De Peueraar 9, mei 1991

Auteur: Harry Westerink


Poëzie en politiek

"De Peueraar is gek geworden!" "0 ja? Maar dat waren ze toch al?" "Ja, maar ze schrijven nu zelfs over poëzie!" "Oh, my God!" "En dat noemt zich een politiek nieuwsblad..."

Als sociaal bewogen en politiek gemotiveerd mens, als actievoerder, dwaal je rond in een boze, dwaze en sombere wereld. Voor jou schijnt de zon niet, want je denkt aan het broeikaseffect. Jij spreekt niet met je buren, want zij eten vlees. Voor jou geen auto, dus je sjokt met loodzware bagage naar trein of bus. Een koelkast? Pure luxe en milieuvernietiging! Vakantie naar Turkije? Weet je wel wat ze daar met de Koerden doen! Gezelligheid in de kroeg? Nou, sorry dat ik niet meega, maar ik moet nog posters gaan plakken. Iemand strelen? Okee, als het maar niet seksistisch is.

Een wereld om moedeloos van te worden, dat is het. Een wereld vol duistere machten, vol multinationals, uitbuiting, onderdrukking, moord, vol zwartheid, leegte, doem, schimmigheid, spelonken, engheid, dood. Als activist strijd je tegen al dat onrecht, je loopt te hoop tegen racisme en seksisme, je stoot je hoofd (au!) tegen de muur van het kapitalisme, je balt je vuist, je schreeuwt leuzen, je voert hopeloze discussies, je vergadert avond na avond...

's Nachts, voor het slapen gaan, lig je daar, in je eenpersoonsbedje, op je kapotte matras, eenzaam, moegestreden, teleurgesteld, soms verslagen, soms innerlijk verscheurd. Is er dan nog troost? Is er nog een mogelijkheid om te praten, een hand van een ander mens op je verhitte voorhoofd te voelen, of een koud washandje? Kun je nog lekker bij iemand uithuilen? Word jij nog begrepen, al was het maar door de stille, roerloze nacht?

Geef het maar toe: er zijn momenten waarop alles teveel wordt, het komt voor dat je volkomen uitgeput van de stress en gedesillusioneerd door gebrek aan succes en erkenning naar je kamertje van 3 bij 4 waggelt. Daar ga je dan maar op de grond (stoelen? zijn die niet van tropisch hardhout gemaakt?) zitten. Je zit, maar je ziet het niet meer zitten. De accu is leeg, de kaars is gedoofd, de actiemotor is in de soep gelopen. Geen benzine meer, en op alcohol rijden deugt niet, heb je gemerkt (trouwens, al die Belgische bierbrouwerijen hebben banden met het Vlaams Blok). Je bent op, je bent doorgedraaid.

Misschien, ja, heel misschien is het nu tijd geworden om poëzie te gaan lezen. Poëzie, gedichten? Ik hoor je cynisch lachen. Maar toch? Als laatste strohalm misschien? En je moet maar denken: als zelfs een kwaliteitsblad als De Peueraar aandacht besteedt aan poëzie, ja, dan moet er toch wel wat inzitten. Toe, vooruit, lees eens een gedicht...

Poëzie in (de) beweging en bewogen poëzie

Met poëzie wordt er vaak nogal meewarig omgegaan. Ook, of juist, in kringen van activisten, van strijders voor een betere wereld, is het lezen, het beleven van gedichten nou niet echt gebruikelijk. Poëzie is, zo vinden behoorlijk wat mensen, een zaak van en voor zweverige, romantische, wereldvreemde, zwaar intellectuele en dikbebrilde lieden, die zich niet druk wensen te maken over de door het imperialisme veroorzaakte ellende in de wereld. Poëzie wordt door sommigen zelfs beschouwd als contrarevolutionair, contraproductief, a-politiek, bourgeois, luxe of dweperij. Poëzie lijkt ook zo saai: je zit daar maar met een boekje in een hoekje wat te lezen en voor je uit te staren. Heel wat anders dan van actie naar actie te hollen, te struikelen over verfbommen, kratjes pils, typemachines en spandoeken. Het actieleven hoort, zo leert het heersende normen- en waardenpatroon van het actievoerende deel der mensheid (althans in Nederland), een jachtige heksenketel te zijn van haastige telefoontjes, niet nagekomen afspraken, ondergrondse oproepen; heftige matpartijen, anonieme tips en zeer geheime informatie over de nieuwste uitbuitingspraktijken van multinational X in land Y, waartegen de verzetsgroep Z ten strijde is getrokken. Immers, rust roest & stilstand is achteruitgang!

Maar je kunt het ook anders bekijken. Als je je in poëzie verdiept, dan merk je al snel dat het meer is dan een verzameling rijmpjes of een kwezelig geheel van machteloze versjes stamelende mensen. Poëzie geeft kracht, gevoel, moed, energie, vertrouwen, inzicht, diepgang, en nog veel meer... zeker weten! Politieke poëzie ook. Politieke of revolutionaire poëzie, dat wil zeggen poëzie die is geschreven vanuit een linkse mentaliteit, een links perspectief, vanuit gevoelens van waar medeleven, ware menselijkheid, vanuit een al dan niet op strakke dogmatische of ideologische uitgangspunten gebaseerde veranderingsgezindheid.

Politieke poëzie kenmerkt zich uiteraard door de boodschap. De boodschap, dat is dan: het gaat slecht met de wereld, de mens, het land, de vrouwen, de zwarten, de homoseksuelen, de (on)gelovigen, de politiek, de buren, de dieren, de natuur, de zwervers op straat, het kind in huis (om het even supersimpel op een rijtje te zetten...). En dat vloeit dan voort uit de heersende politieke verhoudingen, relaties, orde, systeem (vul maar in...). Als je dit nu zo leest, dan klinkt dat ontzettend droogkloterig, ongevoelig en afstandelijk. De essentie ervan is dat politieke poëzie niet geschreven wordt/moet worden om alleen maar hyperindividualistische gevoelens in hyperindividualistische gedichten te verwoorden. De bedoeling is juist om in principe veel mensen te bereiken, en niet de uitverkoren enkeling. Het gaat met dit soort gedichten niet in de eerste plaats om kunst, om kunstzinnigheid alleen; het gaat met name om de strekking, het politieke of revolutionaire gevoel, om de noodzaak én mogelijkheden tot verandering van de samenleving (op macro-niveau: in een maatschappij als geheel, én op micro-niveau: in relaties tussen individuen onderling) door te geven aan anderen, en wel via taal, via woorden, via gedichten. Poëzie nu (althans goeie poëzie) is in staat om al die politieke rationaliteit, al die theorieën, al die dogma's op een menselijke, intieme manier om te zetten in momenten van beleving, ervaring, van werkelijk gevoelde en doorleefde, van diep in het hart aangeboorde menselijkheid. Een voorbeeld van dergelijke poëzie, een gedicht van Lincoln Silva, dichter uit Paraguay.


woede

Ik neem geen genoegen meer met een schreeuw
met het heffen van een vuist
en me te pletter lopen tegen een muur
Mezelf nu in brand steken
is de helft van niets;
verkoold sterven
terwijl je je eigen as opeet.

Het is veel te weinig alleen maar Paraguayaan te zijn
nauwelijks een Zuid-Amerikaan
een wereldburger.
Wat betekent het nu om christen te zijn
en je wonden likkend
van deur tot deur te gaan.
Vandaag viert de ellende
zijn bruiloft van as
en luiden de klokken
voor al onze martelaren.
Ik neem er geen genoegen meer mee een mens te zijn
zonder in de anderen
mijn woede te ontsteken.


Zonder meer een strijdbaar gedicht. Je herkent aan de ene kant de gevoelens van machteloosheid en overgave, aan de andere kant de weigering om zich bij het onrecht neer te leggen, en ook de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een leefbare aarde. Het mooiste van het gedicht is wel, vind ik, dat het tot woede oproept, tot strijd. Het zet aan tot (hernieuwde) politieke activiteit, het geeft een steun in de rug.

Nog een ander voorbeeld: een gedicht van de Panamese dichteres Bertalicia Peralta.


De vrijheid



Ik holde achter de vrijheid aan
als iemand die 's avonds
naar taxi's op zoek is

de vrijheid die niet meer is dan
alleen zijn
met mijn kruis en mijn collectie
enorme illusies

de vrijheid om elke dag te gaan zitten
aan de onmisbare schrijftafel
van de hoop

de vrijheid begrijp ik nu
ruikt
als een veld onzichtbare bloemen


Dit gedicht roept weer andere beelden in me op, beelden van (bijvoorbeeld) activisten die zo'n beetje 24 uur per dag op zoek zijn naar vrijheid, en maar hollen, en maar draven... Het gedicht doet me denken aan mensen voor wie vrijheid iets is als een vlinder, die je kunt vangen met een netje, alsof je vrijheid kunt "hebben". Maar zo gaat dat niet, zegt de dichteres, want "vrijheid ruikt als een veld onzichtbare bloemen". Mooi gezegd, hè?!

Het volgende gedicht, geschreven door Gioconda Belli uit Nicaragua, geeft mij veel energie en levenspret. Het is een heel optimistisch, zonnig gedicht; het straalt je tegemoet. Het laat zien dat in poëzie algemeen-menselijke, ontroerende, prettige kanten van het bestaan heel goed samen kunnen gaan met politieke strijd en propaganda. Het geeft tegelijk ook goed weer dat strijd, strijdbaarheid, actie (actie!! actie!!!!), heel het politieke leven van vergaderingen tot guerrilla-oorlogen, middelen zijn, en geen doelen. Het uiteindelijke doel, het streven is natuurlijk niet de actie zelf, maar alles wat daarachter ligt, geluk, liefde, gemeenschap, harmonie (om maar wat voltreffers te noemen...). Dat de weg daarheen modderig is en vol valkuilen, tsja, dat zal niemand ontkennen!


Juist, wij zijn geen begrafenisonderneming

Juist, wij zijn geen begrafenisonderneming,
niettegenstaande alle ingeslikte tranen
kennen wij de vreugde de nieuwe maatschappij
op te bouwen
en wij genieten van de dag, van de nacht
en zelfs van de moeheid
en wij plukken gelach in de hoge wind.

Wij doen beroep op de vreugde,
de liefde te ontmoeten
in het verre land
en wij voelen ons gelukkig
daar wij gezellen vonden
en het brood delen, het leed en het bed.

Hoewel wij geboren waren voor het geluk
zien wij ons omgeven door droefenissen
en rampspoed, met dood en gedwongen
schuilplaatsen.
Op het hazenpad als voortvluchtigen
zien wij hoe er rimpels op ons voorhoofd
groeien en wij worden ernstig,
maar voor altijd
achtervolgt ons de lach
zelfs gebonden aan de hielen
kunnen wij een volle schaterlach doen uitbarsten
en gelukkig zijn in de nacht die dieper is
en geslotener,
want we worden opgetild door een grote hoop,
door een groot optimisme dat ons vervult
en wij gaan op overwinning uit
en hangen ons op bij de nek,
luidend haar bel steeds klankrijker
en wij weten dat geen gebeurtenis ons
kan stoppen;
omdat wij zaad zijn en bewoond door
een intieme glimlach
die zal ontploffen
weldra
op de gezichten
van allen


Tot besluit een gedicht van Diane di Prima, een politiek activiste in de Verenigde Staten aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig (die jaren, ja, waarbij sommige veertigers, als ze erover beginnen te praten, zo'n nostalgische, weemoedige blik in de ogen krijgen...). Wat men toen dacht, waarvoor men toen streed, is eigenlijk de afgelopen 20 jaar, bij volgende generaties politiek geïnspireerden en gemotiveerden, onveranderd gebleven.

Allerlei uiterlijke dingen als haar, taalgebruik en kleding ondergingen wijzigingen, maar de harde pit van binnen, de harde kern, verschilt verrassend weinig van de ideeën en idealen van nu. Als een bewijs voor deze stelling het volgende gedicht (uit de volslagen onbekende en totaal vergeten gedichtenbundel "Revolutionaire brieven").


Zestiende revolutionaire brief

we zijn de planeet aan het opeten, de New York
Times eet elke zondag een wond op, Los Angeles
onttrekt zijn water aan de Sacramento Vallei
de rivieren van Brits Columbia zijn van ons
in pacht voor 99 jaar

elke grote fabriek is een inbreuk
op ons godgegeven recht op licht en lucht
op rivieren schoon en stromend vol vis
op de mogelijkheid van leven zelf
voor de kinderen van onze kinderen, we zullen
zorgvuldig moeten zien of we werkelijk willen/
nodig hebben
elektriciteit en tot welke kost in natuurlijke
hulpbronnen menselijke hulpbronnen
hebben we auto's nodig, als olie
uit de aarde gepompt het omringende land
vergiftigt honderd jaar lang, gepompt uit de
auto de benauwde steden vergiftigt, of bekijk
eens deze statistiek, de Verenigde Staten
met vijf procent van de wereldbevolking
gebruikt meer dan vijftig procent van de
goederen der aarde, ons vuilnis
bevat overlevingsmateriaal voor ontelbare
"onderontwikkelde" landen


Poëzie als onderdeel van je politieke leven, en van heel je leven, dat is het waarvoor ik zou willen pleiten. Op zoek naar momenten van bezinning, op zoek maar innerlijk evenwicht..

Terug