Wegbezuinigen van slavernij-instituut roept weerstand op

Ninsee-logo.
Van de bezuinigingswoede van het kabinet tegen veronderstelde “linkse hobby’s” als kunst, welzijn, gezondheidszorg en sociale zekerheid is ook het slavernij-instituut NINSEE het slachtoffer geworden. Bruin I heeft besloten om juist in 2013, het jaar waarin de afschaffing van de slavernij grootscheeps zou moeten worden herdacht, de stekker uit het kenniscentrum te trekken. Tegen die bezuiniging komen niet alleen NINSEE-medewerkers en -sympathisanten in actie, maar warempel ook een aantal politici en oud-ministers.

Het bijna 10 jaar geleden opgerichte Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden En Erfenis (NINSEE) houdt zich bezig met de geschiedenis van de Nederlandse slavernij en slavenhandel, en de verwerking daarvan. Dat doet het instituut door middel van herdenkingen, onderzoek, onderwijsprojecten, tentoonstellingen, bijeenkomsten, en de publicatie van boeken. Zo organiseert het NINSEE jaarlijks op 1 juli de herdenking van de afschaffing van de slavernij bij het nationaal monument in het Amsterdamse Oosterpark, en op 17 augustus de herdenking van de opstand van Tula en andere tot slaaf gemaakten. Dankzij het NINSEE wordt de Nederlandse slavernij en slavenhandel belicht vanuit de positie van tot slaaf gemaakten en hun afstammelingen, en ontstaat er meer ruimte voor een anti-koloniale visie op de geschiedenis van het Nederlandse kolonialisme. In 2013 is het 150 jaar geleden dat de slavernij werd afgeschaft, wat het NINSEE en andere organisaties het hele jaar door uitgebreid willen gaan herdenken. Door het afbraakbeleid van Bruin I dreigt de voorbereiding van de herdenkingsactiviteiten in de soep te lopen.

Het uiterst rechtse kabinet zit uiteraard niet te wachten op anti-racistische en anti-koloniale organisaties. Daar wil men graag stevig het mes in zetten. Maar het NINSEE laat zich niet zo gemakkelijk wegbezuinigen, ook al omdat bij de oprichting ervan door het toenmalige kabinet is bepaald dat het Nederlandse slavernijverleden voor de samenleving “een herkenbaar gezicht” moet hebben en ook moet blijven houden. De waardering voor het NINSEE en de noodzaak van herdenking van dat verleden is tijdens de jaarlijkse 1 juli-plechtigheid bij het nationaal monument steeds benadrukt door vertegenwoordigers van de diverse regeringen. In 2008 onderstreepte zelfs premier Jan Peter Balkenende, berucht vanwege zijn “VOC-mentaliteit”- uitspraak, het belang van de herdenking: “Slavernij en slavenhandel zijn onlosmakelijk verbonden met onze geschiedenis. Hoe pijnlijk ook, voor die feiten mogen we nooit meer weglopen en de ogen nooit meer sluiten. We mogen nooit meer zwijgen.” Bruin I echter doet er over het slavernijverleden niet alleen het zwijgen toe, maar dreigt ook het NINSEE het zwijgen op te leggen door het financieel uit te kleden.

Ook een steunpetitie en een bezwaarschrift tegen de stopzetting van de overheidssubsidie hebben het NINSEE nog niet kunnen redden. Het bezwaar is afgewezen, waarna het instituut in beroep is gegaan bij de Amsterdamse rechtbank. Ondertussen geeft het NINSEE de moed niet op. In de aanloop naar het herdenkingsjaar 2013 heeft het instituut diverse projecten in voorbereiding die men koste wat het kost wil doorzetten. Een steun in de rug ontving het NINSEE onlangs van een aantal politici en oud-ministers die met een open brief staatssecretaris Halbe Zijlstra alsnog op andere gedachten proberen te brengen. Daarin wijzen ze Zijlstra erop dat toenmalig minister Ronald Plasterk in 2007 de voortzetting van het NINSEE expliciet heeft gegarandeerd.

De bedroevende gang van zaken rond het NINSEE toont aan hoe het kan vergaan met non-profitorganisaties die financieel afhankelijk zijn van de overheid. Wie strijd levert tegen of onderzoek verricht naar racisme en kolonialisme, doet er goed aan om niet met handen en voeten gebonden te zijn aan de politieke koers die het kabinet inslaat. Onafhankelijkheid van denken en doen is een groot goed, wat zeker ook geldt voor de financiële en materiële basis van organisaties die ingaan tegen het heersende neo-liberale en rechts-populistische klimaat.

Harry Westerink