Waarom gaat het, wanneer we het over de crisis van links hebben, altijd alleen maar over een heel specifieke groep witte mensen?

Uw kinderen...
Uw kinderen…

Afgelopen vrijdag schreef Mathijs van de Sande het polemische “Uw kinderen interesseren me geen reet”, een open brief aan rechtse Nederlanders die voortdurend hun kinderen in de strijd gooien ter behoud van de blackface-traditie Zwarte Piet. Op Facebook meende een lezer dat het stuk illustreerde “waarom radicaal-links het ook mis heeft… het principe gaat hier steevast voor de empathie, de ander mag legitiem genegeerd worden, de kans op dialoog verdwijnt, mist dan een basis. Ook al ben ik het met het principe eens, uit dit stuk ademt een geest die minstens even ongenuanceerd en bot is als het rechtse racistische gebrabbel. Jammer!” In zijn reactie legt Van de Sande uit waarom hij voor deze vorm gekozen heeft.

Volgens mij ziet links zich momenteel – in een tijd waarin fascisme en racisme steeds meer salonfähig/mainstream worden – voor een moeilijke taak gesteld. Al decennialang loopt de steun voor links stelselmatig achteruit. Wat er ook door links gezegd wordt, de Trumpen en Wildersen in deze wereld krijgen steeds meer bijval, en links steeds minder. Dit betekent dat we serieus moeten proberen te begrijpen waarom mensen een rechtse agenda steunen – een agenda die hun belangen meestal helemaal niet dient. Dialoog, zelfkritiek en luisteren naar de ander vormen onmiskenbaar belangrijke elementen van een dergelijke oefening. Wat dat betreft ben ik het helemaal met je eens.

Aan de andere kant: we voeren deze strijd wel om te wínnen, en niet alleen maar om een moral high ground te kunnen claimen. En dat betekent dat we ons ook de vraag moeten stellen voor en met wie we die strijd eigenlijk willen voeren. Het valt mij op dat het, in discussies over het huidige verlies van links, altijd alleen maar gaat over dezelfde groep: boze, witte middenklassers. Mensen die zich bedreigd voelen door een veranderende wereld, en die in de steek zijn gelaten door de sociaal-democratie.

Ik heb heus begrip voor die mensen. Echt waar. Maar we moeten ook beseffen dat heel veel andere groepen in onze samenleving stelselmatig over het hoofd worden gezien – zelfs in deze discussie. Ik heb het dan over heel veel verschillende groepen mensen: moslims, bruine en zwarte mensen, vrouwen, homo’s, transgenders. Waarom moet ik altijd alleen maar begrip opbrengen voor witte middenklassers en hun maatschappelijke positie, en nooit voor deze gemarginaliseerde groepen (die óók deel – of zelfs het grootste deel – uitmaken van de werkende klasse)? Waarom gaat het, wanneer we het over de crisis van links hebben, altijd alleen maar over een heel specifieke groep witte mensen? Dat vraag ik me serieus af.

Politiek gaat ook over kant kiezen. Rechts heeft dat de laatste jaren prima gedaan – gematigd links, daarentegen, probeert alleen maar te laveren tussen verschillende perspectieven. Die nuance heeft links niets opgeleverd, terwijl het eindeloze polemiseren rechts zeer veel winst heeft bezorgd.

En toch, elke keer als ik dan een keer kant kies voor de mensen om wie het volgens mij óók moet gaan, en elke keer als ik dat op een iets meer polemische manier doe, dan krijg ik uit gematigd linkse hoek het verwijt dat ik niet genuanceerd genoeg ben. Dat ik moet leren luisteren naar de witte boze burger, en me af moet vragen waarom die is overgelopen naar rechts.

Welnu, ik héb ook daadwerkelijk geluisterd naar die boze witte burger. Ik héb me ook afgevraagd waarom rechts alleen maar wint, en links alleen maar verliest. En de conclusie die ik dan trek, is niet dat links te veel polemiseert, of te veel politieke strijd voert – integendeel. De conclusie die ik dan trek, is dat mensen het beu zijn hoe gematigd links de hele tijd de moral high ground claimt. Hoe het voortdurend dialoog en nuance predikt, terwijl bij heel veel mensen (en, nogmaals, niet alleen maar witte mensen) het water aan de lippen staat. Mijn conclusie, om kort te gaan, is dat links opnieuw moet leren de strijd aan te gaan, zonder altijd alleen maar te nuanceren. En dat links kant moet durven kiezen.

Dus: dialoog en begrip voor elkaar hebben? Lijkt me een schitterend idee. Maar laten we als links ook eens teruggaan naar onze roots, en dat is er een van politieke strijd, en niet alleen maar van dialoog en wederzijds begrip. En laten we daarbij ook accepteren dat die strijd zich niet meer langs dezelfde sociale scheidingslijnen kan afspelen als honderd jaar geleden. Linkse strijd is niet langer een strijd voor alleen maar de witte burger – integendeel. Anti-racisme is vandaag de dag, misschien wel meer dan ooit, een elementair aspect van deze strijd. En anti-racisme behoeft nu eenmaal meer dan alleen maar begrip en empathie opbrengen voor de witte mensen die een racistische agenda onderschrijven.

Af en toe een beetje polemiseren mag dan gerust, wat mij betreft.

Mathijs van de Sande