Studenten in verzet tegen afschaffing van studiefinanciering

Oproep.
Oproep.
Eind mei werd bekend dat minister Jet Bussemaker samen met de VVD, PvdA, D66 en GroenLinks overeenstemming had bereikt over de afschaffing van de studiefinanciering. In plaats van nog langer deze “stufi” te kunnen ontvangen moeten nieuwe studenten vanaf september 2015 de kosten voor hun opleiding bij elkaar gaan lenen en die lening na hun studie terugbetalen.

Volgens Bussemaker is dat eerlijk, want nu moeten “lage inkomens via de belastingen de opleiding betalen van degene die na een studie anderhalf tot twee keer meer gaat verdienen”. Deze redenering heb ik al vaker voorbij zien komen. Zo zei PvdA-er Wouter Bos ooit dat “de slager om de hoek nu mee betaalt aan de studie van een advocaat”. Die argumentatie deugt van geen kant. Stel dat een student het inderdaad schopt tot advocaat, dan verdient hij of zij inderdaad meer dan die slager, en dus betaalt hij of zij ook meer belasting. Dan zou je beter kunnen stellen dat de advocaat via de belastingen zijn of haar studie weer terugbetaalt aan de overheid. Die slager heeft daar niets meer mee te maken.

Waar ik me bij deze argumentatie nog meer aan irriteer, is de stellingname dat studenten na hun studie meer zouden gaan verdienen. Volgens Bussemaker is dat blijkbaar een feit, maar mijn persoonlijke ervaringen leren me dat dat helemaal niet het geval hoeft te zijn. Ik ben zelf een jaar geleden afgestudeerd aan een universiteit en ben sindsdien werkloos. En met mij zijn er nog zoveel andere afgestudeerden die geen uitzicht hebben op een baan. Dat is al vervelend genoeg, maar dankzij Bussemaker en haar vriendjes moeten toekomstige afgestudeerden zich ook nog eens extra druk maken om hun torenhoge studieschuld.

Bedrijfsleven

Want hoog wordt die schuld zeker. Momenteel is de gemiddelde studieschuld vijftienduizend euro. Volgens Bussemaker zal die schuld door het leenstelsel stijgen naar eenentwintigduizend euro. Eenentwintigduizend euro schuld, alsof dat niets is! Haar schatting blijkt ook nogal aan de lage kant te zijn. NRC-next berekende eerder dat het gemiddelde leenbedrag voor uitwonende en thuiswonende studenten samen ruim drieduizend euro hoger uitvalt dan de minister aangeeft. Voor uitwonende studenten zal het bedrag zelfs zevenduizend euro hoger kunnen uitvallen dan het bedrag waar de minister van uitgaat. Zeker een torenhoge studieschuld dus, en dat zijn alleen nog maar de cijfers voor studenten die hun studie afronden binnen de voorgeschreven termijn van drie of vier jaar. Studenten die een jaartje langer over hun studie doen, moeten zich zo nog eens duizenden euro’s extra in de schulden steken.

Dat studenten volgens Bussemaker na hun opleiding veel meer zullen gaan verdienen, impliceert ook dat alle studenten bij hun studie- en beroepskeuze financiële overwegingen vooropstellen. De hoogte van hun inkomen na de studie zou dus de voornaamste reden zijn voor de studiekeuze. Ik vind zo’n standpunt kwalijk. Er is niets mis met nadenken over je toekomst, maar je toekomst gaat om veel meer dan alleen om je inkomen. Ik koos mijn opleiding uit interesse. Ik wilde mezelf verder ontwikkelen op een gebied waar ik belangstelling voor heb. Ik ben niet gaan studeren om het geld. Deze keuzevrijheid hebben toekomstige studenten niet meer. Zij moeten bij het maken van hun studiekeuze voortaan altijd een rekensom maken. “Ga ik met deze studie later wel genoeg verdienen om mijn lening af te lossen?”, moeten ze zich gaan afvragen. Opleidingen die geen goede aansluiting hebben bij het bedrijfsleven en waarbij weinig kans op werk is, zullen bij voorbaat al afvallen. Geld wordt dus het belangrijkste motief bij het maken van een studiekeuze.

Studeren voor de rijken

Geld zal ook een belangrijke factor worden bij iemands keuze om überhaupt te gaan studeren. Om studeren mogelijk te maken hebben studenten uit gezinnen met lage inkomens nu in ieder geval nog hun basisbeurs en een aanvullende beurs. Vanaf september 2015 wordt studeren toch echt iets voor de rijken. “Maar we hebben ook aan de studenten met lage inkomens gedacht”, proberen D66 en GroenLinks tegen te sputteren. Inderdaad hebben deze partijen “wat verzachtende kantjes ingebouwd”, om met Peter Storm te spreken, die onlangs een sterk artikel schreef over het leenstelsel. Zo hopen die partijen om hun imago van progressieve belangenbehartigers voor het onderwijs en voor studenten in stand te houden.

Vooral voor studenten uit gezinnen met lage inkomens komt de afschaffing van de basisbeurs hard aan. De toegang tot hoger onderwijs wordt voor studenten uit armere kringen nog veel sterker belemmerd dan nu al het geval is. Dat is bijzonder schadelijk. Om de schijn te kunnen ophouden dat die schade valt te beperken, kunnen studenten ook volgens het nieuwe stelsel een aanvullende beurs krijgen, die zelfs iets hoger is dan de huidige aanvullende beurs. Ook wordt het maandelijkse aflossingspercentage van twaalf procent verlaagd naar vier procent. Daarnaast wordt de aflossingstermijn verlengd van vijftien naar vijfendertig jaar. Dat betekent alleen maar dat de overheid over een langere termijn rente kan innen en dat studenten nog vijfendertig jaar lang door hun studieschuld worden achtervolgd. Maar ook met die aanvullende beurs moeten studenten zich enorm in de schulden steken. Armere studenten zijn daar het eerst de dupe van. Onderwijs wordt zo steeds meer een voorrecht voor de rijken.

Actie

Op 20 juni bleek in Groningen dat studenten het er niet zomaar bij laten zitten. Daar demonstreerden honderden jongeren voor het behoud van de studiefinanciering. De actie was onder meer door ROOD georganiseerd en vormde de aftrap voor demonstraties door het hele land. Een paar dagen later, op 24 juni, werd er ook in Utrecht gedemonstreerd. Daar deden ook de Kritische Studenten Utrecht aan mee. Weer enkele dagen later, op 27 juni, was er ook in Amsterdam een demonstratie. Deze demonstraties dienen als een voorzet voor acties die na de zomer gaan plaatsvinden. Daar kijk ik reikhalzend naar uit.

Shirley de Vet