Van dwangarbeid naar strafkorting

Logo van het dwangarbeidcentrum in Goes
Logo van het dwangarbeidcentrum in Goes.

“Er is hier gewoon geen werk”, zegt Hannah, een dertigjarige vrouw uit Goes. Ze heeft sinds drie jaar een bijstandsuitkering. “Ik krijg regelmatig mails van de gemeente met vacatures uit de omgeving. Op het eerste gezicht lijkt het alsof er nu net zoveel werk is als een tijd geleden. Maar eerst stonden er alleen vacatures uit Goes en omstreken in de mails, en nu zijn het de vacatures van de hele provincie Zeeland. Als je geen auto hebt, dan is er vanwege de afstand bijna geen baan geschikt voor je. Maar de klantmanagers doen alsof er niets aan de hand is.”

“Mijn klantmanager ontwijkt mijn vragen over kansen op betaald werk. Ze blijft erop hameren dat het mijn eigen verantwoordelijkheid is dat ik uit de bijstand kom. Ze blijft herhalen dat ik maar beter naar werk moet zoeken. Ze benadrukt steeds opnieuw dat de gemeente alleen maar ondersteunt, en dat ik zelf niet achterover mag gaan leunen. Dat is natuurlijk gemakkelijk gezegd van haar. Ik denk dat het op het moment helemaal geen zin heeft, dat solliciteren. Ik word toch niet aangenomen. Ik sta er heel negatief in. Misschien zou ik wat positiever moeten zijn, maar dat lukt me niet. En van dat gepraat over eigen verantwoordelijkheid word ik ook echt niet optimistischer. Hoe kan het mijn verantwoordelijkheid zijn, als er gewoon niet genoeg banen zijn?”

Meerdere werklozen hebben hun verhaal al verteld op de Doorbraak-website. Lees bijvoorbeeld dit overzicht. Of dit recente artikel.

Service voor werkgevers

Na haar MBO-studie kreeg Hannah eerst een schoolverlatersuitkering, oftewel: de eerste zes maanden kreeg ze minder geld. “Dat is zogenaamd om mij te motiveren om snel een baan te vinden. Ik snap wel dat ze willen dat je werk zoekt, maar de gemeente moet ook realistisch zijn. Is er wel voldoende werk? In mijn geval dus niet. Ik wil ook eigenlijk niet als zelfstandige aan de slag. Dan moet je je drie slagen in de rondte werken en is er nog steeds maar een kleine kans dat je uit de bijstand komt.” Hannah ging daarom weer als magazijnmedewerker werken, wat ze eerder ook naast haar studie had gedaan. Maar als invalkracht kreeg ze niet genoeg uren om van rond te kunnen komen. Bovendien merkte ze al snel dat het werk fysiek eigenlijk te zwaar is. “Ik heb een probleem met mijn enkels, het resultaat van eerdere blessures. Een hele dag staan en lopen zorgt ervoor dat ik ’s avonds veel pijn heb en soms ben ik daarna nog dagen stram en stijf. Eigenlijk is dit werk niet geschikt voor me.”

Naast het inkomen uit het magazijnwerk kreeg Hannah een aanvullende bijstandsuitkering. Ze was dus nog steeds afhankelijk van de gemeente. “Toen ik een schoolverlatersuitkering kreeg, lieten ze me nog redelijk met rust. Daar zijn ze immers minder geld aan kwijt en ik had al wel parttime werk. Maar zodra de schoolverlatersuitkering overging in een gewone bijstandsuitkering, merkte ik dat ook gelijk aan de gesprekken. ‘Kun je niet meer uren krijgen of ook op een andere plek werken?’, vroegen ze aan me. Ik zei dat ik het zou gaan overleggen met mijn werkgever, maar er was geen enkele kans op meer of ander werk. Als ik kon invallen, dan deed ik het.” De gemeente stuurde Hannah toen “op sollicitatiecontrole”, maar daar werd al snel geconstateerd dat Hannahs brieven goed waren. “Ik heb allerlei cursussen gehad, zoals budgettraining en de ‘succestraining’. De vrouw van de ‘succestraining’ werkte niet voor de gemeente. Ze was ingehuurd en dat was goed te merken. Ze was erg aardig. Ze zei bijvoorbeeld: ‘Ik zie zelf ook wel dat er weinig werk is, en dat het moeilijk is voor jullie’. Ze keek eerst naar het niveau van de groep, en dan konden we bepaalde sollicitatie-oefeningen overslaan.”

Na de cursus moest Hannah naar een reïntegratiebedrijf, het Werkgevers Servicepunt (WSP). Dat het bedrijf geen service aan werklozen geeft, werd direct al duidelijk in het eerste gesprek. De reïntegratieconsulent stelde zich meteen heel dwingend op. “Het was duidelijk dat ze mijn dossier grondig had doorgenomen, want ze bleek goed op de hoogte. Ze bekeek me eens van boven tot onder en had haar oordeel al klaar. Ze kwam op mij heel aanvallend en zelfs bijna aggressief over. Ze bleef me bijvoorbeeld de hele tijd heel strak aankijken. Ze straalde in alles uit: ‘Ik ben de baas en jij moet je naar mij schikken’. Toen ik vertelde over mijn gezondheidsklachten, zei ze: ‘Ik denk dat het wel meevalt met jouw problemen’. Op een gegeven moment vroeg ze me hoe ik vond dat het gesprek ging. ‘Nou, ik vind u behoorlijk vijandig naar mij toe’, stamelde ik. Daarna keek ze me minder strak aan, maar ze was niet minder dwingend. Ik moest maar een opleiding gaan doen volgens haar. Ik kon nog studiefinanciering krijgen voor een HBO-opleiding. ‘Maar ik weet helemaal niet wat ik moet gaan studeren’, zei ik. ‘Ik geef je een keuze’, zei ze. ‘Of je gaat een opleiding doen en daardoor kom je uit de bijstand, of ik zal ervoor zorgen dat je je magazijnwerk moet opzeggen en dan regel ik persoonlijk dat je fulltime aan de slag kan achter de lopende band. Dan ben je ook uit de bijstand.’ Na dat gesprek was ik best overstuur, ik voelde me aan de kant gezet. Achter de lopende band was voor mij een schrikbeeld. En dat fulltime doen zou ik nooit kunnen volhouden met mijn enkels. Ik wist niet wat ik anders moest doen, dus ben ik maar gaan studeren.”

Dwangbuizen

Hannah ging een HBO-opleiding doen, in de hoop dat ze daarna gemakkelijker werk zou kunnen vinden. Ze nam ontslag van het magazijnwerk, zodat ze haar volle aandacht op de studie kon richten. “Ik heb echt geprobeerd er iets van te maken. Maar het viel me heel zwaar. De studiestof was heel moeilijk, en er werd veel huiswerk opgegeven. Ik zat erg slecht in mijn vel met alle spanningen van het afgelopen jaar, en ik kon me niet voldoende concentreren. Toen de tentamens eraan kwamen, voelde ik me steeds onzekerder worden. De wetenschap dat ik deze studie alleen was gaan doen omdat het moest van de gemeente, hielp ook niet. Ik dreigde in een zwart gat te vallen, en ik ben weer gestopt. Maar toen moest ik weer opnieuw bijstand aanvragen. Dat deed ik met lood in mijn schoenen, want ik voelde de bui al hangen.”

“Natuurlijk vroeg de gemeente-ambtenaar bij de intake waarom ik was gestopt met mijn studie. Ik zei: ‘Jullie hebben me gedwongen om te gaan studeren’. Ik vertelde het hele verhaal. ‘Dat zullen we wel eens navragen bij het WSP’, zei de ambtenaar. De week erna had ik een nieuw gesprek. Maar het WSP bevestigde mijn verhaal niet. Ik zou er zelf aan hebben meegewerkt om een opleiding te gaan volgen. En waarom had ik destijds niet aan mijn klantmanager aangegeven dat ik werd gedwongen? De reïntegratieconsulent zei zich niets te herinneren van een ultimatum dat ze zou hebben opgelegd. En daarmee was de kous af. Ik had dat verhaal natuurlijk niet moeten vertellen, want ze geloven dat toch niet. En het is toch mijn schuld, het valt mij te ‘verwijten’ dat ik weer werkloos ben, omdat ik zelf mijn studiefinanciering heb gestopt, zo stelde men. En dus kreeg ik een maand 100 procent korting op mijn uitkering.”

Het dwangarbeidcentrum in Goes.
Het dwangarbeidcentrum in Goes.

Hannah moest nu naar het lokale centrum voor dwangarbeid, het Nijverheidscentrum. In Goes werken veel bijstandsgerechtigden zonder loon en zonder arbeidscontract. In het Nijverheidscentrum bestaan de afdelingen hout, metaal, fietsenreparatie, recycling en was. De sfeer tussen de werklozen onderling was wel gezellig, vond Hannah. Ze koos ervoor om bij de was te gaan werken. “Op deze afdeling moet je het wasgoed sorteren van Lips, een hele grote wasserette, die de was doet van verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen. Ik stond 20 uur per week onderbroeken en dwangbuizen opgevouwen in de juiste vakken te deponeren, daarna in zakken te stoppen, die af te wegen en dat weer op te schrijven. Als Lips geen werk voor ons had, dan kwam er een hele bulk kleding die was bestemd voor het Leger des Heils. De goede kleding moest in dozen naar het Leger des Heils,  de slechte kleding ging naar een recyclefabriek. Dat was wel leuk, omdat je dan zelf ook kleding voor een klein bedrag kon kopen. We moesten daar gratis werken, en dan ook nog betalen voor die kleding, maar het ging wel om echt hele kleine bedragen.”

Werkervaringsplek

Volgens de gemeente is het werken bij het Nijverheidscentrum bedoeld om “een diagnose te stellen van uw mogelijkheden op de arbeidsmarkt. U leert uw sterke en zwakke punten kennen en leert omgaan met tegenslagen.” Hannah is het daar niet mee eens: “Ik had er drie keer niks aan. Ik kreeg geen loon, had geen arbeidsrechten. En bovendien was iedereen bang voor kortingen. Meestal deed de leiding wel relaxed. ‘We gaan er wat van maken’, zeiden ze dan. De bijstandsgerechtigden konden gewoon met elkaar praten. Soms kwamen de leidinggevenden erbij staan en praatten ze mee. Als je helemaal niets deed, zeiden ze alleen: ‘Wel wat doen, hè?’. Een keer had iemand een grote mond, toen werd er door de leiding gewaarschuwd: ‘We doen er geen melding van, maar we zetten het wel in het systeem’. Je weet niet wat ze allemaal op hun computers invullen aan het einde van de dag, dus je kunt beter maar je best doen. En bovendien: als je bezig bent, dan gaat de tijd een stuk sneller.”

Na een paar maanden moest Hannah verplicht op sollicitatiegesprek bij het TNT sorteercentrum. De gemeente had afgedwongen dat daar arbeidsplaatsen zouden worden gereserveerd voor bijstandsgerechtigden. “Ik vond het gelijk al een dubieuze constructie. De eerste drie maanden zou je moeten werken ‘met behoud van uitkering’, pas daarna werd besloten of je voor een half jaar zou worden aangenomen. Ik stelde allemaal vragen die ze lastig vonden: over vakantiedagen, arbeidsvoorwaarden, weekendwerk. Het was in ploegendiensten, met allemaal rare werktijden. Ik zei dat ik vond dat het echt belachelijk weinig opleverde voor ons. Dat vonden ze niet. Later hoorde ik dat er veel mensen na die drie maanden werden afgewezen.”

“Het WSP kwam voor mij met een andere ‘aanbieding’. Ik kon gaan werken bij een klein bedrijfje op een ‘werkervaringsplek’. Oftewel: ik kreeg weer niet betaald. ‘Je leert ervan en je maakt jezelf nuttig’, zo probeerde mijn consulent het aan mij te verkopen. ‘Na een half jaar, of maximaal een jaar, ben je op zo’n onmisbare positie dat dat bedrijf je niet kwijt wil en je daarom aanneemt’, zo hield ze me voor. Ik dacht bij mezelf: ‘Doe het nou maar, want anders moet je straks naar TNT’. En ik wilde ook erg graag weg uit het hetzelfde saaie gebeuren, dag in dag uit, bij het Nijverheidscentrum.”

Wegsnoepen

“Het werk bij het bedrijfje was niet onaardig, behalve dan dat ik niet betaald kreeg. Ik kon doen waarvoor ik geleerd had, de opdrachten waren gevarieerd en ik kreeg verantwoordelijkheid. Ik kreeg echter niet de begeleiding die me was beloofd. Tegelijkertijd betekende dat wel dat ik werk kon doen zonder dat er de hele tijd iemand over mijn schouders meekeek.” Maar Hannah had ook een paar aanvaringen met haar baas. “Een keer vond mijn baas dat ik iets niet had gedaan zoals hij het had bedoeld. Hij stuurde me een mail, maar die had ik even gemist. Toen ontplofte de bom. Ik moest op gesprek komen. Ik kreeg allemaal verwijten. Het werkte niet op deze manier, het was opeens al weken aan de gang, ik deed niet wat hij wilde. Hij wilde me meer gaan controleren. Ik durfde hem niet voor de voeten te werpen dat hij wel al maandenlang aan het profiteren was van mijn gratis arbeid. Ik smeekte hem om mijn relatieve vrijheid niet af te pakken. Gelukkig gaf hij me nog een kans, maar als het niet zou verbeteren… Ik werkte extra hard, extra uren. Ook ’s avonds werkte ik nog door, allemaal om ervoor te zorgen dat hij tevreden zou zijn. Over het algemeen kon ik wel goed met hem opschieten, maar dat was wel een vervelend incident.”

Met een collega-werkloze had Hannah een aanvaring van heel andere aard. Ze kende hem van de cursussen van de gemeente. Hij probeerde nu een eigen bedrijf op te zetten, en bood als diensten aan precies datgene wat Hannah gratis moest doen. “Toen ik hem vertelde over mijn ‘werk’, werd hij heel boos op mij. Ik zou zijn ‘klanten wegsnoepen.’ Hij zei kwaad: ‘Het is arbeidsverdringing, dit zijn opdrachten die mijn bedrijf ook zou kunnen doen’. Maar hij zag uiteindelijk ook wel in dat ik er niets aan kon doen. Het is de gemeente die met de ene hand hem de uitkering uitduwde richting een eigen bedrijf, terwijl de andere hand hetzelfde werk juist voor niets laat doen door mensen als ik.”

Voor de kortste weg naar dwangarbeid!
Voor de kortste weg naar dwangarbeid!

Maar de gemeente vindt zelfs al dat gratis werk nog niet voldoende voor Hannah. Haar consulent heeft een heel traject voor haar uitgestippeld. “Ze vonden dat ik wel weer magazijnwerk kon gaan doen ernaast. Als ik na een half jaar betaald werk zou kunnen krijgen bij het bedrijfje, dan zou ik met het magazijnwerk erbij uit de uitkering komen, zo jubelde mijn consulent. Maar er waren helemaal geen toezeggingen dat ik betaald werk zou overhouden bij het bedrijfje. En dat magazijnwerk, dat betekende weer veel staan en lopen, en dus weer pijn en stramheid voor mij. Maar zoals altijd werd dat weer weggewuifd. Op een dag kreeg ik opeens een telefoontje van mijn voormalige baas van het magazijn. Ik was aangenomen. Er was niet eens een sollicitatiegesprek geweest. ‘Sorry Hannah’, zei hij, want hij wist ook wel dat ik niet meer terugwilde vanwege mijn fysieke klachten, ‘maar je doet je werk heel goed. En op de lijst die de gemeente aanleverde, stond jouw naam bovenaan.’”

“Bij de gemeente klaagde ik erover dat ik het magazijnwerk fysiek niet voor langere tijd aankon. ‘Dan moet je je maar ziekmelden’, zei mijn klantmanager onverschillig. Maar toen ik dit voorzichtig bij mijn baas opperde, omdat mijn gezondheidsklachten steeds erger werden, reageerde hij niet echt begripvol: ‘Moet je doen, dan stuur ik de verzuimdienst op je af, en die melden je weer beter, en als je je weer ziek meldt, dan stuur ik ze weer op je af. Ik laat je niet met rust’, zo dreigde hij. ‘Het wordt een getouwtrek tussen mijn bedrijf en de gemeente en daar wordt niemand beter van.’ Maar nu wilde hij wel van me af natuurlijk. Hij probeerde om me een ander contract te laten tekenen, wat veel eerder zou aflopen. ‘We zeggen niets tegen de gemeente’, zei hij, ‘we doen net alsof je altijd al zo’n contract had.’”

Grootgraaiers

De gemeente niet informeren en je contract eerder laten aflopen, dat mag niet van de sociale dienst. Dat wist de baas van Hannah natuurlijk ook. Maar als het uit zou komen, dan zou Hannah daar natuurlijk de schuld van krijgen. “Ik zat voor mijn gevoel helemaal klem tussen mijn baas en mijn klantmanager. Ik wist niet meer wat ik moest doen. Ik had maar weinig tijd om te beslissen, want de gemeente zou de volgende dag willen weten of ik me ziek had gemeld. Uiteindelijk besloot ik te tekenen voor een contract dat weliswaar een kortere looptijd had dan het oorspronkelijke contract. Maar ik besloot ook om open kaart te spelen bij de gemeente. Ik wist dat er consequenties zouden zijn, maar ik moest die maar proberen te aanvaarden. Ik wilde uit deze impasse komen.”

De klantmanager van Hannah was inderdaad heel erg kwaad. Omdat Hannah via een arts kon bewijzen dat ze wel degelijk problemen met haar gezondheid heeft, valt de sanctie ‘nog mee’. “Vanwege de ‘verzachtende omstandigheden’ krijg ik maar een korting van 50 procent, voor een maand. Dat wordt wel krap, maar ik red het wel. Ik probeer er maar een grapje van te maken: ik leef gewoon een beetje van korting naar korting.” Wat er nu gaat gebeuren, weet ze nog niet. “Ik heb gesproken met een particuliere jobcoach, dat was een goed gesprek. Maar het huiswerk dat ik voor haar moet doen, botst met de regels van de gemeente. De jobcoach raadt me aan om toch te onderzoeken of ik zelfstandige kan worden, en om bedrijven op te bellen voor acquisitie. Maar toen ik dit vertelde tegen mijn consulent, zei ze meteen: ‘Dat mag niet, dat kan alleen als je in een traject zit voor zelfstandigen’. Dan krijg ik een ander soort bijstandsuitkering, en wordt alles als lening verstrekt. Daar ben ik als de dood voor. Want als het mislukt, moet ik dan alles terugbetalen?”

“De regels voor bijstandsgerechtigden worden steeds strenger. Maar wanneer pakken ze de grootgraaiers aan? Wij hebben de crisis niet veroorzaakt. Men wil nu mensen die geen Nederlands spreken, gaan korten op hun uitkering. Waarom? Hebben zij geen recht om een beetje fatsoenlijk te kunnen leven? Het lijkt soms wel een oorlog van de werkenden tegen de werklozen. Op internet schrijven anonieme mensen met een baan dat er werk genoeg is. Het dringt blijkbaar niet tot iedereen door dat het crisis is. Als je vijf minuten je hersens gebruikt, dan snap je toch wel hoe het zit. Toen er een vacature bij de bibliotheek in Goes was, kwamen daar zoveel reacties op dat het zelfs in de krant stond. Er krijgen steeds minder mensen een vast contract, de lonen stijgen niet, en cao-onderhandelingen lopen stuk. Er is ontzettend veel aan de hand. Maar nog steeds zijn er mensen die doen alsof het niet op kan. Een kennis van mij ging een avondje uit eten met zijn vriendin: 300 euro! Dat is twee maanden eetgeld voor mij! Ik ben blij dat die idiote strafbaarstelling van illegaal verblijf van tafel is, maar wel in ruil voor een VVD-maatregel: 300 euro erbij voor de hogere middeninkomens. Dat is een keer leuk shoppen voor die mensen. Ja, ik heb daar wel frustaties over. Maar ook die mensen kunnen werkloos worden, en wat doen ze dan?

Hannah is een schuilnaam. In het artikel zijn om privacy-redenen enkele details veranderd.

Mariët van Bommel