PVV-verkiezingsprogramma racistischer dan dat van Hitlers NSDAP in de jaren twintig

De nieuwe meeuw in het PVV-logo.
De nieuwe meeuw in het PVV-logo.

Geert Wilders heeft zijn PVV een programma van elf punten geschonken. Een blik op dat programma maakt duidelijk dat het hier een nazi-tekst betreft, een tekst die past bij de nazi-club die de PVV is. Sterker: een kleine vergelijking met partijprogramma’s van de NSDAP uit de jaren twintig en dertig laat zien dat de PVV die oude nazi-partij op sommige punten inmiddels zo ongeveer rechts heeft ingehaald. Waar de NSDAP van Hitler in programmateksten slechts weinig naar joden verwijst, daar is het anti-moslimisme van het PVV-programma verwoord in punt één dat meteen ook het uitvoerigste punt is.

Ik ben eens even gaan snuffelen in de beerput van het nazi-verleden, op zoek naar vergelijkingsmateriaal, naar partijprogramma’s van de NSDAP. Die gaan terug op het zogeheten 25-puntenprogramma uit 1920. In een kortere versie uit 1924 zien we dezelfde opzet, en in een samenvatting in twaalf punten uit de verkiezingsstrijd van 1932 is dezelfde opzet te herkennen. Hoe brengt die partijpropaganda de jodenhaat naar voren? Wat voor anti-joodse maatregelen bepleit de NSDAP daarin? Opmerkelijk weinig, gezien het macabere vervolg.

Impliciet anti-joods

In de uitgebreide tekst uit 1920 zien we twee verwijzingen. De eerste komt in punt vier. Daar wordt eerst gesteld dat “volksgenoten” enkel mensen van “Germaans bloed” mogen zijn. En Duitse burgers kunnen alleen zulke “volksgenoten” zijn. Geen ”Germaans bloed”, dan ook geen staatsburger, en bijvoorbeeld ook geen recht om een publieke functie te vervullen (punt 6) of om kranten(hoofd)redacteur of journalist van een Duitstalige krant te zijn (punt 23). En dan, als afsluiting van punt vier: “Geen jood kan daarom een Duitse volksgenoot zijn”. Over niet-staatsburgers wordt verder nog gezegd dat immigranten die geen Duits burger zijn slechts als gast in het land kunnen wonen, onderhevig aan vreemdelingenwetgeving (punt 5), dat niet-staatsburgers uitgezet kunnen worden als het onmogelijk is de hele bevolking te onderhouden (punt 7), en dat immigratie verboden is en alle immigranten die na 2 augustus 1914 het land in zijn gekomen, zullen worden uitgezet (artikel 8). Geen specifieke oproep om joden het land uit te zetten. Ze kunnen geen staatsburger zijn en hebben ook niet de rechten van staatsburgers. Het is een racistisch uitsluitingsbeleid, impliciet anti-joods, en de geest ervan zien we, nadat de nazi’s eenmaal de macht hadden, in opeenvolgende wetgeving en beleid tot uiting komen.

In punt 24 is nog een tweede rechtstreeks anti-joodse verwijzing te vinden. Dat artikel beleidt godsdienstvrijheid, voor zover die “geen gevaar vormt voor de Duitse staat of de concepten van fatsoen en moraliteit van het Duitse ras beledigt”. Dat is indirect antisemitisch, want elke lezer destijds begreep wiens godsdienst volgens nazi’s een belediging was voor “het fatsoen en de moraliteit van het Duitse ras”. Er volgt dan nog een pleidooi voor een strijd tegen de “joods-materialistische geest”, wat dat ook wezen mag. Dat is de tweede en laatste rechtstreekse verwijzing naar joden of jodendom in de tekst, en daarvoor moet je dan doorlezen tot bijna het eind ervan.

Antisemitisme is duidelijk niet het thema waarmee de nazi-partij dacht de kiezers binnen te slepen. Dat blijkt ook uit waar de rest van de tekst uit bestaat. Het begint met een pleidooi om alle Duitsers bijeen te brengen in één Groot-Duitsland, een afwijzing van het verdrag van Versailles, een pleidooi voor grondgebied om te koloniseren. Verder allerlei maatregelen ten gunste van middenstanders en boeren, maatregelen tegen werkloosheid en tegen woekerrente, en om “profiteurs” “te bestraffen met de dood, ongeacht godsdienst of ras” – al wist iedereen dat ook het afgeven op renteniers- en bijbehoren profiteursgedrag inspeelde op oeroude antisemitische clichés.

De nazi’s probeerden te scoren, niet door hun jodenhaat van de daken te schreeuwen, maar door de bevolking op te stoken via nationalisme, en aan zich te binden via sociaal-economische beloften. Insinuaties en indirecte hints deden vervolgens hun antisemitische werk. Anti-joodse uitsluiting- en onderdrukkingspolitiek hoorde bij de kern van de nazi-doelen. Maar om mensen achter de nazi’s te krijgen gebruikte de NSDAP kennelijk vooral andere, algemeen-nationalistische thema’s, plus onvrede over de beroerde materiële positie waarin veel mensen, in de crisistijd maar ook al daarvoor, verkeerden.

Anti-moslimisme

Anti-moslimisme* is voor Wilders en zijn PVV ongeveer wat antisemitisme was voor Hitler en zijn NSDAP: hét thema, dé opgestookte haat tegen een bevolkingsgroep die niet alleen als minderwaardig, maar vooral als zeer bedreigend wordt neergezet. De parallel is evident. De NSDAP-chef ging maar door over het “wereldwijde joodse complot”, het “wereldjodendom” dat voor alle maatschappelijk kwaad verantwoordelijk zou zijn, van de “plutocratie” tot en met het “bolsjewisme”. De PVV weet op haar beurt van geen ophouden over “islamisering” en “1.400 jaar jihad”, en brengt dat in verband met dat andere spookbeeld, de “massa-immigratie”. En met de EU die in het PVV-verhaal functioneert als een modern Verdrag van Versailles.

Het doelwit van de haat is veranderd. De door opgeklopte angstbeelden en stelselmatig opgeroepen nachtmerriebeelden aangewakkerde haat is zeer gelijksoortig. Beide politieke formaties en hun woordvoerders brachten hun haat als antwoord op wat geschetst werd als een acute crisis: het vaderland, de natie, was in groot gevaar, en kon slechts door een hardhandig proces van wedergeboorte en zuivering gered worden. Dit beeld van nationale crisis-en-wedergeboorte is typerend voor het fascisme als verschijnsel door de jaren heen. Bij die zuivering hoorde destijds een gewelddadige afrekening met het “wereldjodendom”; vandaag de dag staat een soortgelijke afrekening met “de islam” op de agenda. Alweer: de overeenkomst is griezelig treffend.

Verschillen

Maar tegelijk: wat een verschil in die programmateksten! De PVV-tekst stopt het anti-moslimisme niet weg in punt 4 en punt 24. Het opent ermee, onder het kopje “Nederland de-islamiseren”. En dan komt de opsomming: immigratie stopzetten, “preventieve opsluiting radicale moslims” – oftewel: mensen opsluiten puur wegens opvattingen – en zo nog een en ander. En dan afsluitend: “Alle moskeeën en islamitische scholen dicht; verbod Koran”. Dat komt neer op een rechtstreekse afschaffing van de godsdienstvrijheid, en gaat veel verder dan de verdekte uitholling van die vrijheid waar de NSDAP in haar programma mee kwam. Nergens in het geciteerde 25-puntenprogramma werd gepleit voor de sluiting van synagogen, en het verbieden van Thora en/of Talmoed, joodse godsdienstige boeken en als zodanig met de Koran te vergelijken, ontbreekt daar eveneens. Op deze punten is de PVV dus veel explicieter dan de NSDAP. Dat weerhield nazi’s er niet van om synagogen in brand te steken toen ze het moment rijp achtten. Maar zoiets als de grove openlijkheid van de PVV in haar anti-moslimisme zien we in de NSDAP-programmatekst niet. De PVV gaat in haar haatpropaganda opmerkelijk veel openlijker te werk nog dan de nazi’s voordat ze de macht hadden veroverd.

Dat is naar mijn idee geen verschil in hatelijkheid tussen de twee nazi-chefs. Wilders is niet ‘erger’ dan Hitler, niet haatdragender – al is het omgekeerde ook nauwelijks hard te maken. Het is eerder een verschil in context en vooral van inschatting van die context. Klaarblijkelijk dachten Hitler en zijn propagandachef Goebbels dat antisemitisme niet de manier was om verkiezingen te winnen. Afrekenen met het “joodse gevaar” kon voor hen pas als ze de macht hadden, en om de macht te veroveren zagen ze meer brood in algemene nationalistische retoriek plus inspelen op grieven van middenstanders, werklozen, boeren, arbeiders, ondernemers (zolang ze maar van “het Germaanse ras” waren). Eenmaal aan de macht kon dan, wat de nazi’s betrof, de afrekening op gang komen. We weten waar dat op uitdraaide.

Wellicht schat Wilders echter in dat hameren op “de islam” als ultiem gevaar wel een grote kiezerstrekker is, wel de manier om te scoren en de macht te veroveren via de stembus. Kennelijk is anti-moslimisme vandaag de dag voor nazi’s wat antisemitisme destijds minder was: niet alleen een doelstelling van nazi-beleid, maar ook een handvat en breekijzer naar de macht toe. Het huiveringwekkende is dat die inschatting van Wilders – dat anti-moslimisme scoort, dat je daarmee menigten achter je krijgt, in de stembus en in toenemende mate ook op straat – nog wel eens zou kunnen kloppen ook.

Hints

Een andere verklaring kan zijn dat destijds het antisemitisme zodanig wijd verbreid was dat jodenhaters aan hints en verwijzingen genoeg dachten te hebben. Het expliciet beklemtoonde anti-moslimisme van nu zou dan eerder wortelen in het gevoel dat de boodschap er extra hard moet worden ingehamerd. Maar ook dan is kennelijk het idee dat zoiets werkt, dat het aanslaat bij kiezers. En wederom: er zijn bepaald aanwijzingen dat deze inschatting feitelijk niet onjuist is.

Daar ligt dan ook een stevige en zeer dringende taak voor tegenstanders van het PVV-fascisme: in het stelselmatig terugdringen van het anti-moslimisme waar die partij op bouwt, of dat nu de vorm van een “boerkini”-verbod aanneemt, van stereotype weergave van moslims als terrorist, of van de akelige optochten van haatclub Pegida en geestverwanten waarvan er op 11 september weer een dreigt plaats te vinden. Dat is een kwestie van weerspreken van giftige geluiden; het is tegelijk een kwestie van blokkeren van giftige activiteiten. Geen duimbreed ruimte gunnen aan het PVV-fascisme. En nu aan de slag.

Peter Storm
(Dit artikel verscheen, onder een andere titel, eerder op Ravotr.)

Noot:
* Ik verkies het woord “anti-moslimisme” boven het woord “islamofobie”, om twee redenen: allereerst is haat geen “fobie”, geen ziekelijke angst waar mensen weinig aan kunnen doen. In de tweede plaats richt die haat zich niet tegen een doctrine, maar tegen mensen en gemeenschappen van mensen: het zijn moslims die met rechteloosheid en geweld worden bedreigd. Niet “de islam”. Het woord “anti-moslimisme” kwam ik tegen op een blogstuk of Facebook-post van Jochem de Vries, enkele jaren terug, die zijn keuze voor dat woord destijds ook overtuigend motiveerde. Dank!