Trek geen onnodige parallellen tussen racisme en speciësisme

Ik ben nu sinds een jaar of dertien veganist. In tegenstelling tot wat velen denken, is dat wat mij betreft helemaal geen nodeloos complexe of vreugdeloze manier van leven – integendeel. Het is een hele praktische en relatief eenvoudige manier om in je dagelijks leven een klein verschil te maken. Veganisme vertrekt vanuit het oogpunt dat ook dieren kunnen lijden, en dat hen een hoop lijden en ellende bespaard kan blijven door simpelweg hun eieren, melk en lichamen niet te eten. Bovendien vormt de grootschalige veehouderij een grote bedreiging voor natuur, klimaat, volksgezondheid, welvaartsgelijkheid en voedselsoevereiniteit. Ondanks dat heb ik de laatste jaren steeds meer moeite met het discours van sommige dierenrechtenactivisten. Niet omdat ik het oneens ben met hun conclusies (zoals gezegd: ik ben en blijf zelf een overtuigd veganist), maar vooral omdat veel van hen het nodig vinden om allerlei onnodige parallellen te trekken tussen verschillende vormen van uitbuiting en onderdrukking. Dit betoog is daar een mooi voorbeeld van. De auteur richt zich in het bijzonder tot “de anti-racist” – want (anti-)racisme heeft de laatste tijd nu eenmaal de nodige aandacht gekregen in het publieke debat. Impliciet schrijft hij die anti-racist een zekere mate van hypocrisie toe. Hoe kan je immers pleiten voor gelijkheid tussen mensen, als je tegelijkertijd blind bent voor het leed dat andere, niet-menselijke dieren wordt aangedaan? “Speciësisme” – kort gezegd: het maken van onderscheid op basis van soort – is immers hetzelfde als racisme of seksisme? Het zijn toch allemaal vormen van discriminatie? Waar ik me aan erger is de intellectuele luiheid. Racisme en seksisme zijn, ieder op hun eigen manier, ontzettend complexe en diepgewortelde maatschappelijke mechanismen. Natuurlijk zijn ze op allerlei manieren nauw met elkaar verweven – en hetzelfde kan inderdaad gezegd worden van de manier waarop we, in ieder geval in de “westerse” wereld, gewoon zijn om niet alleen de mens, maar ook dier en natuur als exploiteerbare productiebronnen te zien. Maar dat maakt nog niet dat die mechanismen allemaal op dezelfde manier functioneren, of dat ze altijd tot elkaar te herleiden zijn. Het maakt ook niet dat we de strijd tegen racisme of seksisme per definitie moeten vergelijken met die tegen de bio-industrie, of dat we anti-racisten (al dan niet impliciet) van hypocrisie mogen beschuldigen. En het betekent zéker niet, tot slot, dat we eenvoudigweg “ras” voor “species” mogen vervangen, om vervolgens te pretenderen dat we het in wezen over hetzelfde “isme” hebben. Dat is wellicht een handig, retorisch trucje. Maar inhoudelijk verklaart dit helemaal niets, en wat mij betreft reduceert het een zeer verdedigbaar, relevant standpunt tot een karikatuur van zichzelf. En, wat erger is: zo instrumentaliseer je het onrecht dat sommigen wordt aangedaan, om het te gebruiken als retorisch middel in de strijd tegen een ander onrecht. Een basisvoorwaarde voor intersectionaliteit is juist dat je verschillende vormen van uitbuiting of onderdrukking – en de strijd daartegen – niet altijd tot elkaar probeert te reduceren. Het vooronderstelt juist dat je zowel de intersecties *als* de verschillen tussen die mechanismen erkent (en merk daarbij op dat het woord “intersectie” echt iets anders betekent dan “parallel”). Alleen op die manier komen we tot de slotsom dat de verschillende strijden tegen kapitalisme, racisme, seksisme of de uitbuiting van niet-menselijke dieren en natuur allemáál nodig en legitiem zijn, zonder één of enkele van die voorbeelden tot een tweede plan te reduceren. En zonder de strijd van de één te instrumentaliseren in een strijd voor de ander.

Mathijs van de Sande over Beste antiracist, kunnen we even praten over speciësisme? (Mo.be)