Voormalig fractielid opent boekje over PVV

Hand op je portemonnee als je het voormalige PVV-Kamerlid Jhim van Bemmel tegen het lijf loopt. (Foto: Johan van Velzen)
Hand op je portemonnee als je het voormalige PVV-Kamerlid Jhim van Bemmel tegen het lijf loopt. (Foto: Johan van Velzen)
Onlangs publiceerde het voormalige PVV-Kamerlid Jhim van Bemmel het boek “Wilders’ ring van discipelen”. Daarin blikt hij terug op zijn tijd bij de PVV en gaat hij tekeer tegen zijn voormalige partijleider en “dictator” Geert Wilders. Hoewel het boek geen wereldschokkende onthullingen bevat, geeft het toch een aardig kijkje achter de schermen van de zeer gesloten extreem-rechtse partij. Van Bemmel zelf ontpopt zich in de publicatie als een rancuneuze opportunist.

Bij de verkiezingen van juni 2010 won Jhim van Bemmel op de slippen van Wilders een Kamerzetel. Al snel kwam hij onder vuur te liggen, wegens beschuldigingen van faillissementsfraude. Volgens de curatoren van zijn failliete muziekwinkel had Van Bemmel vooraf aan het faillissement de inboedel verkocht en het geld doorgesluisd naar andere bedrijven die op zijn naam stonden. Ook zouden schuldeisers nog 30 duizend euro tegoed hebben. In november 2010 zette Wilders hem voor zes weken op non-actief, nadat hij opgebiecht had in 2006 veroordeeld te zijn wegens valsheid in geschrifte. Hij kreeg destijds een boete van 500 euro, omdat hij een aantal keer een vrachtbrief had vervalst. Kortom, Van Bemmel paste perfect bij de bende ruziemakers, extreem-rechtsen, leugenaars, dronkenlappen en geweldplegers die Wilders om zich heen had verzameld.

Tijdens zijn verblijf in de Tweede Kamer kwam Van Bemmel slechts zelden in het nieuws. Hij bleek een backbencher, een politicus die vooral diende om op commando van Wilders bij stemmingen zijn hand op te steken. Toch hoopte Van Bemmel na de val van het kabinet Bruin I in april 2012 opnieuw op de kandidatenlijst van de PVV terecht te komen. Zijn hoop bleek ijdel. Daarop stapte hij boos en gefrustreerd uit de fractie. Een half jaar later, in november, bracht hij zijn boek uit. Dat leest als een persoonlijke afrekening van een rancuneuze en verbitterde opportunist. Toch geeft de publicatie wel enig inzicht in de partij. Veel observaties van Van Bemmel sluiten aan bij het beeld dat al over de PVV en Wilders bestaat. Bij enkele inzichten kunnen echter vraagtekens gezet worden.

Dictatuur

Volgens Van Bemmel is de PVV een “dictatoriaal” geleide partij waarin Wilders nagenoeg alles zelf beslist. De fractieleden hebben geen enkele input, zeker niet de nieuwe fractieleden die in 2010 in de Kamer kwamen. Volgens Van Bemmel is er sprake van twee kampen binnen de partij. Je hebt de “oude negen” die al in 2006 namens de PVV in de Kamer kwamen. Die waren “uitsluitend gewend om vrij inhoudsloos te schreeuwen tegen de gevestigde orde”. De nieuwe lichting die er bij de verkiezingen van 2010 bijkwam “was echter grotendeels uit ander hout gesneden en veel constructiever ingesteld”. Vooral die laatste groep zou te lijden hebben onder “een schrikbewind van censuur”. Bij de PVV-verkiezingscampagne van 2012 mocht nagenoeg niemand van de fractieleden campagne voeren. PVV-Kamerlid Leon de Jong kreeg van Fleur Agema te horen dat hij zich maar ziek moest melden. “Daarmee voorkomen we fouten in de campagne”, aldus Agema. Ronald van Vliet kreeg te horen dat hij “alsjeblieft in Limburg moest blijven”. Johan Driessen moest volgens Van Bemmel “sowieso” zijn mond houden. Joram van Klaveren mocht niets over zijn portefeuille immigratie zeggen, want dat deed Wilders wel. En ook Dion Graus – zelfbenoemd dierenvriend – werd opgedragen zich niet in te zetten, “behalve als circus Renz in de stad is”.

De fractieleden moesten steevast op gepaste afstand achter Wilders blijven lopen op de momenten dat de pers in de buurt was. Van Bemmel herinnert zich nog goed dat hij, terwijl hij in gesprek was met een voorbijganger, zomaar een kleine voorsprong had opgebouwd op Wilders. De mediawoordvoerder van Wilders liet hem daarop “even fijntjes weten dat dat niet de bedoeling was”. Ook beklaagt Van Bemmel zich erover dat Wilders geen enkel oog had voor veel van zijn partijgenoten. Zo hield Wilders in 2010 een toespraak in Berlijn. Van Bemmel was daar samen met een paar andere PVV-Kamerleden naar afgereisd. “Wilders beende echter zoals altijd weer snel, zonder op of om te kijken, weg uit de zaal en keurde zijn eigen Kamerleden, die op de voorste rij zaten, geen blik waardig. Alleen met Bosma had Wilders contact”, aldus een miskende Van Bemmel.

“Ongebreidelde luiheid”

De PVV-fractie kenmerkt zich volgens Van Bemmel door “een ongebreidelde luiheid”, vooral bij de PVV-ers van het eerste uur. Bijna allen lieten verstek gaan bij het werk dat voor de partij in de provincies gedaan moest worden. De “oude negen” hadden allemaal privileges. Ze konden zich om de haverklap afmelden voor debatten of zich ziek melden, het deerde Wilders allemaal niets. Ze behoorden volgens Van Bemmel immers tot “Wilders’ ring van discipelen”, zijn vertrouwelingen van het eerste uur. Mochten PVV-ers volgens Van Bemmel al “fascistische” bedoelingen hebben, dan “is men eenvoudigweg te lui om hier iets mee te doen”. Kortom, volgens de voormalige PVV-er “is er geen gevaar te duchten van de PVV”.

Vooral Graus zou steevast te laat komen bij fractievergaderingen en heeft daarvoor allerlei slappe “excuses”. Hij kon ook volledig over zijn toeren raken en zag dan complotten waarbij iedereen zogenaamd tegen hem was. Wanneer de fractie “de zoveelste onzinnige motie” van hem niet wilde steunen, schreeuwde hij vaak: “Iedereen is tegen mij, ik heb het wel door”. Vaak klonk volgens Van Bemmel dan ook zijn lijfspreuk “matennaaiers” door de fractieruimte, “gevolgd door de dichtslaande deur achter de weglopende gedrongen gestalte van de Limburger”. “Zo, die is weg”, verzuchtte menigeen dan. Tijdens fractievergaderingen was volgens Van Bemmel goed het verschil in behandeling van Wilders te merken. Was je naam Graus, dan kon je “ongestoord minutenlang onzinverhalen ophangen”, terwijl Wilders een beetje naar zijn telefoon zat te staren. Betrof het echter een van de andere fractieleden, dan “mocht je blij zijn met vijftien seconden spreektijd voordat Wilders begon te klagen”. Volgens het voormalige Kamerlid gaf Wilders bij de formatiebesprekingen van Bruin I teveel weg, om zo maar de dierenpolitie van Graus mogelijk te maken. “Een overgrote meerderheid in de fractie was flabbergasted.”

Ruzies

Volgens Van Bemmel zijn er veel ruzies binnen de PVV-fractie. Zo heeft Lilian Helder een pleurishekel aan Laurence Stassen, die tegenwoordig fractieleidster van de PVV in het Europarlement is. “Ik hoef dat mens van Stassen nooit meer te zien”, schreeuwde Helder een keer naar Wilders uit. Helder zou ook het bloed van de “oliedomme” Agema wel kunnen drinken. Driessen op zijn beurt kon weer niet overweg met Helder, en mailde naar de gehele fractie dat er met deze dame absoluut niet samen viel te werken. Vooral Hero Brinkman lag volgens Van Bemmel erg slecht in de fractie. “We hadden hem moeten verzuipen daar op de pier, hadden we gewoon 23 zetels gehad en niemand had ernaar gekraaid”, klonk het wel eens gekscherend binnen de fractie. Vooral Martin Bosma bleek een “aartsvijand” van Brinkman. Daarom zat Bosma in de campagnebus altijd “op een zo groot mogelijke afstand” van Brinkman. En uit Brinkmans’ mond klonk geregeld de zin “Je wilt niet weten hoe ik die man haat”, als het over Bosma ging. Ondanks Brinkmans’ eigengereide optreden zou Wilders toch geschokt zijn geweest door het opstappen van Brinkman. Zijn “ring van discipelen” liep daardoor ernstige schade op. Van Bemmel verklaart zelfs dat Wilders de Catshuisonderhandelingen stuk liet lopen wegens Brinkman. Wilders zou namelijk zo teleurgesteld zijn in Brinkman dat hij nieuwe verkiezingen wilde forceren waarbij Brinkman dan zijn Kamerzetel moest verliezen. Maar het lijkt een ongeloofwaardig verhaal dat een machtspoliticus als Wilders enkel omwille van Brinkman de regering opgeblazen zou hebben.

Volgens Van Bemmel is Wilders “een politicus zonder al te veel bevlogenheid en zeker zonder eigen politieke ideeën. Wilders is altijd afhankelijk van ideologieën en visies van anderen en kijkt zeer goed of iets scoort of niet”. Hij zou zijn ideeën vooral gejat hebben van de voormalige VVD-politica en islambasher Ayaan Hirsi Ali. Het denkend vermogen achter Wilders zou Bosma zijn, maar ook die zou “een luilak” zijn. Elke inbreng van een fractiegenoot die “niet in jip-en-janneketaal is opgesteld” zou bij Wilders voor problemen zorgen. Zo schrijft Van Bemmel dat hij een keer een drietal amendementen over de te behandelen aanbestedingswet indiende. Zowaar een ingewikkelde zaak. Maar dan verzuchtte Wilders: “Moet dit echt?” Volgens Van Bemmel was de partijleider veeleer geïnteresseerd in de “te koude soep van verzorgingstehuis Het Koddige Knotje”. Dat soort populistische onderwerpen konden met instemming van Wilders al snel onderwerp van een spoeddebat worden.

Zakkenvullers

Volgens Van Bemmel gaan er “scheepsladingen aan belastinggeld” richting de PVV-ers, omdat ze bijna allemaal politieke functies combineren. Zo hield Machiel de Graaf tijdens zijn Kamerperiode maar liefst drie banen tegelijkertijd bezet, pendelt Stassen als EU-parlementariër en Limburgs Statenlid tussen Brussel en Maastricht, en meldde De Roon zich de afgelopen twee jaar bij twee banen regelmatig ziek “zonder dat er ooit een controlerend geneesheer naar kraaide”. De Almeerse gemeenteraad en de Tweede Kamer zagen “de beste man” zelden. Zijn bankrekening bleek volgens Van Bemmel echter voor beide salarissen nog wel goed te functioneren. Ook zijn voormalige collega’s in het Europees Parlement betitelt Van Bemmel als “zakkenvullers”. De Europese PVV-fractie “slaat nog geen deuk in een pakje boter in Brussel. Het maximaal haalbare is een PVV-er die zonder enige flair een papiertje aan het oplezen is.” Volgens het voormalige Kamerlid kreeg de fractie in Den Haag wekelijks een mail vanuit Brussel met een verslag van de werkzaamheden aldaar. Ze bleken vaak dezelfde boodschap te bevatten: “Deze week geen inbreng van de PVV-parlementariërs.” Van Bemmel windt zich er voorts over op dat veel PVV-fractieleden, hoewel fel gekant tegen Europa, deelnemen aan allerlei “snoepreisjes” die georganiseerd zijn door de EU: “Als de deelnemerslijsten worden bestudeerd, struikel je meteen over het aantal PVV-leden. Bontes reisde lekker mee, De Roon was ook meestal niet ziek tijdens dit soort uitstapjes en vele andere leden prijkten als aanwezigen.”

Paniek

Naarmate de provinciale verkiezingen van 2011 dichterbij kwamen, raakte Wilders volgens Van Bemmel steeds meer in paniek. De partij moest in elke provincie kandidatenlijsten hebben met minimaal twintig mensen erop. “Pluk maar iemand van de straat, interesseert me niet, ze hoeven toch niets te zeggen”, was Wilders’ gevleugelde uitspraak in die weken. Regelmatig zouden er “paniekmeetings” hebben plaatsgevonden op het kantoor van Wilders, waar hij al zenuwachtig rokend zich afvroeg hoeveel mensen er nu al op de lijsten stonden. Volgens het voormalige Kamerlid is Wilders bij tijd en wijle “de volledige zenuwinstorting nabij”. Wilders zou zijn collega’s dan vragend aankijken en lijkt dan soms te willen zeggen: “Wat moeten we nu?” Van Bemmel schrijft Wilders te hebben leren kennen als “zeer angstig, achterdochtig, wantrouwend en tegelijkertijd ook dictatoriaal”. Maar “daadwerkelijk leiderschap” zou Wilders dan weer ontberen. Hij zou vooral bezig zijn met het blussen van binnenbrandjes in de fractie “of het uiten van enthousiasme over de laatste kinderfilm die hij heeft gezien”. Voorts zou zelfkritiek Wilders “helemaal vreemd” zijn en heeft hij “een absoluut egocentrisch karakter”. Het voormalige Kamerlid denkt dat Wilders nooit meer een rol van betekenis zal spelen in de Nederlandse politiek, omdat hij “zichzelf in de marge gemanoeuvreerd heeft”. Op die visie is het nodige af te dingen: zelfs als Wilders niet meer tot een kabinet toe zou treden, dan is hij nog steeds in staat het politieke debat te bepalen.

Terwijl Van Bemmel alles uit de kast trekt om Wilders zo negatief mogelijk af te schilderen, is hij ten aanzien van zichzelf wel bijzonder mild. Over zijn faillissementsfraude meldt hij dat het een vergissing was en dat hij het “zo goed mogelijk afgewikkeld” had met de curator. En het vervalsen van vrachtbrieven geschiedde zogenaamd onder bedreiging van derden. Naar eigen zeggen werkte Van Bemmel tijdens zijn Kamerlidmaatschap hard en heeft hij “goede punten voor de PVV binnen kunnen halen”. Over moslims slaat Van Bemmel nu een gematigder toon aan. “Iedereen kan zien dat zeer veel moslims de islam als geloof belijden en hun hele leven zeer vreedzaam doorbrengen.” Van Bemmel geeft verder toe dat hij al veel eerder zijn mond tegen Wilders open had moeten trekken. “Natuurlijk hadden we op de barricade moeten staan voor een gelijkwaardiger benadering van Wilders. De volstrekt afschuwelijke argumentatie is: we waren bang voor ons baantje, we waren bang voor het zekere inkomen dat werd gegarandeerd door het Kamerlidmaatschap.” Daarmee heeft Van Bemmel zichzelf in zijn eigen woorden “gediskwalificeerd”. Het lijkt nagenoeg uitgesloten dat hij zijn boek ook geschreven zou hebben als hij door Wilders wél op de kandidatenlijst was gezet. Dan had hij hoogstwaarschijnlijk nog steeds kritiekloos achter zijn fractieleider aangehold. En dat maakt hem een rancuneuze opportunist die met een korrel zout moet worden genomen.

Gerrit de Wit