De slavenhandel door de ogen van een ambtenaar

Het boek
Het boek.

Het boek “Van Elmina naar Paramaribo” vertelt het verhaal van het schip de Coninck Salomon dat in 1686 vijfhonderd tot slaaf te maken Afrikanen moest gaan ophalen aan de westkust van Afrika om ze af te leveren in Suriname. Het boek is gebaseerd op de notities van ambtenaar Jan Wils.

De titel en omslag doen bijna vermoeden dat het hier om een roman gaat, maar de auteur, dr. Frank Dragtenstein, is historicus (gespecialiseerd in slavernij- en koloniale geschiedenis) en “Van Elmina naar Paramaribo” is een geschiedkundig werk.

De eerste helft van het boek (deel I) schetst de historische context van de reis van de Coninck Salomon. De lezer leert over strooptochten en mensenroof, over de paus die de Portugezen namens God het alleenrecht gaf op het exploiteren van Afrika (hetgeen niet algemeen bekend was en dus ook niet werd gerespecteerd door andere Europese machten), over het belang van de forten die er aan de kust van Afrika gebouwd werden, over de rol van nakomelingen van Portugese mannen en Afrikaanse vrouwen in de (slaven)handel, over de totstandkoming van de Nederlandse dominantie aan de Goudkust en over de verschillende tactieken die gebruikt werden om aan tot slaaf te maken mensen te komen.

Voor mij nieuwe informatie was dat wij Europeanen niet zelden stammenoorlogen instigeerden of stimuleerden omdat de krijgsgevangenen dan gekocht konden worden om hen tot slaaf te maken. Hierbij werd er niet voor geschroomd om beide zijden van wapens te voorzien – we konden immers alleen maar winnen. Je moet je best doen om niet de parallellen te zien met de huidige wereldpolitiek waarin oorlogen een verdienmodel zijn voor machtige westerse wapenhandelaren.

Waar ik me ook niet zo van bewust was, is het strategische belang van de forten bij het uitbuiten van de plaatselijke bevolking. Wij bouwden – veelal onder valse voorwendselen – grote forten aan de kust die voor de minder goed bewapende lokale bevolking onneembaar waren en gebruikten deze vervolgens om de lokale bevolking uit te buiten door middel van onder andere het heffen van belastingen en het afdwingen van arbeid.

Eigen mensen verkopen

In discussies over het slavernijverleden komt vaak het argument op de proppen dat Afrikanen hun eigen mensen verkochten aan de Europeanen. Dit is een bijzondere versie van de werkelijkheid die de volstrekt ongelijke machtsverhoudingen voor het gemak volledig buiten beschouwing laat. Wat is het dat maakt dat mensen in gesprekken over systematische onderdrukking zo vreselijk graag willen blijven uitgaan van een “level playing field”? Is dat een manier om de confrontatie met je eigen schaamte en schuldgevoelens uit de weg te gaan?

Deel II van het boek gaat in op de reis van de Coninck Salomon aan de hand van de notities van Jan Wils. De notities zijn door Dragtenstein vertaald naar een voor niet-historici leesbaar Nederlands. Ze zijn summier, maar geven toch een redelijk beeld van wat er zoal gebeurde aan boord van een slavenschip.

Elke dag wordt het schip gespoeld, gewierookt en soms ook besprenkeld met azijn. Dit alles moet als bedoeling hebben gehad om de verschrikkelijke stank aan boord te verdrijven. Tegen het einde van de reis is de stank kennelijk zo onhoudbaar dat men in het vooronder een “lopend vuurtje” aanlegt van buskruit om “de viezigheid uit het schip te trekken”. Hoewel schepen destijds doorgaans een “poepdek” (soort toilet aan de zijkant; gat waardoorheen je ontlasting in het zeewater viel) hadden, zaten de tot slaaf gemaakte Afrikanen aan elkaar vastgeketend en is het maar de vraag of er überhaupt sanitaire voorzieningen voor hen waren. Het houden van dieren (onder andere varkens) voor consumptie zal ook niet hebben bijgedragen aan de geurbeleving.

Hoewel Wils eigenlijk alleen droge feiten vermeldt, hoef je niet veel fantasie te hebben om je het extreme leed van de ‘handelswaar’ voor te stellen. Vrijwel dagelijks stierven er Afrikanen. Zij werden overboord geworpen. Tegen het einde van de reis braken er besmettelijke ziekten uit (quarantaine werd gerealiseerd door mensen in een volgbootje te leggen met een zeil erover, net zo lang tot ze beter waren, of dood). De tot slaaf gemaakten werden in leven gehouden, maar ternauwernood. Als er eentje aan de honger dreigde te bezwijken (en dat gebeurde nogal eens), kreeg die wat extra rantsoen (onder andere gort en palmolie). De gevangenen kregen bijna dagelijks alcohol toegediend. Dit zou hen rustig moeten houden, maar er werd ook gedacht dat het tegen ziekten zou helpen. Bij scheurbuik werden er wat citrusvruchten gegeven om te voorkomen dat er mensen stierven. Eén mannelijke slaafgemaakte beroofde zich van het leven door overboord te springen. De indruk die je krijgt, is dat veel van de tot slaaf gemaakte mensen een groot deel van de reis op het randje van de dood zweefden.

‘Hoogtijdagen’

Een vraag die het boek niet beantwoordt en die ik mezelf wel stelde toen het aan de orde kwam: een deel van de meegebrachte mensen werd simpelweg afgeschreven, als onverkoopbaar beschouwd (te oud, te zwak, te ziek…). Werden zij gedood? Voor heel weinig geld verkocht?

Het boek van Dragtenstein is redelijk toegankelijk, maar het is geen boek dat je in een paar dagen wegleest. Het is wel zeer de moeite waard. Door wat Wils opschreef – maar ook en misschien wel nog meer door wat hij niet opschreef – vormt zich een beeld van de houding van de Europeanen jegens hun menselijke ‘handelswaar’ en van de gang van zaken op het slavenschip en bij de interacties met de mensen die woonachtig waren aan de kust van West-Afrika. Hoe meer ik leer over de slavenhandel, hoe onbegrijpelijker ik het vind dat wij nog steeds trots zijn op deze ‘hoogtijdagen’ van onze natiestaat.

“Van Elmina naar Paramaribo”, Frank Dragtenstein. Uitgeverij: WalburgPers, € 19,90. ISBN: 9789462492523.

Petra de Jong