Huishoudelijk werk, hetzelfde als elk ander werk?

Haags beeld
Sukran en Mikila zijn beiden domestic worker. Opvallend in hun verhalen is de vaak bijzonder persoonlijke relatie die ze onderhouden met hun werkgevers. Dat is een van de belangrijke kenmerken van het werk van de domestic workers. Ze verrichten hun werk ergens tussen de privé- en de publieke sfeer in. Maar ook huishoudelijk werkers zouden een beroep moeten kunnen doen op formele arbeidsrechten.  

In Doorbraak-krant nummer 3 kwam Lisa Mendiola aan het woord, een domestic worker zonder verblijfsvergunning. Ze is medeoprichtster van de organisatie United Migrant Domestic Workers (UMDW), een zelforganisatie van migranten die strijdt voor werkvergunningen, verblijfsrecht en respect. Mendiola onderstreepte het belang van een goede en vooral persoonlijke werkrelatie met haar werkgevers. Maar juist dat persoonlijke karakter is een van de oorzaken waardoor er weinig erkenning is voor het werk. De meestal vrouwelijke werkgevers nemen het niet als professioneel werk waar, en ze zien zichzelf dan ook niet als werkgever. Dat leidt tot een aantal problemen rond de rechten van domestic workers.

Gaatjes vullen

Huishoudelijk werk is een van de oudste vormen van betaalde arbeid. De International Labour Organisation (ILO) definieert het werk enigszins vaag als "huishoudelijke taken verricht als een economische activiteit in het huishouden van een derde persoon". Een concrete omschrijving van de taken is moeilijk te geven omdat het er veel zijn en ze vaak tegelijkertijd uitgeoefend worden. Een kinderoppas kan ook af en toe schoonmaken, en andersom. In tegenstelling tot wat eerder verwacht werd, is dit type werk niet in de loop van de twintigste eeuw uit westerse maatschappijen verdwenen. De vraag ernaar is de laatste jaren juist weer flink toegenomen. Volgens een studie van de vakbond CNV maken in Nederland 1,2 miljoen huishoudens gebruik van een hulp, en zeer waarschijnlijk zijn dat er nog meer. De oorzaken van de toename liggen onder meer in de gegroeide arbeidsparticipatie van vrouwen, de nog steeds ongelijke verdeling van de huishoudelijke taken in gezinnen, het tekort aan publieke voorzieningen voor kinderen en ouderen, maar zeker ook in het voor velen betaalbare aanbod aan domestic workers. Hun diensten zijn relatief goedkoop vanwege hun precaire situatie. Het werk wordt vaak informeel verricht door vrouwen met een achtergrond van migratie. En huishoudelijk werk is meestal de enige keuze die voor deze vrouwen open ligt, zo benadrukken ook Sukran en Mikila.

Debatten over huishoudelijk werk zijn nauw verbonden met feministisch-emancipatorische kritiek op de strikte scheiding die gemaakt wordt tussen de privé- en de publieke sfeer, een indeling die voor vrouwen onderdrukkend werkt. Helaas bleven de discussies lang beperkt tot  witte vrouwen. Bij hun eigen strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid, waarbij ze massaal loonarbeid gingen verrichten, negeerden ze dat het weer in meerderheid vrouwen, en in het bijzonder legale en illegale migranten waren, die de gaatjes vulden die zij achterlieten. De nodige erkenning voor hún werk bleef uit. Daarom is het belangrijk om te erkennen dat er ook vrouwen zijn die macht hebben, en die hun macht ook uitoefenen. Naast "gender" en "klasse" zijn etniciteit en migratiestatus eveneens structurerende elementen van ongelijkheid in de huidige maatschappij. Het is opvallend, maar niet verbazingwekkend, dat Mendiola uit feministische hoek geen steun ziet komen voor de strijd van de domestic workers in Nederland. Daarnaast zijn veel problemen waar domestic workers mee te maken hebben, terug te voeren op kenmerken die ook de onbetaalde arbeid van vrouwen in de privé-sfeer karakteriseren. Die kenmerken zijn er mede de oorzaak van dat dit werk niet erkend wordt als arbeid die een belangrijke bijdrage levert aan de maatschappij.

Flexibiliteit

Huishoudelijk werkers en werksters hebben vaak enorm uiteenlopende nationaliteiten, opleidingsniveaus, leeftijden, migratiestatussen en levensgeschiedenissen. Mikila en Sukran kwamen beiden in 2002 naar Nederland. Ze werken op dit moment als "live-out" domestic workers en wonen dus niet bij hun werkgevers in. Ze hebben elk meerdere werkgevers. Mikila is Marokkaanse. Ze verloor haar afhankelijke verblijfsvergunning na haar echtscheiding. Ze werkt nu meestal voor Marokkaanse Nederlanders die ze via vrienden of familie heeft gevonden. Sukran is Turks-Bulgaarse. Sinds Bulgarije bij de EU hoort, mag ze in Nederland wonen, maar nog niet werken. In het begin werkte ze uitsluitend voor Turkse Nederlanders, maar sinds ze de Nederlandse taal voldoende beheerst, zoekt ze werk via internet-advertenties.

Kenmerken van huishoudelijk werk zijn onder meer de informaliteit ervan, het plaatsvinden in de huishouding, de sterk uiteenlopende taken, het emotionele en mentale karakter ervan, de flexibele uren, en de associatie met "de natuurlijke arbeid van de vrouw". In de ervaringen van Sukran en Mikila zien we die kenmerken terug. Mikila benadrukte het probleem van zwart werken en de eisen van flexibiliteit: “Als ik ziek ben, krijg ik geen geld. Ik kan niet tegen de mensen zeggen: ik ben ziek, maar geef me toch geld. Maar ik heb geen ziekenfonds en ik betaal geen belasting. Ik werk ook niet voor slechts een werkgever. Ik werk twee uur hier, en dan weer twee uur daar, bij iemand anders. Twee uur per twee weken, maar soms ook werk ik twee weken niet. Ik kan ook niet op zoek naar werk, dat is wat moeilijk voor mij.”

Ook Sukran moet flexibel zijn: "Ik doe oppaswerk, haal kinderen van school en breng ze thuis. Ik doe vaak 12 en soms 15 uur schoonmaakwerk, en voor de kinderen heb ik precies tweeënhalf uur. Ik kom ze om drie uur bij de school ophalen, en breng ze naar huis tot hun moeder thuiskomt. Soms zeggen die mensen dat ik wat extra moet doen. De ramen zijn bijvoorbeeld vies en die moeten nodig gedaan worden. Ik moet dan blijven. Ik kan geen nee zeggen, of zeggen dat ik niet kan.”

Hobby

Sukran noemt ook het probleem dat ze geen verzekering heeft, dat ze door de informaliteit van het werk geen recht heeft op vakantie en het risico loopt om in bepaalde perioden niet betaald te  worden. “Ze gaan bijvoorbeeld soms twee weken rond oud en nieuw op vakantie. Dan kan ik twee weken niet werken. Dan zit ik thuis zonder geld. Het is ook voorgekomen dat een familie niet meteen betaalde, maar dat geeft niet. Ze vertelden dat ze gingen verhuizen naar Noordwijk, en vroegen of ik daar ook wilde komen werken. Maar dat was voor mij te ver en ik zei dat ik daar niet zou komen. Daarop beloofden ze me nog te bellen om me uit te betalen voordat ze zouden verhuizen. Maar ze hebben nooit gebeld en ik hen ook niet. Ik had in een halve maand meerdere keren hun huis schoongemaakt. Ook andere mensen bij wie ik werk verhuizen soms. Dan moet ik na twee weken alweer op internet zoeken naar nieuwe werkgevers. Gelukkig werk ik nu alweer drie of vier maanden bij mensen die nog niet verhuisd zijn. Ik heb nu dus wat zekerder werk. Ik ben bij sommigen wel eens uit mezelf gestopt. Bijvoorbeeld omdat ik moest oppassen op tijden dat het niet uitkwam met mijn andere werk. Soms moet ik kiezen tussen oppassen en huishoudelijk werk."

Huishoudelijk werk lijkt door al deze kenmerken eerder op een privé-arrangement dan op een werkrelatie tussen werknemer en werkgever. Zelfs de werkneemsters zelf noemen het wel eens "een zwarte vakantie" of "een hobby" (Mikila) of "slecht werk" (Sukran). Maar het is belangrijk dat het werk erkenning krijgt, en dat ook voor deze werknemers en werkgevers arbeidsrechten gaan gelden. Daartoe is het van belang om de specifieke kenmerken van het werk te erkennen.

Gezelligheid

De ook door Mendiola zo gewaardeerde persoonlijke relatie tussen werknemer en werkgever is er daar een van. Een goede en vriendelijke relatie blijkt belangrijker naarmate de situatie van de domestic worker meer precair is, onzekerder. Mikila werkt zo bij sommige mensen alleen voor de gezelligheid, en krijgt daarvoor immateriële zaken. Soms wil ze er niet eens geld voor. Sukran heeft daarentegen een wat onafhankelijker positie, en kiest er bijvoorbeeld ook weleens voor om niet meer bij iemand te gaan werken die niet aardig is.

Mikila vertelt: "Een mevrouw praat soms alleen met mij en we drinken dan samen koffie. Ik zet soms de koffie voor haar. Ze is gehandicapt en kan niet lopen. Ik ga altijd bij haar langs als ik naar een andere familie ga. Maar het is geen werk. Nou ja, soms wel en soms niet. Soms help ik haar op de wc, of met het opruimen van kleding. Alsjeblieft, deze kast is niet goed opgeruimd, zegt ze dan. En dan leg ik de kleuren apart, de t-shirts apart, de broeken apart. Ze praat gezellig met mij, het is mijn hobby. Ze heeft drie zoons. De oudste heeft een dochter. Maar ze komen niet bij haar langs. Deze vrouw is, echt waar, lief voor mij. Waarom? Misschien omdat ze ook pijn heeft. Ze is ook haar man kwijt. Hij wilde haar niet meer toen ze multiple sclerosis kreeg. Vroeger logeerde ik soms ook bij haar, bijvoorbeeld drie dagen. Nu hoeft dat niet meer omdat ik een kleine kamer huur."

Zo'n persoonlijke relatie heeft Mikila ook met haar andere werkgevers. "Sommige Marokkaanse mensen hebben mij vroeger heel veel plezier gedaan toen ik geen werk en geen geld had. Ik mocht altijd bij hen eten en douchen, en ze hielpen me met kleding. Ik ging daarna met hen buiten wandelen. Nu vragen ze soms of ze me alsjeblieft een beetje mogen helpen. Maar dan zeg ik: nee. Vaak werk ik niet voor geld." In Mikila’s kijk op haar werk en haar relatie met haar werkgevers staat gezellig samenkomen centraal. Maar op de achtergrond speelt natuurlijk ook haar afhankelijkheid een grote rol. Toen ze nog geen eigen woning had, kon ze bij deze mensen terecht voor een kopje koffie of om te overnachten. Maar ze is nu wel veel gelukkiger met een eigen kamertje. In dit soort relaties zien werkgevers en werknemers zich vaak niet in een werkrelatie en wordt de scheidslijn tussen betaald en onbetaald huishoudelijk werk onduidelijk.

Autonoom

Sukrans situatie is heel anders. Haar legale verblijfsstatus, maar misschien ook het feit dat ze in Bulgarije tot lerares is opgeleid, maakt het haar makkelijker om een onderhandelingspositie in te nemen tegenover haar werkgevers. Ze vindt dat ze een goede relatie heeft met haar werkgevers. "Ze zijn vriendelijk. Dat is belangrijk. Maar dat is niet altijd zo geweest. Ik werkte eens bij een Zweedse vrouw en haar Antilliaanse man. Dat ging heel slecht. Ik had haar via internet gevonden. Toen we kennis maakten, vroeg ze meteen een fotokopie van mijn paspoort. Ik wil dit, ik wil dat, zei ze, en: ik kan je niet vertrouwen, want het is via internet gegaan. Het begon niet goed, maar daarna wende ze aan mij en werd ze wat vriendelijker. Maar ze wilde dat ik in drie uur heel veel deed: strijken, de badkamer, alles. Ik zei altijd dat drie uur niet voldoende was, en dan antwoordde ze: doe dan maar de belangrijkste dingen. Een keer had haar man 15 overhemden op de strijkplank gelegd. Ik heb ze allemaal gestreken, en had toen geen tijd meer om te moppen. Belde ze 's avonds boos op. Waarom heb je niet gemopt? Wat is dat? Ik antwoordde dat het strijken belangrijker leek en dat ik maar drie uur had. Toen zei ze: als ik het niet op het briefje op tafel geschreven heb, waarom strijk je dan? Ze wist altijd iets te vinden, en dan zei ze: wat is dat, dat is jouw verantwoordelijkheid! Ik kon bij haar niets goed doen. Ik ben na twee maanden gestopt. Ik zei: als ik het niet goed doe, zoek dan maar een ander. Nu werk ik wel bij goede mensen. Ze zijn vriendelijk en discrimineren niet door te zeggen: jij bent maar een schoonmaakster."

Sukran was niet altijd zo autonoom. Vroeger was ze minder zeker omdat ze toen nog geen verblijfsrecht had. "Voor illegale mensen is het veel moeilijker. Toen ik hier kwam in 2002 was het erg moeilijk. Je begrijpt de Nederlandse taal niet, en moet werken bij mensen die jouw eigen taal spreken. Maar die betalen heel weinig en je moet heel hard werken. Want ze weten heel goed dat je bij hen moet blijven. Ze zeggen: wat doe je als ik je dit geld niet geef?"

Ook Sukran was en is dus nog steeds flink afhankelijk van haar werkgevers. Ze kan beperkt kiezen, maar nog steeds zijn haar relaties met werkgevers gebaseerd op vertrouwen. "Een moeder van de kinderen op wie ik pas, zegt soms: als Bulgaren straks het recht krijgen om hier te mogen werken, dan ga je ons verlaten. Daar ziet ze tegen op, want we zijn aan elkaar gewend. Maar ik antwoord dan: nee hoor, ik blijf bij jullie. Alleen met het schoonmaakwerk zou ik misschien stoppen als ik legaal zou kunnen werken."

Arbeidsrechten

De vraag blijft in hoeverre huishoudelijk werk gecommodificeerd kan worden, dat wil zeggen: opgenomen kan worden in de formele economie, waardoor het werk gedepersonaliseerd en dus onafhankelijk gemaakt kan worden van de luimen van de werkgevers. De feministe Barbara Ehrenreich zei eens: “Huishoudelijke dienst is een beroep dat al enkele duizenden jaren voor het onpersoonlijke kapitalisme bestond." En het is nog steeds vaak een privé-arrangement tussen werknemers en werkgevers, die zichzelf niet perse in die rollen zien. Dat huishoudelijk werk in Nederland niet officieel gereguleerd is, en lang niet erkend werd door de vakbonden, is daar slechts een afspiegeling van. De ILO werkt momenteel aan een conventie voor "fatsoenlijk werk voor domestic workers". De discussies daar draaien om de precieze definiëring van de specifieke eigenschappen van huishoudelijk werk, maar juist ook om het laten zien dat het gewoon werk is zoals elk ander werk. De vraag is daarnaast in hoeverre de ILO er rekening mee wil en kan houden dat een groot aantal van de huishoudelijk werkers en werksters illegaal is. Hoe kunnen ook hun arbeidsrechten versterkt worden? En kunnen er mogelijkheden komen voor legalisering? Daarover moeten we met z'n allen denken, en ervoor strijden aan de zijde van de talloze domestic workers die zich inzetten voor respect en erkenning.

Sylvia Guenther