Weer die mythische neutraliteit van witte Nederlandse wetenschappers

Nederlandse tank in Indonesië.
Nederlandse tank in Indonesië.

“Wij zijn neutraal, wij bekijken alle perspectieven, wij nemen alles mee in ons onderzoek. Dus maakt u zich maar geen zorgen.” Dat was de bezweringsformule die diverse wetenschappers afgelopen donderdag uitspraken tegenover een af en toe best kritisch publiek, bij de aftrap van het ruim 4 miljoen kostende onderzoek naar de koloniale oorlog in Indonesië.

Activisten van Doorbraak deelden na afloop van de bijeenkomst een flyer uit (zie onderaan dit artikel) met een aantal fundamentele kritiekpunten op de onderzoeksopzet. Kritiek die voor een flink deel ook al tijdens het debat door sommige panelleden en vragenstellers vanuit de zaal was geventileerd.

Neutraliteit en moraliseren

Een van de hardnekkigste problemen van de bijeenkomst was het continu hameren van de wetenschappers op “neutraliteit” en op een soort moreel verbod om te “moraliseren”. Alle perspectieven en alle kanten van het verhaal moeten zogenaamd worden gehoord, iedereen moet zijn zegje kunnen doen. Het beschrijven van al die perspectieven levert dan blijkbaar “neutrale” geschiedenis op. En aan die geschiedenis mogen geen oordelen worden opgehangen en er mogen ook geen lessen uit worden getrokken.

Het afwisselen van perspectieven zonder de machtsstructuren en machtsposities te benoemen die erachter schuilen, zorgt voor een reproductie van koloniale machtsverhoudingen, juist door te verzwijgen hoe koloniale machtsstructuren hebben geleid tot de verschillende posities en perspectieven die de partijen in die geschiedenis hadden. Neutraliteit bestaat niet en het maakt enorm veel uit met welke bril je naar het verleden kijkt. Dat begint bijvoorbeeld al bij het benoemen van de verschillende partijen in de oorlog, een discussie die ook op de bijeenkomst werd gevoerd. Was de Nederlandse koloniale legermacht er om de orde te herstellen of was men de bezetter en onderdrukker? Waren de Indonesiërs die terugvochten rebellen of vrijheidsstrijders? Waren de Indonesiërs die de Nederlandse staat steunden collaborateurs of iets anders?

Witte Nederlandse wetenschappers wanen zich objectief en verlenen maar al graag de koloniale visies op de geschiedenis de status van objectieve waarheid. Anti-koloniale visies worden weggezet als moralistisch, activistisch of emotioneel (dat laatste verwijt valt opvallend vaak vrouwelijke critici ten deel) en dus subjectief. Door de koloniale visie neer te zetten als objectief (en dus waardevoller, wetenschappelijker en rationeel) en de juist anti-koloniale als subjectief (dus minderwaardig, irrationeel) worden ook binnen de geschiedschrijving de koloniale machtsverhoudingen gereproduceerd.

De onderzoekers lijken het idee erop na te houden dat de koloniale oorlog een gelijkwaardig conflict was tussen de Nederlandse staat en de voor vrijheid vechtende Indonesiërs. Die oorlog zou zelf geen geschiedenis hebben gehad en geen van de partijen zou machtiger zijn geweest dan de andere. Vanuit die bizarre visie kan het misschien logisch zijn om de strijdende partijen een gelijke status toe te kennen, met elkaar te vergelijken en een gelijkwaardige plek in de geschiedenis te geven. Tegelijk heeft men wel “asymmetrische oorlogsvoering” verkozen tot een van de centrale onderzoeksonderwerpen. Oftewel, de onderzoekers propageren een idee van een gelijkwaardig conflict terwijl ze zelf als onderzoeksonderwerp juist expliciet de ongelijke verhouding binnen het gewapende conflict benoemen. Dat maakt hun stellingname meer dan bizar.

Zwart-wit

Voor 1945 was Nederland al bijna 350 jaar de bezetter in Indonesië, met de massale plunderingen en slachtingen die daarbij hoorden. Het conflict was er een tussen een koloniale grootmacht inclusief staatsapparaat en leger, en mensen die zich van deze tirannie wilden bevrijden en over hun eigen levens en toekomst wilden beschikken.

Het tegenargument van de wetenschappers is vervolgens dat de werkelijkheid zoveel genuanceerder en eerder grijs dan zwart-wit is. Er waren ook Indonesiërs die elkaar onderling naar het leven stonden, er werden ook witte Nederlanders vermoord. Dat is ook allemaal waar, die grijstinten zijn er. Maar dat laat onverlet dat het conflict op hoofdlijnen wél zwart-wit was: een groep die strijdt voor dekolonisatie en vrijheid tegenover een kolonisator, tegen de achtergrond van 350 jaar onderdrukking en uitbuiting van de een door de ander.

Frame bepaalt inhoud

Het benoemen van de eigen uitgangspunten is voor serieuze geschiedwetenschap essentieel. Objectiviteit mag dan onbereikbaar zijn, maar met volledige openheid over de eigen subjectiviteit komen we al een heel eind in de goede richting. Via goed navolgbare keuzen wordt sociale wetenschap transparanter en ‘objectiever’. Trouwens, als we de geschiedenis van de anti-apartheidsstrijd beschrijven, of de burgerrechtenbeweging, of de beweging voor vrouwenkiesrecht, of de Tweede Wereldoorlog, dan kiezen we toch óók positie? We kiezen er toch voor om de geschiedenis te bezien vanuit degenen die toen onrecht werd aangedaan en die vochten voor hun vrijheid? Is dat niet juist ook de manier om de geschiedenis te begrijpen en er lessen uit te trekken?

Het frame waar de onderzoeksopzet van uitgaat, is bepalend voor de inhoud van het onderzoek. Wat gaan we onderzoeken, wie gaan we ondervragen, welke verbanden zien we wel of juist niet? Wordt 350 jaar koloniale geschiedenis meegenomen in het onderzoek? Hoe worden de verschillende groepen in de oorlog benoemd? Worden vooral Indië-veteranen geïnterviewd, of wordt alle energie gestoken in het opsporen en interviewen van de vrijheidsstrijders en andere slachtoffers van Nederlands geweld die nog leven in Indonesië? Of misschien de dienstweigeraars in Nederland?

Zo is het bijvoorbeeld ook niet toevallig dat de Bersiap-periode wél deel uitmaakt van het onderzoek, maar de 350 jaar koloniale geschiedenis daarvoor níet. Door de Bersiap-periode naast de koloniale oorlog te zetten kan een beeld ontstaan van “waar er twee vechten, hebben er twee schuld” en “zie je wel, die Indonesiërs waren ook geen lieverdjes”. Het maakt het mogelijk voor de onderzoekers om te praten over “een spiraal van geweld”, alsof het geweld niet al 350 jaar lang vooral eenzijdig van Nederlandse kant kwam. Zet je de koloniale overheersing daarnaast, dan worden de verhoudingen ineens heel anders en wordt het duidelijk waarom de Indonesiërs de strijd voerden die ze voerden.

Het is dan bizar om, zoals de onderzoekers proberen, het koloniale geweld van Nederlandse zijde te vergelijken met het anti-koloniale geweld aan de andere kant. Relevant is vooral waarom dat geweld werd gebruikt, niet in welke mate. Anti-koloniale strijd is gerechtvaardigd, koloniale overheersing niet.

Je verplaatsen in de onderdrukker

Dat daarvan geen enkel besef is bij de onderzoekers, bleek onder andere uit het praatje van Ireen Hoogenboom van het KITLV, een van de instituten die het onderzoek uitvoeren. Zij pleitte voor het uitwisselen van perspectieven, zodat mensen van beide kanten zich in elkaar kunnen verplaatsen. Ja, dat lees je goed, Indonesiërs die eeuwenlang zijn geterroriseerd moeten zich verplaatsen in de beweegredenen van Nederlandse militairen.

Eigenlijk is het sowieso ongepast voor Nederland om de Bersiap-periode te onderzoeken, voordat witte Nederlanders serieus in het reine zijn gekomen met hun eigen gewelddadige geschiedenis. Het is alsof de Duitsers na de Tweede Wereldoorlog het geweld van anti-fascistische verzetsgroepen zouden zijn gaan onderzoeken zonder eerst grondig op de Shoah te reflecteren, daar lering uit te trekken en het een plaats in het collectieve geheugen te geven. Nog los van alle materiële gevolgen die dat heeft, zoals schadevergoedingen en herstelbetalingen.

Comité Nederlandse Ereschulden

Een van de meest opvallende afwezigen op de bijeenkomst was Jeffry Pondaag, voorzitter van het Comité Nederlands Ereschulden. Zoals meerdere keren op de bijeenkomst benoemd, vormen de onderzoeken en rechtszaken die hij in samenwerking met advocaat Liesbeth Zegveld heeft gevoerd de directe aanleiding voor het nieuwe onderzoek van de drie instituten, naast de verschijning van het boek “De brandende kampongs van generaal Spoor” van Rémy Limpach. Pondaag heeft al vaker stevige kritiek geuit op het onderzoek, mogelijk de reden waarom hij geen uitnodiging heeft ontvangen om tijdens de kick off-bijeenkomst te komen spreken en debatteren. Ook heeft hij geen prominente rol of plek toegewezen gekregen in het onderzoek zelf. Dat is vooral schandalig nu hij een van de weinigen is die in Indonesië onder hoogbejaarde getuigen van de koloniale oorlog al jarenlang onderzoek doet en ook een van de weinigen is die vanuit een duidelijk anti-koloniale visie de Indonesische slachtoffers van Nederlands geweld vertegenwoordigt en ondersteunt.

In het debat kwam terug dat juist mensen als Pondaag, met een meer activistische insteek, de weg hebben bereid voor nieuw onderzoek. Met weinig middelen en met tomeloze energie heeft hij een breuk weten te forceren in het publieke debat, wat ertoe heeft geleid dat de regering zich gedwongen zag om groen licht te geven voor dit vier jaar durende onderzoek. Nu het geld en de middelen er zijn, wordt Pondaag schaamteloos opzij geschoven, en nemen ‘respectabele’ en hoofdzakelijk witte onderzoekers het over. Typisch voor de hele insteek van het onderzoek, waarbij anti-koloniale perspectieven en niet-witte onderzoekers een opvallende afwezigheid zijn.

Straatje schoonvegen

Ook in de “maatschappelijke klankbordgroep” en de “wetenschappelijke adviescommissie” van het onderzoek is dat het geval. In de klankbordgroep zitten bijvoorbeeld wél vertegenwoordigers van Indië-veteranen, maar níet van vrijheidsstrijders. Ook de adviescommissie is hoofdzakelijk wit. Het lijken vooral schaamlapjes te zijn om de schijn van “democratische controle” op te houden.

Opvallend was ook hoe de onderzoekers kritiek op mogelijke beïnvloeding door bijvoorbeeld de overheid afdeden als onrealistisch. Zo werd gekscherend gedaan over het idee dat de overheid specifiek opdracht zou geven om een bepaald onderdeel van het onderzoek juist wel of juist niet uit te voeren. Ten eerste is dat niet compleet uit de lucht gegrepen. Ten tweede spreekt daar juist ook een sterke naïviteit uit. Alsof de overheid het onderzoek enkel kan beïnvloeden door direct ingrijpen. Alsof niet op andere, veel subtielere manieren druk uitgeoefend kan worden om het onderzoek een bepaalde richting in te sturen.

Die schijn van “democratische controle” werd ook opgehouden via de bijeenkomst van afgelopen donderdag. Er zaten diverse critici tussen de sprekers en in de panels. Ook was er aardig wat ruimte voor kritiek vanuit het publiek. De vraag is alleen: hoe serieus wordt die kritiek genomen? En krijgen die critici ook een plek in het onderzoek? Waarschijnlijk niet, en het lijkt er sterk op dat de bijeenkomst wordt gebruikt om achteraf de schone schijn op te kunnen houden, in de trant van: “We hebben ruimte voor debat gecreëerd, we hebben naar iedereen geluisterd”. Typerend was, wat dat betreft, een vraag uit het publiek en de reactie die daarop kwam. De vraag was: zijn Indië-weigeraars ook onderdeel van het onderzoek? Het antwoord: “Ja, we luisteren ook naar hun verhaal”. Oftewel: we luisteren, maar we doen er verder niets mee, en we gaan door op onze “neutrale”, koloniale weg.

De verschillende perspectieven waar de onderzoekers continu op hameren, zijn blijkbaar niet zo belangrijk als het om de onderzoeksopzet gaat. Dat laat ook zien hoe de gootjes lopen. Iedereen mag zijn plasje doen over het onderzoek en zijn verhaal vertellen. Maar de macht ligt uiteindelijk vooral bij witte, koloniale en Nederlandse wetenschappers, en zij bepalen hoe die verhalen worden geïnterpreteerd en in de geschiedschrijving terecht komen.

Oostindie, de “neutrale” koloniaal

De prominentste koloniale wetenschapper in dit onderzoek en grootste vertolker van het neutraliteitsdenken op de bijeenkomst was Gert Oostindie, directeur van het KITLV. Hij moest niets hebben van “moraliseren” en weigerde pertinent om zijn voorganger-historici te veroordelen voor hun laksheid in het onderzoek naar de koloniale oorlog. Als een aal glibberde hij om de aanwezigen met al hun “perspectieven” zoveel mogelijk tevreden te houden, wat aardig lukte totdat er kritische vragen op gang kwamen.

Wat hij vergat te vermelden, was dat hij een aantal dagen eerder een toespraak had gehouden tijdens een Leidse herdenkingsbijeenkomst van Indië-veteranen. Oostindie sloofde zich daar uit om de gevoelens van de aanwezige veteranen niet te krenken. Hij gaf zelfs aan dat hij de Leidse veteranen heeft gevraagd of nu de tijd niet zou zijn gekomen om naast de gesneuvelde Nederlandse militairen in de koloniale oorlog ook de Indonesische slachtoffers te herdenken. Bizar: de koloniale wetenschapper vraagt aan de daders of de slachtoffers herdacht mogen worden. Zo neutraal is Oostindie dus.

De vloer aanvegen met koloniale wetenschappers

Het duurde na het einde van de koloniale oorlog in 1949 maar liefst twintig jaar totdat moeizaam werd erkend dat er tijdens die oorlog “excessen” hadden plaatsgevonden. Het duurde vervolgens nog langer totdat het begrip “politionele acties” omstreden raakte en men het over een “koloniale oorlog” ging hebben. Nu, zeventig lange jaren na de oorlog, ontkennen velen nog steeds dat er sprake was van “systematisch geweld”. Hoe lang duurt het nog voordat die oorlog in zijn geheel wordt veroordeeld, samen met de rest van het eeuwenlange koloniale verleden? Het valt te vrezen dat dat nooit gaat gebeuren. Zeker niet met een onderzoek zoals dat de komende vier jaar uitgevoerd dreigt te gaan worden door “neutrale” wetenschappers, een onderzoek dat het Nederlandse koloniale geweld gaat relativeren door het te vergelijken met Indonesisch anti-koloniaal geweld.

Zoals eerder gesteld, werd de mythe van neutraliteit tijdens de bijeenkomst gelukkig aardig doorbroken. De avond leek “gezellig” te beginnen met smeuïge praatjes van de onderzoeksleiders om iedereen (lees: vooral de Indië-veteranen en de witte middenklassers) te vriend te houden. Maar die gemoedelijkheid werd snel doorbroken door kritische vragenstellers, en door Marjolein van Pagee die deelnam aan het tweede panelgesprek en principiële opmerkingen durfde te maken. Ook onze flyeractie na afloop droeg bij aan de kritische sfeer op de avond, en werd door veel mensen positief ontvangen.

Al met het al was het een tamelijk bizarre avond. Aan de ene kant met Indië-veteranen en koloniale historici die een mythisch beeld van neutrale wetenschap probeerden hoog te houden en zo feitelijk het Nederlandse kolonialisme aan het goedpraten waren. Aan de andere kant flink wat critici in de zaal en af en toe ook op het podium, die flink uithaalden naar dat zelffeliciterende beeld en daarmee de onderzoekers bij tijd en wijle behoorlijk in het defensief drukten. Uiteindelijk stemt dat toch wel hoopvol. Het is duidelijk dat we van het onderzoek weinig hoeven te verwachten. Tegelijkertijd borrelt het en kunnen we proberen die energie te kanaliseren om het de wetenschappers zo moeilijk mogelijk te maken om hun koloniale vorm van geschiedschrijving de wereld in te krijgen.

Joris Hanse


Tekst van de uitgedeelde flyer

Onderzoek naar koloniale oorlog: slager keurt zijn eigen vlees

Vandaag is de aftrap voor het nieuwe onderzoek naar de koloniale oorlog in Indonesië. Er kleven een aantal fundamentele problemen aan de opzet van dit onderzoek.

  • Een van de drie betrokken onderzoeksinstituten maakt deel uit van het ministerie van Defensie, hetzelfde ministerie dat de rechtszaken van hoogbejaarde Indonesische slachtoffers van Nederlands koloniaal geweld enorm tegenwerkt. De slager keurt zijn eigen vlees en gaat proberen zijn eigen straatje nog een keer schoon te vegen.
  • Ook in andere opzichten blijkt van onafhankelijk onderzoek geen sprake. De onderzoeksopzet van de instituten lijkt als twee druppels water op wat de regering wil.
  • De regering wenst dat in het onderzoek ook de Bersiap-periode wordt meegenomen. Maar de Atjeh-oorlog en andere koloniale oorlogen worden volkomen buiten beschouwing gelaten, laat staan de 300 jaar van dagelijks geweld en uitbuiting die bij het koloniale systeem hoorden.
  • Door de koloniale oorlog met de Bersiap-periode te vergelijken probeert men het geweld van de kolonisator gelijk te stellen aan het geweld van de gekoloniseerden. Alsof onderdrukkend koloniaal geweld hetzelfde is als geweld van mensen die streven naar een vrij en onafhankelijk land.
  • In de onderzoeksopzet worden de rechtszaken doodgezwegen die Indonesische slachtoffers in samenwerking met het Comité Nederlandse Ereschulden al meer dan 10 jaar voeren. Tegelijk krijgen de “Indië-veteranen” wel volop aandacht en medeleven.

Het is schandalig hoe wit Nederland omgaat met zijn eigen koloniale verleden en telkens zijn eigen wandaden probeert weg te poetsen. In de jaren 40 werd de leugen verteld dat Nederlandse militairen “rust en orde” gingen brengen in de in opstand gekomen kolonie. Na 20 jaar doofpot kwam men eind jaren 60 met de term “excessen”, alsof koloniaal geweld een incident zou zijn geweest. De laatste jaren drong schoorvoetend en onder druk van de rechtszaken van Indonesische slachtoffers het besef door dat er toch wel meer Nederlands geweld zou kunnen zijn geweest. Nu raakt de term “structureel grensoverschrijdend geweld” in zwang. En met dit onderzoek dreigt het Nederlandse koloniale geweld alweer gerelativeerd te worden door het te vergelijken met het anti-koloniale Indonesische geweld en het koloniale geweld van andere Europese landen.

Wanneer erkent wit Nederland dat kolonialisme altijd gewelddadig en onderdrukkend is? Wanneer nemen we met z’n allen de verantwoordelijkheid om uit te spreken dat Nederland helemaal geen recht had om zich in Azië een enorm groot gebied toe te eigenen en de bevolking daar eeuwenlang te onderwerpen, via slavernij, dwangarbeid en andere terreur?

Doorbraak

Website: www.doorbraak.eu
Contact: leiden@doorbraak.eu