von Rundstedt aan het Oostfront in 1941, zonder vermelding van aldaar opererende Wehrmacht-Einsätzgruppen, zouden ook niet wegkomen met het excuus “maar het is toch geen documentaire? Mag je van zo’n generaal dan geen romantiserende rolprent maken?” Een film over de Amerikaanse generaal Custer en zijn heldendaden, zonder de koloniale context ervan te benoemen, de verovering van grote grondgebieden op de plaatselijke Dakota en Cheyenne-gemeenschappen, zijn slachtersrol toen hij en zijn manschappen een Cheyenne-dorp aan de Washita in 1868 verwoestten, daarbij niet alleen mannen ombrachten maar ook een aantal vrouwen en kinderen, en daarbij gevangen vrouwen en kinderen gebruikten als menselijk schild tegen dreigende tegenaanvallen, zo’n film zouden we ook zien als koloniale apologie. Terecht.

Het gaat er dus niet om of je wel of geen film mag maken over historische figuren die schurkenstreken bedreven. Het gaat er om dat je hun schurkachtigheid dan niet zomaar kunt gaan wegmoffelen. Al Capone enkel neerzetten als een zorgzaam huisvader gaat ook niet. We snappen dit in Nederland best, zolang het om historische figuren uit andere landen gaat. Nu het om een bekende historische Nederlander gaat, waarover we zulke aardige kinderliedjes hebben meegekregen, blijkt het voor mensen als Van der Velden even schrikken.

Racisme

Van der Velden erkent dus wel dat De Ruyter de slavernij hielp, maar ja, dat was destijds nu eenmaal een algemeen aanvaard gebruik, en je kunt mensen van toen niet gaan meten met maatstaven van nu. Het is een rare redenering, want je laat de dingen wel zíén aan de kijkers van nu die de huidige maatstaven – slavernij deugt niet! – dondersgoed kennen. Mensen brengen hun huidige maatstaven mee de bioscoopzaal in. Waarom zouden filmmakers zich geen rekenschap geven van die huidige maatstaven als zij hun film maken? Het weglaten van dit onaangename, maar essentiële deel van De Ruyters erfenis komt niet over als historisch respect voor de ‘normen’ van toen. Anders zouden ze de slavernij breed in beeld hebben kunnen brengen als destijds ‘vanzelfsprekende’ gang van zaken, maar dat doen ze dus ook weer niet. Rinkelende kassa’s en officiële steun liepen aldus alvast minder gevaar.

Van der Velden probeert ook nog aannemelijk te maken dat De Ruyter zelf geen racist was. Dat mislukt deerlijk. Hij beschrijft een ontmoeting tussen De Ruyter en een zwarte man waarmee hij kennelijk bevriend was. Ik moet dan meteen aan de Wilders-fan denken die roept: “Maar ik ben geen racist, ik kan heel goed overweg met een Marokkaanse collega, alleen al die ándere Marokkanen…” De Ruyters vriendschap met een zwarte man zegt op zichzelf dus niets.

Witte slaven

Belangrijker: het racisme van De Ruyter is geen kwestie van persoonlijk vooroordeel, maar van een systematische onderdrukkingspraktijk. Of hij negatieve gevoelens koesterde als hij een zwart persoon de hand schudde, heeft daar verder niet veel mee te maken. Wilders kan ook heel beleefd een collega-politicus van Marokkaanse afkomst de hand drukken, dat zegt verder niet veel. Het gaat erom hoe hij wil omgaan met mensen van Marokkaanse afkomst als groep. Dat gold ook voor De Ruyter. De eerste wil “minder, minder, minder” Marokkanen. De tweede wilde kennelijk vooral meer, meer, meer zwarten tot slaaf gemaakt zien, allemaal natuurlijk voor de glorie en de beurs van de Republiek der Nederlanden.

Van der Velden beschrijft hoe De Ruyter slavernij als instituut inderdaad accepteerde, maar tegelijk talloze slaven bevrijdde “van moslims die er een handeltje in christenslaven (en tot 2007 ook van Afrikaanse slaven) op na hielden. In de biografie die in 1996 door Ronald Prud’homme van Reine worden talloze van dit soort bevrijdingen vermeld. Maar dat ging uiteraard om Europese soortgenoten.” Aha! De Ruyter vond slavernij best zolang het ging over Afrikanen die tot slaaf werden gemaakt, verscheept en aan het werk gesteld. Dezelfde De Ruyter bevrijdde echter wel Europeanen die tot slaaf gemaakt werden. Kennelijk niet specifiek Nederlanders – anders zou Van der Velden nog kunnen tegenwerpen dat De Ruyter als functionaris van de Nederlanden toch vooral Nederlandse burgers hielp – maar Europeanen sowieso, oftewel witte mensen ( het aantal zwarte Europeanen was in de zeventiende eeuw miniemer dan miniem). Zwarte tot slaaf gemaakte mensen, dat vond De Ruyter vanzelfsprekend. Witte tot slaaf gemaakte mensen, dát vond hij een heel stuk minder okee. Dat is racisme, puur en simpel, maar Van der Velden negeert dat totaal. Dat Van der Velden het woord “uiteraard” gebruikte waar hij zegt dat diens bevrijdingsacties Europeanen betroffen, geeft ernstig te denken. Eigen continent eerst?

Aandacht afleiden

Van der Velden wijst er ook op dat De Ruyter wel meer nare praktijken bedreef. “Maar waarom de zeeheld dan alleen afrekenen op zijn mogelijke relaties met slavernij van Afrikanen? Waarom maakt men zich niet boos over de straffen die De Ruyter uitdeelde aan gedeserteerde matrozen.” Maakt Van der Velde zich daar zelf echter boos over? Of is het enkel leuk om de aandacht eventjes af te leiden van wat de actiegroep Michiel de Rover als kernpunt naar voren brengt? “En waar is de vrolijkheid over de aan waanzin grenzende godvruchtigheid van de Admiraal?”, zo gaat hij nog eventjes door. Zowel de fanatieke godsdienstigheid van De Ruyter, als diens schandalige behandeling van matrozen, passen overigens prima bij een slavernij bevorderende hoge officier. Een voorvechter van koloniale heerschappij, vernedering van zwarte mensen, absolute gehoorzaamheid aan aards zowel als hemels gezag, dat is al een stuk realistischer beeld van Michiel de Ruyter die de naam Michiel de Rover terecht opgeplakt heeft gekregen.

Maar omdat slavernij een essentieel deel van het zich ontplooiende Nederlandse kolonialisme was, hoort een verwijzing naar De Ruyters rol daarin niet te worden weggemoffeld door filmmakers, tenzij ze echt louter propaganda en heldenverering nastreven. Maar in dat laatste geval beschouwen we ze sowieso maar beter als tegenstanders, als reclamemakers voor de vijand. En het wegmoffelen dient door mensen die een eerlijk beeld van het verleden nastreven, niet te worden rechtgepraat met clichés van het type “vroeger dacht men nu eenmaal anders dan wij”.

Wie zijn trouwens die “men”? Vallen daar ook de zwarte Afrikanen onder die ontvoerd en tot slaaf gemaakt werden? Vonden die mensen hun behandeling ook zo vanzelfsprekend en wel min of meer passend in de tijdgeest van destijds? Of tellen déze mensen niet mee als we ons een beeld van het verleden proberen te vormen?

Peter Storm
(Blogt op Ravotr)