Terecht dat de Vrije Universiteit Armeense genocide-ontkenner weert

Armeense genocide ontkenner Justin McCarthy.
Armeense genocide ontkenner Justin McCarthy.

Vorige week maakte de Vrije Universiteit bekend dat een lezing van de omstreden Amerikaanse historicus en Armeense genocide-ontkenner Justin McCarthy niet mocht plaatsvinden. Die lezing was georganiseerd door studentenvereniging Anatolia. Dat is een van de vele organisaties die in Nederland en elders opereren als een soort buitenlandse afdeling van de Turkse regeringspartij AKP.

Op zich zou ik er niet zo snel voor zijn om een lezing op een universiteit geen doorgang te laten vinden. Maar in dit geval denk ik dat een verbod wel terecht is. Het gaat hier puur om een propaganda-offensief van de Turkse staat en haar regering, en het heeft dus niets te maken met een democratisch en open debat. De universiteit doet er goed aan om geen plek te bieden aan AKP-propaganda die ook nog eens gaat over het leed van miljoenen slachtoffers. De genocide mag dan honderd jaar geleden hebben plaatsgevonden, maar de ontkenning ervan speelt tot op de dag van vandaag een belangrijke rol bij het levend houden van het Turkse nationalisme en racisme.

Het ontkennen van de Armeense genocide voedt het Turkse nationalisme op een zodanige wijze dat het vrijwel het gehele politieke spectrum van de fundamentalistische AKP en de extreem-rechtse MHP tot aan de ‘linkse’ CHP tot één blok kan vormen. Dat zagen we onlangs nog toen de paus de Armeense genocide (ten onrechte) tot eerste van de twintigste eeuw had verklaard.

Er is ontzettend veel feitenmateriaal over de Armeense genocide beschikbaar. En in de archieven van de Turkse staat zit nog veel meer, hoewel die nog niet opengesteld zijn voor onderzoekers. Het probleem is echter dat de Turkse staat en haar regering geenszins geïnteresseerd zijn in deze feiten en dat ook nooit geweest zijn. In plaats van de feiten heeft men van de ontkenning een staatsideologie gemaakt. Het standpunt van Turkije is inmiddels breed bekend, en daar hoeven we hier dus niet verder op in te gaan.

Voor iedereen die echt wil weten hoe het gegaan is, zijn er genoeg bronnen om zich in te verdiepen. De historicus Taner Akcam heeft bijvoorbeeld de afgelopen jaren veel over de genocide gepubliceerd. Volgens hem was de genocide niet alleen een fysieke vernietiging, maar ook een totale zuivering van alles dat Armeens was, zoals de cultuur, het sociale leven en het totale erfgoed van die gemeenschap. Hij laat zien dat de Armeense genocide feitelijk ‘slechts’ het begin was van een rode lijn door de geschiedenis van de moderne Turkse staat. In de honderd jaar daarna heeft die staat vanuit een nationalistische ideologie voortdurend geprobeerd om genocide te plegen op diverse bevolkingsgroepen binnen de staatsgrenzen.

De nationalistische ideologie die de krachten bundelde voor de oprichting van de Turkse republiek had twee pilaren: de soennitische islam en het Turkisme (het Turkse nationalisme). Op basis daarvan wist men de mythe van “het Turkse volk” tot leven te brengen. Ook het kemalisme (genoemd naar de “Vader des Vaderlands” Kemal Atatürk) kwam voort uit deze ontwikkeling.

Na de oprichting van de Turkse republiek gingen de zuiveringen onder leiding van de kemalisten gewoon door. Na het uit de weg ruimen van de christelijke Armeniërs door de Jon Turkler (Jonge Turken), die hen als gevaar zagen voor de Turkse islamitische eenheid, was de klus nog niet geklaard, zoals de leider van de genocide Talat Pasha zei. Want binnen de grenzen van de nieuwe staat waren er ook na de bevrijdingsoorlog nog diverse andere geloven en nationaliteiten. Twee grote opstanden van Koerden werden bloedig neergeslagen. In 1928 van soennitische Koerden onder leiding van Seyh Saïd en in 1938 van alevitische Koerden in Dersim onder leiding van Seyit Riza. Beide leiders werden opgehangen. In Dersim vond daarop een massale vernietiging, assimilatie en deportatie plaats.

De politiek van de staat om de bevolking te homogeniseren liet ook in de jaren daarop bloedige sporen na. Vaak ging men op ongeveer dezelfde manier te werk met propagandatechnieken tegen minderheden om hen te vernietigen of te verdrijven. In september 1955 werd bijvoorbeeld in rechtse kranten het gerucht verspreid dat het geboortehuis van Atatürk in het Griekse Thessaloniki was gebombardeerd. Daarop werden dagenlang huizen en winkels van de Griekse, joodse en Armeense minderheden door nationalisten geplunderd. Mensen werden vermoord en vrouwen verkracht. Linkse intellectuelen, zoals Aziz Nesin die in de jaren negentig nog eens slachtoffer zou worden van een andere lynchcampagne, werden aangewezen als aanstichters en vastgezet. Later bleek het verhaal van het bombardement niet te kloppen, maar toen was een groot deel van de resterende minderheden het land al ontvlucht. Tot op de dag van vandaag heeft niemand verantwoording afgelegd voor deze episode.

De oprichting van de Turkse republiek had de alevitische gemeenschap hoop gegeven op meer rechten en op een einde aan de onderdrukking onder het Ottomaanse rijk. Maar de meeste alevieten bleven toch tweederangs burgers. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat alevieten zich massaal aangetrokken voelden tot de linkse beweging die streed voor een rechtvaardige samenleving. Dat werd hen niet in dank afgenomen. Ze werden steevast door de staat en de nationalisten aangewezen als zondebok voor alles dat in hun ogen fout was.

Eind jaren 70 werden vooral in steden als Maras en Corum slachtingen onder alevieten aangericht na vergelijkbare propaganda als in 1955 tegen christelijke en joodse minderheden. Alevieten zouden een moskee in brand hebben gestoken, zo werd in diverse lokale kranten geschreven. Ook zouden ze in Corum het stedelijk drinkwater vergiftigen om massaal Soennieten te vermoorden, enzovoorts. Zoals gebruikelijk bleken al deze verhalen later leugens, maar er werd geen enkele dader, opdrachtgever of verantwoordelijke voor de slachtingen veroordeeld.

De jaren tachtig stonden in het teken van de Koerdische opstand onder leiding van de bevrijdingsbeweging PKK. Er vielen meer dan dertigduizend doden. Met name in de jaren negentig zette de Turkse staat massaal in op moordpartijen, martelingen en deportaties. Het bestaan van Koerden werd door de staat simpelweg ontkend. De vele moorden door paramilitairen van de staat zijn nooit opgehelderd, en het platbranden van ontelbare dorpen en de deportaties van de bewoners zijn nog altijd onbespreekbaar.

We kunnen aan deze zwarte lijst nog wel meer misdaden toevoegen. Zoals de pogroms op de joodse bevolking na de oprichting van de republiek. Daar wordt ook bijna geen onderzoek naar gedaan. Zoals de slachting in Sivas in 1993, waar wederom alevieten en linkse intellectuelen het doelwit waren, waaronder ook weer Nesin. Of zoals het bloedbad in de wijk Gazi in Istanboel.

Veel van deze gebeurtenissen liggen nog vers in het geheugen. Ze hebben niet honderd jaar geleden plaatsgevonden. De feiten zijn vastgelegd in beeld en geluid. Er zijn getuigen. Het valt niet te ontkennen dat het misdaden tegen de menselijkheid zijn geweest. Misdaden waarvan de daders en de opdrachtgevers bekend zijn. De kern van het verhaal is dat de Turkse staat en haar rechtse opiniemakers helemaal niet geïnteresseerd zijn in zulke historische feiten, in menselijk leed of wat dan ook. Want anders zouden ze zich wel druk maken om alle genoemde massamoorden, moorden die nooit opgehelderd zijn, verdwijningen, martelingen, deportaties en de bijbehorende gedwongen assimilatiepolitiek. Dat is niet in hun belang. Simpelweg omdat ze zelf de daders zijn. Je kunt van pathologische moordenaars niet verwachten dat ze menselijkheid betonen aan hun slachtoffers.

De huidige machthebbers zetten het beleid voort dat ideologisch ontwikkeld en in praktijk gebracht is door Armeense genocide-plegers als Talat Pasha en Enver Pasha. Hun nationalistische ideeën zijn niet onschuldig. Ze dienen ergens voor: om moord en vernietiging in naam van de Turkse eenheid te rechtvaardigen. Universiteiten lijken me niet de plaats voor zulke propaganda.

Bülent Yilmaz