Vooral vrouwen zijn slachtoffer van islamofobie

Islamofobie.
Islamofobie.

In mei zijn er twee onderzoeken verschenen over islamofobie in Nederland: het “Onderzoeksrapport Islamofobie in zicht” van de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR), en het Engelstalige rapport “Forgotten women: the impact of Islamophobia on Muslim women in the Netherlands” van het European Network Against Racism (ENAR). Beide rapporten laten zien dat er zowel in de publieke ruimte als op de arbeidsmarkt veel sprake is van racisme en geweld richting moslims. Met name moslima’s worden daar vaak het slachtoffer van.

“Mevrouw Z. is een vrouw van middelbare leeftijd van Pakistaanse origine. Zij draagt buitenshuis een niqaab. Op een dag wordt ze aangesproken door een autochtoon ogende man van in de vijftig op een scooter. De man zegt ‘vieze dingen’; mevrouw schaamt zich om deze letterlijk te herhalen. Ook zegt hij dat zij haar niqaab af moet doen en dat dergelijke kledij niet toegestaan is in Nederland. Mevrouw Z. wil doorlopen, maar de man blokkeert haar de weg met zijn scooter en zegt tegen haar dat hij haar ‘dood gaat maken’. Hierop steekt hij zijn hand in zijn zak. Op dat moment komt er een auto aan, waarop de man vertrekt.” Dit is slechts een van de vele ervaringen van moslims die in de rapporten worden beschreven. Alle ervaringen worden gekenmerkt door scheldpartijen, geweld en racisme.

Topje van de ijsberg

ENAR meldt in zijn rapport dat het aantal meldingen van discriminatie naar moslims is toegenomen van 150 meldingen in 2013 naar 230 in 2014. SPIOR meldt dat er in 2015 240 meldingen zijn binnengekomen bij anti-discriminatiebureaus als RADAR. Deze aantallen zijn slechts het topje van de ijsberg, want veel mensen maken geen melding van dergelijke ervaringen. Daar worden diverse redenen voor genoemd, zoals het gebrek aan vertrouwen in reguliere instanties, de overheid en de politie, het niet weten waar zij precies terecht kunnen met hun melding, het moeilijk vinden om een melding te doen omdat zij de taal niet goed beheersen, het bang zijn voor de consequenties wanneer de daders erachter komen dat zij een melding hebben gedaan, en de angst voor het ophalen van de nare herinneringen aan de incidenten.

Dat moslims weinig tot geen vertrouwen hebben in de politie, is natuurlijk ook niet vreemd. De politie is zelf immers ook niet vies van racisme. Enkele weken geleden kopte de NOS nog dat agenten vinden dat er niets mis is met etnische profilering. Dat de politie ook niet alle meldingen van racisme serieus neemt, blijkt bijvoorbeeld uit dit citaat uit het rapport van ENAR:

“In March 2015, the 40 year-old Ilham Mokhtari in Rotterdam was violently attacked while driving her car. Her daughter recounts the incident in a local newspaper: ‘My mother was in her car on her way to the Sint Franciscus Gasthuis for some medical checks. Whilst waiting in front of the traffic light a Dutch man tapped on her window. My mother rolled down her car window and was immediately called ‘kankermoslim’ (‘cancer Muslim’), after which the man punched her in her face, grabbed her throat and pulled her headscarf.” The man then drove off. Although this attack happened in the middle of the week, the mother was told at a local police station that she could only officially report the attack on Sunday. To the family this evidenced the lack of priority given by the police to these types of attacks on Muslims. Ever since the attack, the woman fears being alone in Dutch public spaces.”

Burqa

Moslima’s zijn door het dragen van een hoofddoek en islamitische jurken beter herkenbaar dan mannelijke moslims en hebben daardoor ook veel meer te maken met racisme en geweld dan mannen. ENAR beschrijft in zijn rapport hoe de kleding van moslimvrouwen ook in het publieke debat steeds een centraal thema blijft. Zo is daar Wilders die kwam met de denigrerende term “kopvoddentax”. Hij wilde vrouwen duizend euro laten betalen voor het dragen van hun hoofddoek. De winsten zouden dan gaan naar opvanghuizen voor slachtoffers van huiselijk geweld. Op deze manier kon hij het dragen van een hoofddoek koppelen aan geweld tegen vrouwen en zichzelf framen als “redder van de vrouwen” in plaats van onderdrukker van moslima’s.

Ook was het Wilders die pleitte voor een verbod op burqa’s in de publieke ruimte. ENAR beschrijft dat de burqa een symbolische waarde kreeg. Het zou wijzen op een te groot cultureel verschil met de “Nederlandse normen en waarden”. Het zou symbool staan voor de onderdrukking van vrouwen. Daarnaast zou het een bedreiging zijn voor de publieke veiligheid, omdat de burqa wordt geassocieerd met radicalisme. Een ban op het dragen van een burqa zou daardoor niet geframed worden als een ban op een religieuze uiting, maar als een maatregel om de publieke veiligheid te waarborgen. ENAR haalt een onderzoek aan waaruit blijkt dat vrouwen vaak zelf kiezen voor het dragen van een burqa. Dat betekent echter niet dat er geen vrouwen zijn die worden gedwongen om gesluierd door het leven te gaan. Het is duidelijk dat deze vrouwen niet geholpen zijn met het verbod op het dragen van een burqa en een straf voor het overtreden van dit verbod.

De publieke discussie over het dragen van een hoofddoek of burqa maakt dat vrouwen een ambigue plaats innemen in de Nederlandse samenleving: enerzijds zouden zij gered moeten worden van hun onderdrukkende cultuur en familie, anderzijds worden zij gezien als een gevaar en als potentiële radicale moslims. Een verbod of een “tax” zijn maatregelen die alleen moslimvrouwen zouden treffen, en is daarmee een geïnstitutionaliseerde vorm van racisme en seksisme.

Racisme op de arbeidsmarkt

Moslima’s die op zoek zijn naar een baan, krijgen vaak te maken met racisme, meestal op basis van hun islamitische kledij. Dat is geen nieuw verschijnsel. Onderzoeken die teruggaan tot het jaar 1994 tonen aan dat er jaarlijks klachten binnenkomen over discriminatie op basis van religie, waarbij een heel groot deel van de klachten van moslima’s komen. Vaak gaan deze klachten over het dragen van een hoofddoek. “It is very difficult to find employment. Now, since a while, I am unemployed again. And I find that difficult to deal with. They literally told me: ‘we can choose between someone who looks modern and you, so we choose the other person’. Sometimes schools request that you look ‘neutral’. They do not have specific rules against headscarves, but disguise their rejection of headscarves in terms of neutrality. At another school they told me ‘we will be frank with you’ and said they were afraid that parents would respond negatively to me as a teacher. But I worked as an intern in white schools as well, and that never caused any problems. You wish people would look beyond your headscarf.”

Ook vrouwen die werk hebben en gedurende deze periode beginnen met het dragen van een hoofddoek, krijgen te maken met racisme. Zoals Sahar: “’My employer asked me why I could not just take off my headscarf at work. When I left the shop I was allowed to put it on again. As if she was joking, that was how it felt. She did not realise how important this was for me, and that it is not something temporary.’ When Sahar did not take off her headscarf, she was sent home immediately. Two days later she was fired. ‘My employer asked me why I started wearing the headscarf, and I replied that it would not influence my ability to work. ‘I am still the same Sahar, and I will work in the same way I did before.’ She then said that people, customers, would now see that I am Muslim. ‘Yes’, I told her, ‘but I have always been Muslim.’” Een derde deel van de ondervraagden in het onderzoek van ENAR geven aan dat zij op werk te maken krijgen met pesterijen, pijnlijke ‘grapjes’, denigrerende opmerkingen en uitsluiting.

Publieke ruimte

In 2013 gaf 51 procent van de moslims aan te maken te krijgen met racisme in de publieke ruimte en ook in de afgelopen jaren zijn er veel meldingen gedaan van racisme. Ook scheldpartijen, bedreigingen en fysieke aanvallen worden niet geschuwd. Vooral vrouwen met een hoofddoek krijgen te maken met dergelijke aanvallen. Meld Islamofobie geeft aan dat negentig procent van de meldingen die vorig jaar zijn binnengekomen, afkomstig zijn van vrouwen.

Het rapport van SPIOR laat zien dat ook moskeeën, islamitische scholen en andere islamitische organisaties vaak het mikpunt zijn van verbale en fysieke agressie. Zo’n 57 procent van de ondervraagde organisaties heeft daar het afgelopen jaar last van gehad. De organisaties die er geen last van hadden, waren veelal van de buitenkant niet herkenbaar als zijnde een islamitische organisatie, bijvoorbeeld omdat zij gehuisvest zijn in oude gebouwen. Naast verbale en fysieke agressie worden er ook andere vormen van agressie naar islamitische organisaties vermeld in het rapport, zoals brandstichting, bekladding, vernieling, het ophangen van spandoeken, bezetting door actievoerders en het deponeren van varkensdelen.

Gevolgen

Een van de manieren waarop vrouwen omgaan met racisme en pesterijen, is door de plaatsen te mijden waar de kans groter is dat dergelijke gebeurtenissen zullen voorvallen. Vrouwen mijden publieke plaatsen en zoeken geen banen in de private en commerciële sectoren. Ook komt het voor dat zij de keuze maken om te stoppen met het dragen van islamitische kledij. Dat is een keuze die veel stress met zich mee kan brengen. “In April 2014, the 27 year-old Um Hafsa headed towards the supermarket with her baby when she was hit in the back by two men. They then pulled off her niqab and accompanied their actions by chanting ‘Hup Holland hup!’ (Go Holland go!) and ‘We do not want these things in our country’. Um Hafsa says she feels extremely vulnerable in public spaces following the attack. Furthermore she does not want to jeopardise the safety of her children. Therefore she has decided to no longer wear the face-veil.”

Zowel het rapport van SPIOR als van ENAR benoemen dat racisme ernstige gevoelens van onveiligheid teweeg brengt. “Het meemaken van discriminatoire uitingen heeft een grote impact op het veiligheidsgevoel van bezoekers en betrokkenen. Naar aanleiding van een reeks incidenten bij een islamitische basisschool vragen verontruste ouders zich af of hun kinderen nog wel veilig zijn. Moskeebezoekers zijn trots op de prachtige nieuwbouwmoskee maar vragen zich af of het toch niet beter is om het vrijdagsgebed te bezoeken in een moskee die minder herkenbaar is. Ook de angst voor nieuwe incidenten zit er bij de organisaties goed in. Het grootste gedeelte van de organisaties die doelwit zijn geweest van agressie en geweld, namelijk 81 procent, zegt bang te zijn dat de organisatie in de nabije toekomst opnieuw doelwit zal zijn. Daarbij heerst bij de respondenten een zekere gelatenheid: het ligt in de lijn der verwachting dat er nieuwe incidenten plaats zullen hebben. Dat hoort er kennelijk nu eenmaal bij, denkt men.”

Shirley de Vet