Nieuwsbrief voor de Leidse regio 4, december 1990

Auteur:


Het referendum: inspraak in opspraak

Op 6 maart 1991 zal Leiden als eerste Nederlandse gemeente een referendum houden. Tegelijk met de provinciale verkiezingen zal het Leidse "volk" haar stem mogen uitbrengen over, jawel, de sluitingstijden van de horeca-business.. Eindelijk hebben we weer wat te vertellen, of toch niet?

Begin 1990 besluit de gemeente Leiden tot het houden van een referendum. Bij wijze van proef en in het kader van de aangekondigde bestuurlijke vernieuwing. "De kloof tussen burger en bestuur moet gedicht worden", welk een mooie gedachte. Waarover het Leidse volk zich zal mogen uitspreken, daar heeft men op dat moment nog geen flauw idee van, maar daar kan aan gewerkt worden. En inderdaad de Leidse politici en ambtenaren mogen een onderwerp aandragen waarover volgens hun het referendum zou moeten worden gehouden. Maar het blijkt toch nog lastig te zijn. Geen van de aangedragen onderwerpen lijkt in eerste instantie te voldoen aan de gestelde criteria.

Het onderwerp moet de gehele Leidse bevolking aangaan, het moet uitvoerbaar zijn en slechts voor tweeërlei uitleg vatbaar, ja of nee. Sandy Roels, belast met de voorbereiding van het Leidse referendum, zegt hierover in een interview met het Leidsch Dagblad van 12 juni 1990: "Kijk, gescheiden inzamelen van huisvuil is geen goed onderwerp. De gemeente moet overgaan tot het gescheiden inzamelen door de sluiting van de vuilverbranding, dat staat niet ter discussie. En bij het vrijgeven van de sluitingstijden van de horeca is het belang van een minderheid in het geding, namelijk van de mensen die naast de kroegen wonen, en dat kan dus ook niet"

Wat leuk, dacht ik, dat het invoeren van een referendum automatisch betekend dat het is afgelopen met meerderheden die over minderheidsbelangen lopen. Maar ja, eigenlijk was het ook zo dat juist een kleine minderheid met veel poen en macht in staat is haar wil door te voeren tegen het belang van een grote meerderheid in. Het bleek echter sowieso vies tegen te vallen. In het voorstel van B&W aan de gemeenteraad, afgelopen september, was van het verhaal van Sandy Roels niks meer terug te vinden. In dit voorstel werden vier onderwerpen aan de gemeenteraad voorgelegd die de eerste selectie hadden doorstaan. De voors en tegens van deze onderwerpen worden hierin beargumenteerd.

Op nogal vreemde wijze komt hieruit het sluitingstijden vraagstuk als beste onderwerp naar voren. Er wordt onder ander gesteld dat dit onderwerp een ombuiging van het beleid inhoudt, en dat zou niet gelden voor de onderwerpen: uitbreiding van het parkeer-restrictiestelsel en invoering van een 30 km-regime in de stad. Volgens mij hangt dat echter puur af van hoe de vraagstelling wordt geformuleerd en de uitslag van het referendum daarop. Bij het onderwerp auto-vrij of auto-luw maken van de binnenstad worden alleen argumenten voor en tegen een auto-luwe binnenstad aangevoerd, een auto-vrije binnenstad wordt helemaal buiten beschouwing gelaten. Misschien een lichte voorkeur van desbetreffende ambtenaar of B&W ? Verder wordt hierover gesteld dat de benodigde stukken om hierover een oordeel te kunnen geven niet op tijd voorradig kunnen zijn. Tsja, dan moet je niet eerst de datum vaststellen en dan pas het onderwerp. De gemeenteraad heeft hier echter geen moeite mee en stemt in met het sluitingstijdenvraagstuk als onderwerp voor het referendum.

De twijfel is bij mij wel gerezen. Is dat referendum nu eigenlijk wel zo'n fantastisch democratisch middel. Krijg ik nu echt meer zeggenschap over mijn leven en mijn leefsituatie en zit ik wel zo te wachten op een vraag voorgestoomd door dat apparaat welke toch altijd al de beslissingen neemt. En is het niet juist een ontkenning van de huidige verhoudingen waarin de één de nachtsmiddelen heeft om bijvoorbeeld gigantische propaganda-campagnes op te starten en de media te bespelen, en de andere niet, en zal dat ooit via een referendum ter discussie staan. En niet te vergeten, was die hele sociaal- democratische samenleving eigenlijk niet één groot compromis afgedwongen door de sociale bewegingen van de vorige en begin deze eeuw. Een compromis waardoor de werkelijke tegenstellingen nog steeds ongemoeid zijn gebleven, hier en daar wat bijgeschaafd met een sociaal aangezicht en misschien wat versluierd achter materiële welvaart en zogenaamde medezeggenschap ?

De redenen over het waarom er nu zo nodig een referendum moet worden uitgeprobeerd zeggen mij in ieder geval een hoop hier over.

Het waarom

De burger is niet meer in "de" politiek geïnteresseerd. Het aantal leden van politieke partijen wordt steeds minder en de opkomst bij verkiezingen daalt. In een Volkskrant van eind oktober of begin november stond de uitslag van een NIPO-enquête. Deze kwam er op neer dat bij de aanstaande verkiezingen (6 maart 1991) 36 procent van de stemgerechtigden niet van plan is te gaan stemmen. Als er 2 kwartjes voor het stembiljet moet worden betaald haakt 56 procent af. Bij een gulden blijft nog 36 procent over en bij acht gulden nog maar 9 procent . Niet echt een reclame plaatje voor de Nederlandse staat dus. Acht gulden is blijkbaar belangrijker voor de Nederlandse burger dan het invullen van een stembiljet.

In de landelijke politiek wordt er over het algemeen nogal nonchalant op gereageerd met de veronderstelling dat een niet-stemmende burger wel een tevreden burger zal zijn. Een nogal vreemde veronderstelling na tien jaar crisisbeleid

met grove bezuinigingen waarbij steeds de ene groep tegen de andere werd uitgespeeld: de werkenden tegen de werkelozen, de werkelozen tegen de studenten, de autochtonen tegen de allochtonen et cetera. Een nogal vreemde veronderstelling, temeer daar er duidelijke aanwijzingen voor zijn dat de "niet-stemmenden" juist uit de onderste lagen van de samenleving komen en dus diegenen die het meeste de dupe van dat beleid zijn geworden.

Het "idee" dat het toch allemaal niet uitmaakt, lijkt me dus een logischere veronderstelling De bekende uitspraak "het is toch allemaal één pot nat" wordt vaak afgedaan als a-politiek, maar raakt volgens mij wel de kern van de zaak. Door het CDA is iedereen de afgelopen jaren sowieso genaaid en de pragmatische PVDA stemmers komen ook elke keer weer bedrogen uit. Eindelijk in de regering wordt na een jaar van loze stemmingmakerij rondom de term sociale vernieuwing deze nu vervangen door de harde aanpak. De Nederlandse bevolking wordt om offers gevraagd en de sociale voorzieningen verder afgebroken. En deze Partij van de Arbeid presteert het ook nog om de koppeling tussen uitkeringen en lonen te gebruiken als chantage-middel om de looneisen te dimmen. En GroenLinks lijkt prima te gedijen in de parlementaire rompslomp, de huidige verhoudingen en haar eigen functioneren daarin niet ter discussie stellend. VVD-leider Bolkestein is nog het duidelijkst in zijn oordeel over het belang van verkiezings-opkomsten: het maakt hem geen moer uit. Vanuit zijn positie is dat ook logisch. Onze sociaal-democratie zou niet werken met een sterk gepolitiseerde bevolking. Een bevolking die in staat is zich constant voor haar rechten sterk te maken zou de status quo in de verhoudingen tussen bevolking en staat en bedrijfsleven steeds verder blootleggen en doorbreken. Wat dat betreft blijkt bij elke sociale beweging weer aan welke kant de overheid staat in haar zogenaamde bemiddelende functie tussen bevolking en bedrijfsleven.

De andere kant van de zaak, waar vooral de gemeenten mee te maken hebben, is dat als de verkiezings-opkomsten steeds lager worden, de sociaal-democratie haar legitimiteit verliest en daarmee ook de legitimiteit van haar regelgeving. Als je ze niet gekozen hebt hoeven ze je ook niet te vertellen wat je moet doen en laten. En dat moet natuurlijk voorkomen worden.

Het streven is dus niet een sterk gepolitiseerde bevolking, die in staat is voor haar rechten op te komen, zich te organiseren en die in staat is haar eigen boontjes te doppen, maar een bevolking die bereid is ééns in de zoveel tijd de legitimiteit van het huidige politieke stelsel te versterken door middel van het inkleuren van een vakje als opperste stadium van democratie.

Vanuit deze analyse kun je het aankomende referendum verklaren. De opkomst bij verkiezingen daalt dus moet er naar "bestuurlijke vernieuwing" gestreefd worden. De uitspraken van burgemeester en wethouders spreken ook boekdelen. "De burger moet nauwer bij het bestuur betrokken worden" aldus onze burgervader, in plaats van dat ze zichzelf nou eens ter discussie stellen. Wethouder Joop Walenkamp weet het ook mooi te stellen: Aan de burgers moet weer een gevoel van tevredenheid worden gegeven, plus het gevoel er weer bij te horen; door een nieuw elan in bezit te zijn genomen.

En dat alles door middel van een referendum waarvan ze zelf bepalen dat het wordt gehouden, wanneer en waarover gestemd mag worden en waaraan ze zich vervolgens ook nog eens niet hoeven te houden. Ze hebben namelijk gekozen voor een raadplegend referendum, ja stel je voor dat ze werkelijk de macht bij de bevolking zouden leggen.

Oftewel, geef ze "het gevoel" dat ze wat te vertellen hebben, dat ze mee mogen beslissen, en de zaak is weer in orde. En het doel: een hogere opkomst bij verkiezingen en dus een legitimatie van het huidige politieke stelsel. Nou, als ze mij een goed "gevoel" willen geven dan zullen ze toch echt met iets anders moeten komen.

Terug