Racisme tegen Aziaten bestaat niet

Toch krijg ik, als tweedegeneratie Chinese, regelmatig racistische opmerkingen te horen. We kennen het allemaal wel. Chinezen praten grappig, hebben lelijke spleetogen, eten hond, lijken allemaal op elkaar en onze namen klinken als pannen die tegen elkaar aan worden geslagen. Maar zodra ik er iets van zeg, ben ik ‘overgevoelig’. Waar maak ik me druk om. Het is maar een grapje. Verjaardagen vieren op de basisschool was altijd weer een feest, als de hele klas “Hankie pankie Shanghai” begon te zingen. Mijn opa en oma leerden mij ook Chinese kinderliedjes, maar daar leek deze oortyfus in geen enkel opzicht op. Rare klanken die de Chinese taal imiteerden en de naam van een grappig klinkende stad. Alle kinderen draaiden zich dan grijnzend om naar mij, het enige Chinese kind in de klas. “Waarom zing je niet mee? Het is toch jouw cultuur?” Vooral leuk als ze hun ogen tot spleetjes trokken, om me een huiselijk gevoel te geven. Fijnste was als de juf luidkeels meezong. Regelmatig word ik, net als veel andere Aziaten, op straat nageroepen met “ni hao!”, “konnichiwa!” of the good ol’ “ching chang chong!”. Vaak volgt een hoog gegil á la Bruce Lee en “Me love you long time! Ten dollar sucky sucky!”. Een keer werd ik in Amsterdam een hele straat achtervolgd door twee mannen die willekeurige woorden zoals “sushi!”, “happy ending!” en “wasabi!” naar me schreeuwden. Of toen ik met mijn moeder voor ons huis een oude stofzuiger ging legen. Twee Nederlandse mannen vroegen of we schoonmaaksters waren. Het was geen grap, ze waren echt op zoek naar een schoonmaakster. “Oh nee, was het niet racistisch bedoeld hoor! Als je een Nederlandse man van in de 60 was, had ik precies hetzelfde gedacht.” Ik had de stofzuigerslang nog net niet anaal bij hem ingebracht.

Sjaan in Racisme tegen Aziaten bestaat niet (Wobblecat)