De Peueraar 8, april 1991

Auteur: Harry Westerink


(Dwarsligger)

Het taboe

Heb je al gehoord van het nieuwe taboe? Heb je de mensen al verschrikt zien kijken, als er onverhoeds over wordt gesproken? Heb je ze zien wegduiken in hun veilige bankstel, met de kindertjes op schoot, een kopje thee in de hand, genietend van de honeymoon-bingo-tele-showbusiness-shit-kwis? Heeft iemand je al eens vermanend toegesproken, zijn of haar vinger of vuist opgeheven of smalend beschuldigd van oude koeien-uit-de-sloot-halen? Hebben de nitwits, de huisyups, de latters, de aanhangers van het gelijk van rechts, de salonsocio's, de guppen, de dinki's, de no nonsense-goeroes en de brave borsten je alweer verbannen uit hun toevluchtsoord van opgeklopte luxe en verregaande verspilling, omdat jij, in je onnozelheid of hoogmoed, het aandurfde, omdat jij het gore lef had om het taboe aan te kaarten? Omdat je het vreselijke, het afschuwelijke, het tergende, het onuitstaanbare, het aan het geweten van de volgevretenen knagende taboe op z'n minst bespreekbaar probeerde te maken?

Heb je de zich wat ongemakkelijk voelende Renault 4-rijders (met anti-kernenergiesticker!) en verlegen op hun stoel draaiende Greenpeace-, zeehondjes- en neushoorndonateurs al zien kwijlen, al horen bedelen om toch vooral je mond te houden over het ene, het taboe? Hebben ze je al toegestopt met lekkers, met moreel en ideëel snoepgoed? Hebben de wereldverbeteraars van de koude grond of van de ivoren toren, de ver-van-m'n-bed-show-want-ik-heb-toch-meer-dan-het-minimumloon-zorgenmakers je al duizend-en-én dingen beloofd om het - nee, alsjeblieft niet, nee, ik heb nu geen tijd, nee, ik weet het wel, nee, ik moet ook aan m'n toekomst denken, nee, als je ouder wordt dan..., nee, kom maar terug als je groter, wijzer, bezadigder bent, nee... - om het toch vooral niet uit te schreeuwen, om er niet hardop over te praten, om er niet over te fluisteren, om er geen grapjes over te maken? Hebben ze je al het zwijgen opgelegd, ben jij al gecensureerd? Verdwijn uit mijn ogen, verdoemde! Verdwijn!

Gij zijt nietiger dan een mier, gij zijt waardelozer dan een luis, gij zijt het stof der aarde, en ge zult tot in eeuwigheid ledig en doelloos rond dwarrelen! Verdwijn, gij hebt het woord genoemd, gij hebt het taboe doorbroken! Eerst heb ik u geloofd, ik heb u vertrouwd, maar ge zijt mij afgevallen, ik heb u in mijn armen genomen, maar ge hebt mij bespottelijk gemaakt, ik heb u mijn liefde gegeven, maar ge zijt mij gaan haten. Daarom, verdoemde, verdwijn!

Het taboe is er, onmiskenbaar. Het dringt door in de poriën van alle mensen, het vermengt zich met de lucht die we inademen, het kleeft aan de grote boodschap in de wc, het maakt de regen zuur. En jij, spreek je er nog wel eens over? Schiet je je buren, je kennissen, je familie, je boezemvrienden en vriendinnen er nog wel eens over aan? Zo van: hé, joh, weet je wel, het taboe... en dan veelbetekenend kijken. En als ze je dan niet begrijpen, dan ga je het uitleggen. Het nieuwe taboe, het taboe van de jaren negentig, ken je dat dan niet? Na alcohol- en drugsverslaving, homoseksualiteit, niet meer naar de kerk gaan, incest, een uitkering hebben, is er een nieuw taboe. Het is plotseling, onverwachts en bijna noodlottig opgedoken. Het is levensgroot, en zo zichtbaar als de zon.

Maar men zwijgt liever, men verzwijgt, denkt snel aan iets anders, aan de wintersportvakantie of aan de surfplank, men is bang het luie leventje op te moeten geven, men vreest ook de laatste kruimels van de koek af te moeten staan.

Men schuifelt angstvallig langs de muren, op straat is men stil, beschroomd, verontrust, als iemand het weigert om zich te conformeren aan de zwijgplicht, de geheimhouding rond het taboe.

Men beseft het echter terdege: waarover niet gesproken mag worden, het afschuwwekkende, dat bestaat wel degelijk. Het is een verrottingsproces, het is een kankergezwel, het is een hedendaagse hei, een sadistische satan, die op elke hoek van de straat, in elke winkel, in elke fabriek, op elk kantoor zijn grijns van oor tot oor laat zien, een duivel met vampiertanden en adelaarsklauwen die er genoegen in schept om vooral de arme mensen tot op het bot uit te zuigen, een geldwolf die zijn weerloze slachtoffers intens laat lijden onder het juk van zijn hebzucht.

Ja, het taboe, datgene waarover zovelen zwijgen: dat het kapitalisme springlevend is, dat het de strot van miljoenen mensen afbijt, dat het nooit weg geweest is, dat het voortduurt, en dat het zich ook met jouw bloed zal laten vollopen, als ook jij je lijdzaam, als slachtvee, naar de rand van de aarde laat drijven, totdat we met z'n allen in de tomeloze diepte van de dood donderen.

Terug