Blank, blond en blauwe ogen: het “geval Maria” is symptomatisch voor antiziganisme

Roma-meisje Maria in het nauw gebracht door de politie.
Roma-meisje Maria in het nauw gebracht door de politie.

De laatste jaren wordt er voortdurend bericht over vijandigheden tegen Roma. Bijvoorbeeld over de gewelddadige ontruimingen van Franse Roma-kampen in 2010 onder president Nicolas Sarkozy. Of over rellen tegen Roma in 2007 en 2008 in Italië. Daarover informeerden Duitse media, net als over de dodelijke aanslagen op Hongaarse Roma in 2008 en 2009; pas kort geleden verschenen er in de pers berichten over de veroordeling van de daders.

Dit is een vertaling van het artikel “Blass, blond, blauäugig: der ‘Fall Maria’ ist ein symptomatischer Fall von Antiziganismus” dat op 17 december 2013 verscheen in het Duitse maandblad Analyse & Kritik nummer 589. Vertaald door Corrie Hogenboom. De links in het artikel zijn van Doorbraak.

In Duitsland is sinds enige tijd de zogenaamd dreigende “immigratie van armoede” het onderwerp van verhitte debatten. Vrijwel unaniem wordt daarbij gewezen op Roma of op een vage “mobiele minderheid” die met het in januari 2014 in werking getreden vrij verkeer van werknemers uit Roemenië en Bulgarije een bijzonder gevaar zouden vormen. Begin december liet de minister van Binnenlandse Zaken Hans-Peter Friedrich (CSU) de Europese Commissie weten tegen het ”misbruik van vrij verkeer van personen” op te zullen treden, desnoods tegen de EU-structuren in. Zijn weigering om Roemenië en Bulgarije tot het Schengengebied toe te laten beargumenteerde hij met dezelfde waarschuwing.

In de media zijn, niet slechts in samenhang met dit soort uitlatingen, bijna dagelijks berichten te vinden over antiziganistische voorvallen in Europa. Media reproduceren daarbij niet zelden zelf ook antiziganistische vooroordelen. Dat bleek overduidelijk in oktober 2013, toen de zaak van een vijfjarig Roma-meisje in Griekenland internationale bekendheid kreeg.

Ouders gezocht voor blond meisje

Midden oktober 2013 viel de politie tijdens een razzia in een Roma-wijk in Farsala (midden-Griekenland) een blond vierjarig meisje op. Vanwege de verdenking dat ze op grond van haar uiterlijk onmogelijk hun biologische kind kon zijn, werden de vrouw en de man bij wie ze woonde opgepakt. De politie droeg het meisje over aan een kinderhulporganisatie in Athene. Nadat de autoriteiten hadden laten weten dat het paar volgens een dna-test niet de biologische ouders konden zijn, en dat ze voor veel te veel kinderen valse papieren zouden hebben, begon de pers een internationale zoektocht naar Maria’s “echte” ouders.

Enkele dagen later doken berichten op over vergelijkbare verdachte gevallen in Ierland. Politieagenten hadden eerder in Dublin en Athlone de huizen van twee Roma-gezinnen bestormd en hun kinderen afgenomen. Beide gevallen werden gerechtvaardigd door de opvallend blonde haren van de kinderen. De politie-actie in Dublin volgde na een anonieme tip uit de bevolking. Korte tijd later bevestigden dna-tests dat de kinderen wel degelijk bij de families hoorden. Het zevenjarige meisje en de tweejarige jongen werden naar hun ouders teruggebracht.

Daags erna gaf een andere dna-test aan dat een Bulgaarse Roma Maria’s biologische moeder was. Zowel de biologische als de pleegouders eisten daarop het recht op om Maria op te voeden; ook de Griekse en Bulgaarse autoriteiten eisten dat recht op. Het Griekse echtpaar bleef vooralsnog in hechtenis vanwege vervalsing van documenten. De Griekse Justitie zal er hoogstwaarschijnlijk over beslissen of Maria in een overheidsinstelling in Griekenland of Bulgarije wordt ondergebracht, of in een pleeggezin.

De voorvallen laten diverse antiziganistische praktijken zien: afgescheiden kampen, razzia’s en ontvoering van kinderen. In de media werd – met enige vertraging – alleen de ontvoering geproblematiseerd. De razzia werd daarentegen als “routinecontrole” of als “huiszoeking” afgedaan. Afgezien van stereotyperingen en discriminerende beschrijvingen, die door SpiegelOnline tot en met de Britse Daily Telegraph werden gereproduceerd, stellen journalisten de context van dergelijke politierazzia’s evenmin ter discussie als de afscheiding van een groep mensen door de rest van de Griekse samenleving in als “kampen” bestempelde wijken.

Opvallend zijn ook de gebeurtenissen in Dublin: op grond van mediaberichten over Maria had iemand zich kennelijk aangespoord gevoeld om op Facebook informatie te plaatsen over een “opvallend” gezin in de buurt. Een journalist, die op de hoogte was van het bericht over het Roma-gezin met het blonde kind, stelde de plaatselijke politie ervan in kennis. Dit soort verdachtmakingen lijkt ook in Duitsland plaats te vinden. Volgens een door de universiteit van Bielefeld uitgevoerd langlopend onderzoek naar “groepsgewijze vijandigheid tegenover mensen” liet veertig procent van de ondervraagden weten zich ongemakkelijk te voelen als volgens hen “Sinti of Roma in de buurt zijn”. Al in 1994 bleek uit een studie van Emnid dat vierenzestig procent van de ondervraagden geen Roma of Sinti als buren zouden willen. De aantijging in Dublin wijst op een wezenlijke, diepgewortelde antiziganistische weerzin, die in de hele Europese samenleving zit.

Een dergelijke afkeer wordt voortdurend gevoed, wanneer in mediaberichten, zoals over Maria, antiziganistische stereotypen worden vastgelegd. Maar al te snel herhalen media de vermoedens van de Griekse politie dat het om een ontvoeringszaak zou gaan. Er werd over gespeculeerd dat Maria “vast al als baby” en “wellicht uit een kliniek ontvoerd” zou zijn. Al op 21 oktober 2013 kopte de Hamburger Morgenpost “Maria bevrijd. Het spoor leidt naar kinderhandelmaffia” en berichtte men dat ze als baby ontvoerd zou zijn. Niet alleen hier wordt de verdenking geuit dat nog tien andere kinderen in het “Roma-kamp” net als Maria slachtoffer zouden zijn van internationale kinderhandel. Men zag die bewering bevestigd door de verklaring van de Griekse politie dat zij samenwerkte met Interpol.

Roma-kampen, ontvoeringen en kinderhandel

Wie verbaast zich er na dit soort berichten nog over dat talrijke ouders van vermiste kinderen dna-profielen naar de Griekse politie sturen, in de hoop dat het bij Maria of een van de andere kinderen om hun vermiste kind zou gaan? Opvallend was ook dat de Britse krant Daily Star eerst kopte dat “Maddie” in Griekenland zou zijn gevonden, terwijl men een paar dagen later beweerde dat ze in Ierland zou zijn opgedoken. Ook de Duitse media hitsten op door naar het sinds 2007 vermiste kind te verwijzen. Dat door dergelijke verwijzingen voorbarige en stereotype veroordelingen plaatsvinden, leek hen niet te deren. Zelfs nadat de verdenking van ontvoering van tafel was, doordat de biologische moeder van Maria dat tegensprak, hielden de mediaberichten vast aan verdenking van kinderhandel.

Ook in een ander opzicht bediende de pers zich van stereotype beelden: meteen plaatsten ze overal een Griekse politiefoto van Maria. Het meisje, tegen een rode achtergrond geplaatst, kijkt recht in de camera; te zien zijn haar voor haar borst samengevouwen handen, wat al snel als bedelende houding werd uitgelegd. De berichten wezen daarbij meestal niet op de ontstaansgeschiedenis van de foto. De foto werd gemaakt nadat politieagenten het kind uit het gezin hadden gerukt. De Süddeutsche Zeitung (SZ, 21.10.2013) wist te melden dat Maria “tijdens het bedelen de aandacht zou hebben getrokken”. SpiegelOnline (19.10.2013) schreef in zijn oproep voor de zoektocht naar de “echte” ouders: “De foto van de vierjarige is hartverscheurend. Onzeker kijkt het meisje, dat naar de naam Maria luistert, in de camera.” Dat die mateloze onzekerheid niet in de laatste plaats wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van de politie, daarover leest men niets. Ook niet dat politie-acties voor veel mensen die worden geconfronteerd met antiziganisme, zich steeds herhalende en deels ook traumatische ervaringen zijn.

In plaats daarvan domineerde een voorstelling van zaken die bestaande stereotypen reproduceert. Beelden en taalgebruik brengen steeds “merktekens” over die mensen tot “zigeuners” maken. De voorstelling van een veronderstelde “typische” manier om geld te bemachtigen, zoals bedelen, sluit aan bij stereotypen als criminaliteit en onwilligheid om te werken. De gedachtesprong naar georganiseerde criminaliteit is dan snel gemaakt. De uit zijn context gehaalde voorstelling van een leven in “kampen” appelleert aan het stereotype van zich niet willen vestigen. Door te spreken over “rondzwervende” kinderen (SZ, 21.10.2013) wordt er gewezen op het cliché van kinderrijke gezinnen.

Hate speech

Ook thema’s als onrechtmatig wapenbezit en een primitieve leefstijl, gepaard gaande met opvallende pracht en praal, behoren tot de eeuwenoude antiziganistische vooroordelen. In de SZ kan men lezen over een “enorme flatscreen-tv” in een “wel erg karig gemeubileerde kamer”. Tot het antiziganistische repertoire hoort ook kinderdiefstal. De berichten over Maria en de Ierse gebeurtenissen, die steeds weer de “blanke huid, blonde haren en blauwe ogen” van de kinderen benadrukten, deden de rest. Toen werd bericht dat een antropoloog Maria’s vermoedelijke Noord- of Oost-Europese afkomst zou moeten bepalen, werd dat niet als schandalig ervaren.

Antiziganisme is geen “nieuw” fenomeen, maar kent een verbazingwekkende historische continuïteit. Antiziganisme voedt zich met cultureel doorgegeven beelden, uit schriftelijke en maatschappelijk beschikbare kennis. Het verschijnsel heeft slechts heel indirect iets van doen met de mensen van vlees en bloed die er het slachtoffer van zijn. Veel meer verwijst het naar een normatieve en op verschillen berustende voorstellingswereld van de meerderheid van de samenleving. Antiziganisme is daarom meer dan racisme tegen Sinti en Roma. Het begrip omvat zowel een groepsgerichte vijandigheid als ook de identificatie van mensen als “zigeuner”. Antiziganisme kan zich in principe tegen alle mensen richten die als “zigeuner” worden gestigmatiseerd, en deels ook tegen mensen die bijvoorbeeld als “nomade” of als “klaploper” worden gebrandmerkt. Wezenlijk is het gebruik van de eerder vermelde “merktekens”.

Als dergelijke “merktekens” worden gebruikt om mensen tot “zigeuners” te maken, dan heeft dat niet zelden rampzalige gevolgen. Hieruit blijkt de werkzaamheid van antiziganistisch spreken en schrijven. Ook de gebeurtenissen en berichten over “het geval Maria” kenden dat soort gevolgen. De Griekse regering gaf opdracht om alle geboorteregisters grondig te onderzoeken op afwijkingen. Half november meldde de pers dat destijds zeven zaken op die manier waren onderzocht. In minstens één geval werd een kind uit een Roma-gezin aan de Griekse autoriteiten overgeleverd. In Novi Sad probeerden skinheads de blonde zoon van een Roma weg te sleuren. Pas toen de vader de politie wilde inschakelen, trokken ze zich terug. Politieagenten van Lega Nord eisten dat Roma-kampen in Italië preventief doorzocht zouden worden op blonde kinderen.

Al deze voorbeelden laten in samengebalde vorm zien hoe antiziganisme zich dagelijks uit: in de praktijk van politie en andere autoriteiten, bij invallen, in de categorisering en stigmatisering volgens eeuwenoude patronen, van het wantrouwen van buren tot de minachting en stemmingmakerij door de media.

Yvonne Robel