Weet Martin Bosma wel wat “vrijheid” is?

De neo-fascist Martin Bosma.
De neo-fascist Martin Bosma.
Gisteravond stelde PVV-ideoloog Martin Bosma “de Nederlanders” per tweet voor een resolute keuze. “Op deze vierde mei”, zo schreef hij, “moet elke Nederlander bepalen aan welke kant hij staat. Vrijheid of islam.” Het is niet de eerste keer dat Bosma juist de dodenherdenking aangrijpt als een gelegenheid om zijn cognitieve dissonantie tentoon te spreiden. Bijzonder pijnlijk natuurlijk dat een van Neerlands meest prominente neo-fascisten juist die herdenking misbruikt voor zijn eigen politieke gewin. En veelzeggend, bovendien, is Bosma’s suggestie dat iedere Nederlander in wezen een “hij” is – volgens zijn spruitjesluchtideologie hebben vrouwen sowieso weinig te kiezen, zo blijkt maar weer eens. Maar dat alles even terzijde.

Want na mijn eerste lachstuip overwonnen te hebben, begon ik me toch oprecht iets af te vragen. Wat weet die man eigenlijk van vrijheid? Wie denkt hij eigenlijk dat hij is, ons voor zo’n valse keuze te stellen? En als vrijheid echt is wat hij zich er bij voorstelt, waarom zouden we er dan in godsnaam voor moeten of willen kiezen?

Aanslag

Directe aanleiding voor Bosma’s tweet was natuurlijk de aanslag op een zwaarbewaakte anti-islamconferentie, eerder die dag in Garland, Texas. Het evenement werd naar verluidt door twee gewapende mannen aangevallen, waarbij een bewaker gewond raakte. De twee verdachten werden ter plekke door de politie doodgeschoten. Met het bekende gevoel voor overdrijving rechtvaardigde Bosma zijn valse dilemma door te stellen dat “zijn politiek leider bijna naar een andere wereld werd geholpen”. Wilders was eerder die dag namelijk eventjes aanwezig op de omstreden conferentie, die was georganiseerd door zijn vriendin Pamela Geller, een anti-islam activiste die zó van het padje is dat zelfs de meest reactionaire Republikeinen in de VS er nog geen brood van lusten.

Niet dat Wilders – áls hij op het bewuste moment al aanwezig was geweest – iets had kunnen overkomen. Dat juist de twee aanvallers het niet meer kunnen navertellen, spreekt boekdelen. Om nog maar te zwijgen van het kleine leger aan beveiligers waarmee Wilders zich dag en nacht omgeeft: allicht is hij de meest zwaarbewaakte persoon in Nederland.

Dichter bij huis waren we het afgelopen weekend getuige van iets zeer vergelijkbaars: geen aanslag, natuurlijk, maar wel de niet aflatende angst ervoor. In De Balie – een etablissement dat tegenwoordig grossiert in domrechtse opiniemakerij – vond een zogenaamd “Festival van het Vrije Woord” plaats, en daar kwam niemand minder spreken dan de omstreden Deense cartoonist Kurt Westergaard. Bij wijze van intermezzo zong Hans Teeuwen er nog eens zijn flauwekulliedje over het “vrije woord”, droeg hij een Hitlermasker en zwaaide hij er met een exemplaar van “Mein Kampf”. En omdat ook Westergaard nadrukkelijk naar het leven wordt gestaan, was De Balie voor de gelegenheid veranderd in een vesting van Fort Knox-achtige proporties. Mobiele Eenheid, een politiehelikopter, en een Schiphol-achtige screening van alle aanwezige gasten moesten de veiligheid van Westergaard en andere sprekers en bezoekers garanderen.

Bosma’s “vrijheid”

Wat Martin Bosma betreft, gelden Wilders en Westergaard als dé belichaming van dat veelbezongen “vrije woord”. Zonder terughoudendheid of schaamte spuien zij hun mening over al dat hen niet welgevalt – en in de regel is dat “de islam”. Vanachter betonnen muren, rijen beveiligers en politieagenten, gesanctioneerd door pistolen, helikopters en ME-schilden, claimen zij hun recht op de vrijheid van meningsuiting. Tussen brede schouders en vanachter gepantserd glas schreeuwen zij ons toe: dít is wat het betekent om vrij te zijn. Dít is het vrije woord. En ondertussen zingt Teeuwen er een liedje bij, al dan niet met een Hitlermasker op.

En toch… vooronderstelt “vrijheid” niet ook zoiets als onbevreesdheid? Vrijheid is toch het vermogen en de durf om het juiste te doen of te zeggen, zonder angst voor de mogelijke consequenties? Desnoods je vijanden recht in de ogen kijken, en het gevaar trotseren? Wat betekent vrijheid nog als je dat allemaal niet kan of durft?

Natuurlijk: niemand benijdt Wilders om het leven dat hij moet lijden. En inderdaad: ik heb gemakkelijk praten, maar hij was er zonder die beveiliging al lang niet meer geweest. Allemaal waar. Maar willen we, desondanks, ons vrijheidsbegrip écht laten voorschrijven door iemand die al jaren niet zonder begeleiding naar de plee kan? Iemand die misschien kan roepen wat hij wil, maar nooit direct in debat durft te gaan met zijn eigen publiek? Wat weet hij die de rest van zijn levensjaren zal vrezen voor een gewelddadige dood, ons nu écht te vertellen over vrijheid? Hij die inmiddels zó paranoïde is dat hij zijn eigen medewerkers en achterban nog geen greintje medezeggenschap gunt in het reilen en zeilen van hun ‘partij’? De kampioen van het “vrije woord”, die bang is voor de mening van anderen?

Echte vrijheid zou bovendien toch gepaard moeten gaan met een zekere mate van verantwoordelijkheid en reflectie. Vrijheid puur omwille van de vrijheid betekent in wezen helemaal niets – een esthetisering van de inhoudsloosheid en banaliteit, gewoon omdat het kan. En toch: veel meer dan dat zie ik niet, wanneer Hans Teeuwen het podium bestijgt en aankondigt een koran te gaan verbranden. Of wanneer Pamela Geller zonder blikken of blozen beweert dat de Islamitische Staat achter de rellen in Baltimore zit. Of wanneer Charlie Hebdo weer eens een gemarginaliseerde minderheid te kakken zet – alles in naam van het “vrije woord”. Natuurlijk is men formeel gezien inderdaad vrij om dat allemaal te doen. Maar de vraag dient zich wel aan: vrijheid waarvoor? Domme grappen en grollen? Pies en poep? Lachen, gieren, brullen over de rug van anderen?

Kant kiezen

Er zijn genoeg mensen in Nederland die niets liever zouden willen dan zich écht vrij te voelen. Geïllegaliseerde migranten en vluchtelingen, bijvoorbeeld, die ieder recht op bestaan in dit land wordt ontzegd. Of zij die vanwege hun ras, gender of seksualiteit stelselmatig worden uitgebuit, bespot, vernederd, zelfs verkracht of vermoord. Of uitkeringsgerechtigden die onder dwang moeten werken, omdat ze anders hun inkomen verliezen. Mensen die niet tevreden zijn op hun werk of universiteit, maar hun mond maar houden uit angst voor represailles. Mensen met de meest uiteenlopende verhalen en ervaringen, maar die in ieder geval met elkaar gemeen hebben dat ze zich allesbehalve “vrij” zouden noemen.

Velen – steeds meer – van hen vechten terug, soms met succes. Juist daar worden angsten overwonnen, de mogelijke gevolgen voor lief genomen en de strijd aangegaan. Juist daar komen we voorbeelden tegen van een felbevochten – en vaak helaas slechts tijdelijke – vrijheid die daadwerkelijk ergens over gaat. Geen lafheid of vrijblijvendheid, maar een vrijheid met substantie, waarin echt iets op het spel staat.

Het laatste wat ik wil, is de positie van al die mensen romantiseren of op één hoop gooien. Maar wel denk ik dat we van hen allemaal meer kunnen leren over vrijheid dan van een Martin Bosma. Omdat ze als geen ander weten wat het is dat hen stelselmatig wordt ontzegd. Of omdat ze ervaren hebben wat het betekent om er écht voor te moeten vechten.

En het is hún kant die we moeten kiezen – op de vierde mei, en op iedere andere dag van het jaar.

Mathijs van de Sande