Zonder papieren: Verstrikt in de netten van de zorgbureaucratie

Westeinde-ziekenhuis.

Gladys, een vrouw zonder verblijfsrecht, had kiespijn gekregen, waardoor ze moeilijk kon kauwen. Ze begon ook steeds meer steken in haar kaak te voelen. Ze ging naar de tandarts en moest voor dat bezoek contant geld ophoesten. Ook illegalen hebben volgens de regels recht op medische zorg. De overheid heeft voor die zorg geld ter beschikking gesteld. Dat fonds wordt beheerd door het College van Zorgverzekeringen (CVZ). Maar sinds een paar jaar krijgen tandartsen in het overgrote deel van de gevallen geen vergoeding meer van het CVZ. Illegalen die geen geld hebben, moeten daarom noodgedwongen vaak rond blijven lopen met tand- of kiespijn.

Gelukkig had Gladys nog wat geld gespaard door hard te werken en zuinig te leven. De tandarts stelde vast dat ze een ontsteking had waarvoor hij haar doorverwees naar de kaakchirurg. Ze belde daarna het Diaconessenhuis op, het enige Leidse ziekenhuis dat met het CVZ een contract heeft afgesloten voor planbare zorg. Ze kreeg te horen dat er in dat ziekenhuis geen afdeling kaakchirurgie bestond, waarna ze werd doorverwezen naar een ander en groter Leids ziekenhuis, het LUMC. Ze belde ook dat ziekenhuis op en zou binnen een paar dagen geholpen kunnen worden, zo kreeg ze te horen. Maar haar vreugde daarover werd al snel getemperd, toen ze de dag erna een telefoontje kreeg van een medewerker van de patiëntenadministratie van het ziekenhuis. “U bent niet verzekerd en u staat ook niet in de gemeentelijke basisadministratie”, liet hij haar weten, alsof hij haar iets nieuws vertelde. “Daarom hebben we voor u een afspraak gemaakt bij het Westeinde-ziekenhuis in Den Haag, aanstaande maandag om acht uur ’s ochtends.”

Daarop bezocht Gladys het inloopspreekuur van de Leidse steungroep De Fabel van de illegaal. Een medewerkster daar belde het CVZ voor meer informatie en kreeg te horen dat de deskundige op het gebied van de contracten niet aanwezig was. Men zou terugbellen, wat een paar dagen later ook gebeurde. “Ik ben binnen het CVZ de verantwoordelijke voor het afsluiten van de contracten”, legde hij uit aan een andere Fabel-activist. “Ik heb begrepen dat het LUMC heeft gemeld dat het contract sinds vorig jaar niet is verlengd, maar dat is volgens mij een misverstand. Wij hebben nog steeds een contract met dat ziekenhuis voor wat betreft kaakchirurgie.” “Dus het LUMC krijgt geld van het CVZ, als deze patiënt, die de zorg niet kan betalen, wordt behandeld door een kaakchirurg daar.” “Ja hoor, dat is geen probleem.” Opgelucht vertelde de CVZ-man Gladys het goede nieuws. “Maar ik heb volgende week al een afspraak bij het Haagse ziekenhuis. Ik heb kiespijn, dus ik wil liever zo snel mogelijk worden behandeld. Wie weet hoe laat het duurt voordat ik bij het LUMC aan de beurt ben”, merkte ze op. “Ja, dat is waar. De wachtlijsten zijn vaak behoorlijk lang.” Gladys besloot om dan toch maar naar het Haagse ziekenhuis te gaan.

Zonder paspoort kom je niet ver bij het Westeinde-ziekenhuis.

Advocaat

Een paar uur na haar bezoek aan het ziekenhuis klopte ze alweer aan bij het Fabel-kantoor. Ontdaan vertelde ze wat er in Den Haag was voorgevallen. “Bij de administratie merkten ze op dat een advocaat op papier moest aangeven dat ik geen verblijfsrecht had. Stel je voor, zeg! Ik heb niet eens geld om zo iemand te betalen. Toen ik de kaakchirurg ontmoette, kreeg ik niet eens de tijd om haar hand te schudden. Ik stond daar zo, met mijn hand die in de lucht bleef hangen. De kaakchirurg heeft zegge en schrijve drie seconden in mijn mond gekeken. Tot mijn grote verbijstering meldde ze doodleuk dat de zorg medisch niet noodzakelijk was. Ze zei ook nog: als u contant betaalt, dan wil ik u wel helpen, hoor. Ik vroeg: hoe lang kan ik hiermee blijven rondlopen? Zij: o, ik zou niet te lang wachten, als ik u was. Probeer het geld maar bij elkaar te sprokkelen. Ik kon dus weer gaan, met mijn pijn en mijn ontsteking. Ik bezocht daarop opnieuw de tandarts, die stomverbaasd reageerde op de diagnose van de kaakchirurg. Niet noodzakelijk? Hoezo niet?, riep hij ontzet uit. Als ik het voor je kon doen, dan had ik het zeker gedaan. Maar ik kan het niet. Het is een taak voor de kaakchirurg.”

Na overleg besloten Gladys en de Fabel-activist om samen naar het LUMC te gaan. De CVZ-man had immers duidelijk gemaakt dat geld geen probleem vormde. In het ziekenhuis kwamen ze terecht in de werkkamer van een medewerker van de patiëntenadministratie. Het bleek de man te zijn die Gladys eerder had laten weten dat behandeling in het LUMC om financiële redenen niet mogelijk was. “Ik heb hier op papier de naam en het rechtstreekse telefoonnummer van de persoon van het CVZ die mij heeft verteld dat het LUMC bij het CVZ is gecontracteerd voor kaakchirurgie”, legde de Fabel-activist uit. “Als u nu belt, dan zal hij u meedelen dat u de rekening van de behandeling naar het CVZ kunt sturen.” Toen de administrateur daarop het CVZ belde, kreeg hij inderdaad te horen dat vergoeding van kaakchirurgische ingrepen mogelijk was. Geld vormde dus geen struikelblok meer, althans: zo zou het moeten zijn. “Het LUMC is op het gebied van kaakchirurgie een achtervangziekenhuis voor het Diaconessenhuis. Als een bepaalde behandeling daar niet kan worden gedaan, dan verwijst dat ziekenhuis door naar ons. Wij kunnen die behandeling dan doen, omdat het Diaconessenhuis een contract met het CVZ heeft”, legde de man uit. “Ja, dat weet ik ook wel”, dacht de Fabel-activist, “Je hoeft me niet uit te leggen wat ik jou net aan je verstand hebt proberen te brengen. Vertel me liever waarom je hier blijkbaar niet van op de hoogte was.”

Rompslomp

Daarop nam de administrateur contact op met de afdeling kaakchirurgie van het LUMC. Het viel Gladys en de Fabel-activist op dat de man aan hun verhaal deels een andere draai gaf. Zo vertelde hij dat de kaakchirurg van het Haagse ziekenhuis Gladys zou hebben uitgelegd dat de behandeling door een tandarts moest plaatsvinden, dus niet door een kaakchirurg. “Ik wil u er nog even op wijzen”, zei de Fabel-activist na dat telefoongesprek, “dat de Haagse kaakchirurg heeft laten weten dat de behandeling medisch niet noodzakelijk is. Dat staat hier op een formulier vermeld, met een stempel van de kaakchirurg erbij. Het gaat dus helemaal niet om een terugverwijzing naar de tandarts. Als een medicus zoiets tegen een patiënt zegt, dan geeft hij daarmee aan dat behandeling niet nodig is. Ik heb de indruk dat de kaakchirurg geen medische, maar vooral een financiële afweging heeft gemaakt. Dat gebeurt trouwens wel vaker, zo is mij gebleken in de ruim tien jaar dat ik mensen zonder verblijfsrecht ondersteun.” De activist hoopte zo wat meer indruk op de administrateur te maken. “Ik heb uw gegevens doorgegeven aan de afdeling kaakchirurgie”, zei die administrateur vervolgens tegen Gladys. “Er wordt binnenkort contact met u opgenomen. Die afdeling moet nu gaan bepalen of het hun werk is of toch werk voor de tandarts. Het zou kunnen dat men daar stelt dat u bent aangewezen op de tandarts, en dat die in conclaaf moet gaan met de kaakchirurg om te weten wat hij moet doen.” Het risico bestond dus dat de kaakchirurg zou oordelen dat de tandarts de behandeling moest verrichten, maar dat die toch de hulp van de kaakchirurg zou moeten hebben. Dat betekende toch simpelweg dat de kaakchirurg de behandeling diende uit te voeren? Omdat de deur naar de afdeling kaakchirurgie uiteindelijk toch bleek te zijn geopend, zwegen Gladys en de activist maar over de vreemde redenering van de administrateur. Opvallend was verder dat de op zich vriendelijke administrateur blijkbaar geen aanleiding zag om zich te verontschuldigen voor de bureaucratische rompslomp die toch echt het gevolg was van het gebrek aan kennis binnen het LUMC over de betalingsregeling van het CVZ.

Gladys en de activist namen afscheid van de administrateur en fietsten naar het kantoor van De Fabel van de illegaal. Daar aangekomen werd Gladys meteen gebeld. Het bleek een baliemedewerkster van de afdeling kaakchirurgie te zijn. “Ik kan u niet in het systeem krijgen, omdat u niet verzekerd bent”, zei de vrouw botweg, “dus we kunnen u niet behandelen.” Gladys werd boos, maar probeerde zich in te houden. “Mevrouw”, zei ze, “we hebben net geregeld met de patiëntenadministratie dat de behandeling in elk geval financieel mogelijk is.” Maar de baliemedewerkster bleek dat helemaal niet te hebben begrepen. “Ik had u toch naar het Westeinde-ziekenhuis gestuurd? U moet daar zijn. Ik heb zelfs al naar dat ziekenhuis gebeld. Ik ben er al een uur mee bezig”, riep ze kwaad uit. “Mevrouw”, drong Gladys aan, “ik adviseer u om opnieuw contact op te nemen met de patiëntenadministratie van uw eigen ziekenhuis. Die man daar weet precies hoe het zit. Er is geen probleem.” Een uur later kreeg Gladys opnieuw een telefoontje van de baliemedewerkster. “Ik heb een afspraak voor u gemaakt bij kaakchirurgie. Daar moet dan maar worden bekeken of behandeling medisch noodzakelijk is. Want het Westeinde-ziekenhuis zegt van niet.” Gladys kon de volgende dag naar de afdeling kaakchirurgie komen voor een onderzoek. De behandelende kaakchirurg had het gelukkig helemaal niet meer over de medische noodzaak. Hij deed wat hij als medicus behoorde te doen, namelijk mensen genezen, zonder onderscheid te maken op grond van de verblijfsstatus.

Gladys is een schuilnaam.

Harry Westerink