Truus Menger-Oversteegen (1923-2016): een strijdster die doorging

Truus groeide op in de rode Zaanstreek, in een al even rood nest. Haar ouders waren net als de ouders van mijn grootmoeder actief in de Internationale Rode Hulp, een organisatie die verbonden was met de Communistische Partij. Lang voor de Duitse inval hielpen ze Duitse en Joodse vluchtelingen illegaal de grens over. In haar memoires benadrukte ze dat de overgang van verzet tegen de conservatieve Nederlandse regering naar verzet tegen het nazibewind in eerste instantie niet zo groot was als hij misschien nu lijkt. Hun eerste lessen in de ondergrondse leerden ze als kind in de jaren dertig. Het verzetswerk tegen de nazi’s bestond in het eerste oorlogsjaar nog uit herkenbare activiteiten: het ronddelen van pamfletten, illegale kranten verspreiden, en hulp aan vluchtelingen. Maar met het begin van de razzia’s tegen Joodse Nederlanders en het bloedig neerslaan van de Februaristaking in 1941 groeide de repressie, en verhardde ook het verzet. Frans van der Wiel (commandant van de Raad Van Verzet) benaderde de toen zeventienjarige Truus en haar twee jaar jongere zusje Freddie om, zoals Truus het zelf in haar memoires zei, “partizaan” te worden. Beiden traden toe tot wat een van de meest geruchtmakende gewapende verzetsgroepen in Nederland zou worden. In 1943 sloot “het meisje met het rode haar” Hannie Schaft zich bij hen aan. Hun werk bestond uit sabotagedaden, reddingsacties voor Joodse kinderen en het liquideren van verraders.

Pepijn Brandon in Truus Menger-Oversteegen (1923-2016): een strijdster die doorging (IS)