Zonder papieren: “Als mijn vrouw weg moet, dan is het ook voor mij ‘Adios Nederland’”

Logo van een gewapende criminele organisatie.
Logo van een gewapende criminele organisatie.
Een paar maanden geleden ontmoette ik Maria, een vrouw zonder papieren, en Wim, haar Nederlandse vriend. Ze vertelden me over hoe Maria en haar twee zonen gevangen hadden gezeten in detentiecentrum Rotterdam, over hoe ze waren gearresteerd en over de blunderende en intimiderende vreemdelingenpolitie.

Wim: “Maria en ik kennen elkaar al elf jaar. In 2007 moest ze met haar twee zonen Nederland verlaten. Ze kregen een inreisverbod van twee jaar. In 2009 kwamen ze opnieuw naar Nederland en besloten ze om te blijven. Maria werd zwanger. Ik erkende het kind, een meisje. Dat kreeg automatisch de Nederlandse nationaliteit. De advocaat zei dat Maria nu een verblijfsvergunning kon aanvragen op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Een paar maanden na de geboorte gingen we naar de IND in Hoofddorp. De aanvraag van een verblijfsvergunning voor Maria werd ter plekke afgewezen. We moesten met het hele gezin naar boven. Daar zat de vreemdelingenpolitie. Ze zeiden: ‘U heeft 24 uur om Nederland te verlaten.’”

“De advocaat vroeg een voorlopige voorziening (vovo) aan en maakte bezwaar tegen de beslissing. De vreemdelingenpolitie kwam intussen regelmatig aan de deur: ‘Jullie kunnen beter teruggaan, waarom zouden jullie een advocaat nemen, dat is zinloos en kost alleen maar geld.’ Ze kwamen met steeds kortere tussenpozen. Hun toon en houding werd steeds intimiderender. Ik zei telkens dat de vovo-beslissing nog in behandeling was, maar daar hadden ze geen oor voor. Ze wilden alleen vliegtickets zien. Een advocaat hoefden we niet meer te bellen, zeiden ze, want de vreemdelingenpolitie ging het binnenkort wel overnemen. En dat gebeurde.”

Arrestatie

Maria: “We kregen een telefoontje van de politie: ik moest me op een vrijdag melden op het politiebureau. Mijn advocaat vroeg een spoed-vovo aan. Die vrijdag was een nachtmerrie. Mijn jongste zoon was net naar school gegaan. We waren met z’n vieren thuis: Wim, mijn oudste zoon, die net vakantie had en die dag naar een zeilkamp zou gaan, mijn dochtertje en ik. ’s Morgens om kwart over acht werd ons huis ineens omsingeld door vijf politiebusjes en politieauto’s voor het huis, en vijf achter het huis. Tien agenten kwamen naar binnen. Een had een oortje in. Hij zei in zijn portofoon: ‘Het is rustig, er hoeft geen assistentie te komen.’ Mijn oudste zoon en ik moesten mee. We kregen geen tijd om spullen te pakken. Ik liep nog in mijn ochtendjas. Ik mocht me aankleden, maar een vrouw van de politie liep mee naar boven om ervoor te zorgen dat ik niet van het balkon af zou springen. Alsof ik dat zou doen.”

Wim: “Toen ze de deur uitgingen, wilde Maria de baby nog even knuffelen. Die werd min of meer uit haar armen gerukt en aan mij gegeven. En weg waren ze. De politie had niet eens een officieel aanhoudingsbevel. ‘Dat maken we altijd pas op het bureau’, zeiden ze. Je weet dat dit niet juist is, maar op zo’n moment sta je machteloos, je kunt niets doen. De hoofdagent zei tegen me: ‘Uw andere kind is nog op school. Als u hem niet vóór elf uur op het politiebureau hebt gebracht, dan halen wij hem van school.’ Ik kon niet weg, want ik zat met een hevig huilende baby. Mijn broer heeft de jongste zoon van school gehaald en naar het politiebureau gebracht. We hebben inderhaast nog wat bagage bij elkaar gezocht en mijn broer heeft dat afgegeven op het bureau.”

Maria: “We zaten in een wachtcel. Ze maakten vingerafdrukken en foto’s. We voelden ons als criminelen behandeld. We kregen koffie en thee, maar niets te eten. Om vier uur werden we naar het detentiecentrum in Rotterdam gebracht. Daar moest ik me uitkleden, visiteren heet dat. De jongens hoefden dat gelukkig niet. Onze kleding werd in zakken gedaan. We kwamen op de gezinsafdeling terecht. We hadden twee aan elkaar aansluitende kleine cellen. Op de gezinsafdeling mag je tot negen uur ’s avonds rondlopen. Er waren heel veel kinderen. Je had er families met drie of vier kinderen. De kinderen kunnen overdag een beetje spelen, maar het is elke dag hetzelfde, hetzelfde, hetzelfde. De meeste kinderen huilen veel. Ze zijn altijd moe. Families met volwassen kinderen worden uit elkaar gehaald. Die kinderen worden dan op een andere afdeling geplaatst.”

Zitting

Wim: “Precies een week nadat ze waren opgepakt, was er een rechtszaak in Utrecht. Ik ging er naartoe, Maria was er ook, samen met de kinderen. De vreemdelingenpolitie had geen officieel aanhoudingsbevel voor de kinderen gemaakt. Bovendien hadden ze de kinderen de keuze moeten laten of ze met hun moeder meewilden of niet. Er waren dus overduidelijk fouten gemaakt. Daarom besliste de rechter dat de kinderen onmiddellijk in vrijheid moesten worden gesteld. Ook kregen ze een schadevergoeding van zo’n 1.300 euro toegekend. Ik kon ze gelijk mee naar huis nemen.” Maria: “Ik vond het super dat ze vrij kwamen, want ze waren een beetje ziek geworden in de gevangenis. Ze konden niet slapen, ze wilden niet eten. Het is daar niet goed voor kinderen.”

Maria werd overgeplaatst naar de vrouwenafdeling. “Daar is een ander regime: dan gaat de deur van de cel dicht om vier uur ’s middags en blijft dicht tot acht uur, half negen de volgende ochtend. Ook word je tussen de middag van twaalf uur tot één uur opgesloten, om te eten. Ik zat in een cel alleen. ’s Avonds wilde ik geen tv kijken. Ik deed niets anders dan lopen, de hele avond lopen. Het was heel moeilijk. Er wordt best veel gehuild op de afdeling. Sommige vrouwen zitten er wel negen maanden, of een jaar. En als je dan geen familie, vrienden of bekenden hebt die je kunnen ondersteunen of eens op bezoek komen, dan is het heel, heel zwaar. Er was een vrouw van zeventig jaar in een rolstoel, en een meisje dat zeven maanden zwanger was. Ze zat er al twee maanden. We werden niet slecht behandeld door het personeel. Maar je kunt ze niet vertrouwen. Soms doen ze vriendelijk, soms niet. Er was weinig te doen: een beetje lopen, een beetje zitten, een beetje praten. Elke dag huilen. Eens per week konden we sporten, en je kon naar de kerkdienst gaan. We vroegen een keertje of de radio harder mocht en toen gingen we dansen. Dat was wel leuk…”

Wim: “De baby was totaal van slag. Ze heeft nu last van verlatingsangst. Ze is moeilijker geworden, ze huilt meer en als mama weg is, is het helemaal mis. Elf maanden lang was mama alles en dan ineens is mama weg.” Maria: “De twee jongens hebben sinds 2007 angst voor de politie en voor uniformen. Leraren zeggen dat ze daar in groepsgesprekken wel eens over praten. De oudste wil advocaat worden, vreemdelingenadvocaat.” Wim: “De vreemdelingenpolitie zei tegen me toen Maria vastzat: ‘Meneer, maakt u zich geen illusies. Volgende week zijn ze het land uit. Sowieso.’”

Vrijgelaten

“Na twee-en-een-halve week was er een zitting over de vovo. De rechter was boos op de IND: ‘Waar is die arrestatie goed voor geweest? Mevrouw is geen gevaar voor de samenleving, ze heeft een vast adres, haar kinderen gaan naar school.’ De IND kon ook geen vliegdatum overleggen. Maria werd vrijgelaten. Nu wachten we. Wat kun je anders doen dan wachten? Ze heeft nog steeds dat inreisverbod van twee jaar. Maar als dat niet herroepen wordt, als ze het land uit moet, dan ga ik mee. Een vrouw waar ik al elf jaar bij ben, waar ik altijd voor gezorgd heb, die laat ik niet alleen. Mijn kinderen hebben misschien niet het nieuwste van het nieuwste, maar ze lopen er altijd netjes bij. Ze gaan naar school, ze doen heel goed hun best op school, ze genieten. Het zijn leuke kinderen. Als mijn vrouw hier twee jaar niet mag verblijven, dan ga ik ook weg. Dan heb ik het wel gehad hier. De IND zegt dat ik gemakkelijk contact met mijn dochter kan houden. ‘U kunt haar toch op de webcam zien?’ Het moment dat de politie mijn dochter uit de armen van mijn vrouw trok en haar aan mij gaf, dat zal ik nooit vergeten. Als mijn vrouw weg moet, dan is het ook voor mij ‘Adios Nederland’.”

Janneke van Beek