De Peueraar 8, april 1991

Auteur:


De ondernemende universiteit

"Sponsoring van hoogleraren kan tegemoet komen aan de klacht van de faculteiten dat zij nu te weinig hoogleraren in dienst kunnen nemen. Onder druk van de minister van onderwijs is het aantal hoogleraren tien jaar geleden drastisch verlaagd, in Leiden van 350 naar 250. "Sponsoring door het bedrijfsleven kan de kosten aanmerkelijk drukken", aldus het College van bestuur van de Leidse universiteit in een recente beleidsnotitie.

In de Mare (leids universitair blad) van 21 maart 1991 volgde een artikel hierover met de titel "Het Leidse bolwerk der vrijheid wordt heus niet steen voor steen verkocht", waarin enkele hoogleraren en een rector aan het woord worden gelaten over het idee van sponsoring. Uit dit artikel, dat pretendeert de voors en tegens van sponsoring te behandelen, spreken een paar vooronderstellingen waar je kippenvel van krijgt.

Meest stuitende in het hele artikel is dat er constant van wordt uitgegaan dat de huidige situatie op de universiteiten goed is. Een situatie van "vrijheid" en "onafhankelijkheid" heerst en we hoeven er alleen maar voor te zorgen dat sponsoring deze 'ideale' situatie niet te veel in het nauw brengt en de "goede naam" van de universiteit geen deuken oploopt door bijvoorbeeld een milieu-schandaal bij een bedrijf dat een hoogleraarspost financiert. "Maar als je geen geld hebt voor een mooi plan, waarom zou je er dan geen gebruik van maken?", aldus decaan Daems.

De woorden vrijheid en onafhankelijkheid in verband brengen met universiteit en wetenschap krijgt een nogal perverse bijsmaak als je bedenkt dat het meeste onderzoek bijdraagt aan verdere instanthouding van onderdrukkings- en uitbuitingsverhoudingen, dat de afgelopen jaren zo'n beetje elke maatschappij-kritische studierichting is weg bezuinigd, dat de universiteit een behoorlijk hiërarchische organisatie is en dat de huidige studenten de toekomstige elite gaat vormen in bedrijfsleven en politiek en niet te vergeten, dat veel professoren in allerlei commissies en lobbyclubs zitten en dus commerciële en politieke belangen vertegenwoordigen.

Verder wordt in het artikel de sponsoring van hoogleraren losgekoppeld van andere ontwikkelingen op dit gebied. Het zogenaamde derde geldstroom onderzoek (specifieke onderzoeken die door bedrijven betaald worden, waar meestal tegenover staat dat het bedrijf de rechten krijgt over de resultaten), de bijzonder hoogleraar (die voor een aantal uren is aangesteld en betaald wordt door derden), en de buitengewoon hoogleraar (die een bedrijf of stichting vertegenwoordigt).

Hierdoor wordt het idee van sponsoring teruggebracht tot een toevallige oprisping van het College van bestuur dat helaas wat geld tekort heeft en naar een oplossing zoekt.

Hieronder nemen we een gedeelte van een artikel over dat al weer twee en een half jaar geleden in de Zwarte werd gepubliceerd en dat volgens ons aardig weergeeft in welke ontwikkeling dit 'nieuwe' idee geplaatst kan worden.

De Zwarte

"In een reeks boeken, artikelen en onderzoeken is aangetoond dat er bij het onderwijs sprake is van een zogenaamde "meritocratische ideologie": de objectieve belangen van een heersende klasse worden zonder meer tot de belangen van ons allemaal gepromoveerd. "Dat het huidige onderwijssysteem de maatschappelijke tegenstellingen alleen maar bevestigd is allang bekend", meld ons uit onverdachte hoek de Mare, het Leidse universiteitsblad, op 24 november 1983). "Onderzoek en wetenschap zijn onlosmakelijk verbonden met economie en politiek. Meer dan ooit beïnvloeden ze momenteel de economische ontwikkeling, bepalen ze het tempo van vooruitgang en beïnvloeden ze de sociale veranderingen. Over vraagstukken van het politieke en economische leven wordt intussen ook in toenemende mate in laboratoria en onderzoeksinstellingen beslist. Onderzoeksresultaten zijn geen toevallige factoren. Ze staan in direct verband met de opleidingssystemen en de stelsels waarmee het onderzoek overal in de wereld wordt bevorderd." (uit: Het onderzoeksbeleid van de EG, Luxemburg 1985)

Om wat voor onderzoek het gaat weten we inmiddels: genetische manipulatie, informatica, micro-electronica, bio-technologie, Eureka, automatisering en robottisering en voortplantingstechnieken. In wiens belang deze "nieuwe technologieën" worden ontwikkeld weten we onderhand ook wel: de fundamentele reorganisatie van arbeid en productie op wereldschaal die plaatsvindt is de uitweg uit de crisis die de westerse economieën zo'n beetje sinds de oliecrisis verlamde.

Deze herstructurering leidt niet alleen tot een verscherping van de Noord-Zuid tegenstelling, maar heeft ook consequenties voor de verhoudingen hier. En ook de universiteiten ontkomen daar niet aan. Al was het alleen maar door het belang van onderzoek voor het bedrijfsleven en het feit dat de wetenschappers en bestuurders van morgen er worden opgeleid.

De ondernemende universiteit

Afgezien van de eigen laboratoria en onderzoekscentra, die voornamelijk de multinationals bezitten, heeft het bedrijfsleven altijd al via haar band met de universiteiten een vinger gehad achter het o zo belangrijke onderzoek wat daar verricht kan worden. Via bijvoorbeeld de derde geldstroom waarbij universiteiten tegen betaling onderzoek verrichten voor het bedrijfsleven, via het vroegtijdig 'sponsoren' van veelbelovende studenten, die na hun studie dan natuurlijk wel bij het sponsorende bedrijf moeten gaan werken. Denk bijvoorbeeld aan de innige band van de TH Delft en Shell. En er zijn bijvoorbeeld bedrijven, die een jaarlijkse afname van een vast aantal studenten van de studierichting Management-Japans garanderen.

Maar denk ook aan de vele commissariaten die vele hoogleraren er op na houden, en de vele advies- en beleidscommissies waarmee ze politieke invloed uitoefenen.

Daar is de laatste jaren de term "de ondernemende universiteit" bijgekomen, wat niets anders inhoudt dan een uitverkoop aan het bedrijfsleven. Gedeeltelijk onder druk van datzelfde bedrijfsleven, dat al jaren zeurt over gebrek aan kwaliteit van afgestudeerden, de "slechte" afstemming van het onderwijs op de "behoeften" van het bedrijfsleven, en een teveel aan "onproductieve" studierichtingen (voornamelijk sociale wetenschappen).

Daarnaast past dit natuurlijk ook goed in de ideologie van dit werkgevers-kabinet: privatisering, ruim baan voor de 'vrije' markt, en afbraak van sociale voorzieningen. Onderwijs en wetenschappen als koopwaar, afgestemd op en verkocht aan de hoogste bieder. En dat voor het bedrijfsleven de eigen macht en winstpositie de enige leidraad is, en niet zoiets als de maatschappelijke of sociale behoeften van een samenleving weten we allemaal. "Zoals de directeur onderzoek van een multinational mij zei: Het eerste wat jonge doctores bij ons afleren is het publiceren van hun bevindingen. Het heeft voor ons geen zin miljoenen te besteden aan onderzoek als de resultaten niet strikt binnenshuis blijven". (NRC, 13 augustus 1987) En in dat zelfde artikel valt te lezen: "Tja, en dat theoretische sociologie misschien onder het juk van de commercie het veld moet ruimen, daarover zegt hij: (=prof. dr. E. Bomhoff, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam) Wat ooit in 1968 in de mode was, dat hoeft toch niet eeuwig te blijven?"

Deze tendensen zullen alleen maar versterkt worden door de Europese Eenwording (dat geen andere bedoeling heeft dan Europa op hetzelfde niveau te krijgen als de VS en Japan, om zo 'gelijkwaardig' de drie continenten te kunnen plunderen). Er zal een genadeloze concurrentiestrijd ontstaan tussen de Europese universiteiten met als inzet de vraag wie kan het meest profiteren van de enorme onderzoeksbudgetten van de multinationale bedrijven. Enkele top-universiteiten met sleutel-activiteiten zullen overblijven. Schaalvergroting, ook op het gebied van onderwijs en wetenschappen." Tot zover het artikel uit Zwarte nr. 116.

Hopelijk is het artikel in de Mare geen goede weergave van de discussies die op de universiteiten leven. Nieuwe technologiëen bepalen in steeds grotere mate ons leven en onze toekomst. Op dit moment is er van enig studentenverzet niks te merken. Daarom ter inspiratie de eisen die Berlijnse studenten middels massale bezettingen kracht bijzetten terwijl op hetzelfde moment (begin 1989) Nederlandse studenten niet veel verder kwamen dan wat behoudende eisen.


Wij rebellerende studenten wiIlen daar een emanciperende wetenschap en overeenkomstige universiteits-structuren voor in de plaats.

Geëmancipeerde wetenschap leidt tot kennisvergroting en bevrijding. Ze is daarom dienstbaar aan de onderdrukten.

Feministisch Vrouwenonderzoek betekent:

De tegenwoordig plaatsvindende herstructurering van de hogescholen zijn slechts een deel van de herstructurering van de samenleving. Deze moet de concerns meer winsten opleveren, door de maximale inzet van techniek, terwijl de kosten worden verhaald op de sociaal zwakkeren.

Wij, studenten, streven naar praktische solidariteit met andere, door de herstructurering getroffenen. Alleen met hen samen kunnen we een rechtvaardiger samenleving dichterbij halen. Verbetering van onze situatie, die ten koste gaat van andere sociaal zwakken, wijzen we af.

Onze eisen zijn in eerste instantie gericht op de hervorming van deze instituten en niet op de opheffing van patriarchale en kapitalistische structuren. Dit kan pas door het langdurig ter discussie stellen van de heersende structuren.

De inwilliging van de volgende eisen zijn voor ons de minimale voorwaarden voor een gesprek met de uni-leiding en de senaat.

Terug