De Peueraar 10, juni 1991

Auteur: Harry Westerink


Welkom in Utopia!

De ideale wereld! Een wereld zonder oorlogen, zonder concurrentiestrijd, zonder hebzucht, zonder racisme en seksisme, zonder uitbuiting van mens, dier en natuur; een wereld met vrede, vrijheid, rechtvaardigheid, met pret en lol, met wederzijdse hulp en ondersteuning, met liefde, tsja, dat zou mooi zijn... Ga maar eens dagdromen, word maar eventjes (zogenaamd) wereldvreemd en onrealistisch, vlieg maar vrij als een vogeltje door de lucht. In dit artikel wil ik het hebben over dit idealistische zweefvliegen, over de utopie.

Aan het eind van de twintigste eeuw, een eeuw vol catastrofes, wereldoorlogen, miljoenen doden, gigantische milieuvernietiging, armoede, honger en andere door mensen veroorzaakte rampen, mag je best wel eens wegdromen over jouw ideale wereld. Het kan een heilzame werking hebben om gewoon eens op een rijtje te zetten waaruit jouw utopie bestaat. Jouw utopie, dat wil zeggen jouw concrete beeld van de ideale samenleving. Met dat begrip utopie is iets vreemds aan de hand. Vrijwel iedereen zal zich bij een utopie "iets moois" kunnen voorstellen, "iets dat zeer nastrevenswaardig is". In het dagelijks taalgebruik heeft de utopie de betekenis van "iets moois" weliswaar behouden, maar er klinkt bijna altijd "en dus iets onmogelijks" in mee. En, zo vervolgt het gezond verstand, met iets onmogelijks kun je je onmogelijk serieus bezighouden. Zeg dus maar dag met je handje tegen Utopia.

Realisme als gebrek aan realiteitszin

Heden ten dage viert het realisme hoogtij. No nonsense, gezond verstand, gelijk van rechts, beste van alle werelden, einde van de geschiedenis en van de strijd der ideologieën door de overwinning van het kapitalisme, doe maar gewoon, ga werken, hou je mond, stem 1 keer in de 4 jaar, koop, hang voor de buis, ziedaar een aantal trefwoorden van de jaren tachtig en negentig. Geen geouwehoer meer, geen discussie, geen geitenwollensokken, geen love & peace & war is over. We moeten maar realistisch worden, pakken wat je pakken kunt, aan jezelf denken en de rest vergeten. Realistisch, dat is het nieuwe toverwoord. Wat houdt dat dan in? Realistisch, dat is bijvoorbeeld autorijden met een katalysator. Realistisch, dat is Max Havelaar-koffie kopen en vlees blijven eten. Realistisch is donateur van Greenpeace worden, verschillende soorten afval zorgvuldig scheiden en dan PvdA stemmen, de partij die meer en meer klappen uitdeelt aan de onderlaag van de samenleving. Realistisch is series genomen willen worden door de machthebbers en de gevestigde orde, die dat pas zullen doen op het moment dat je jouw wensen zo hebt aangepast en bijgeschaafd dat ze ook voor de elite aanvaardbaar zijn geworden. Op dat moment zijn het meer de denkbeelden en belangen van de bazen, de regeringsleiders en de bureaucratie geworden dan dat jij jouw verlangens er nog in herkent. Realistisch, dat is afstand doen van de utopie, het ideaal, het principe, het onverzettelijke, onverzoenlijke "alles moet anders"-denken. Realistisch is het hellende vlak, de glijdende schaal, de nuancering, de "ja, maar"-houding, de deelstrijd, het parlementarisme, het idee dat de overheid "het" wel zal regelen.

Maar heeft dat realisme ook iets met de realiteit te maken, met de realiteit bijvoorbeeld van aan hun naaimachine vastgebonden textielarbeidsters in Azië? Met de realiteit van uitbuiting, onderdrukking, vernietiging? Is dat realisme eigenlijk niet met een ideologisch sausje overgoten egoïsme? Moet je dat realisme eigenlijk niet gewoon bestempelen als een teken van overgave, als een nederlaag, als een houding van "ik weet dat het allemaal anders moet in de wereld, maar dat lukt toch niet, dus laat ik maar eieren voor m'n geld kiezen". Weten die realistische mensen wel over welke realiteit ze praten? Of bestaat hun realiteit enkel uit wit, hetero, man, 35 jaar, carrière, opleiding, computer, auto, wintersport-vakantie? Willen ze daarom niet meer luisteren naar idealisme en utopisme? Zien ze niet in dat die no nonsense-ideologie gegroeid is op de voedingsbodem van de nieuwe crisis van het kapitalisme, een crisis ingezet in de jaren zeventig en verscherpt in de daaropvolgende decennia?

Zelfs in linkse kringen praat men braaf mee met de heersende meningen. Ook daar is utopisme taboe. "Jij bent onrealistisch", zei een linkse actievoerster tegen een Leidse anarchist, en ze schoof hem bijna letterlijk en in elk geval figuurlijk terzijde. Zo zit dat: als je je niet aan de (parlementaire) spelregels houdt, de spelregels die jij niet hebt kunnen en mogen bepalen, dan ben je onrealistisch en utopisch, dus mag je niet meedoen, moet je je mond houden en tel je niet mee.

Als utopisten (de mensen waartegen gezegd wordt: "jij bent niet van deze wereld") gevaarlijk of belachelijk zijn, als anarchisten (utopisten bij uitstek?!) de werkelijkheid niet in ogenschouw nemen, dan geldt dat evenzeer voor de zogenaamde realisten. De realisten die zeggen dat ze spreken over de werkelijkheid, maar in feite ouwehoeren over nota's, rapporten, elektronische illusies, ambtelijke molens, statistieken, zwijgende meerderheden, asfaltjungles en betonblokken. De realisten die een ontmenselijkte taal hanteren met woorden als "particulier initiatief, "donorlanden", "het veld", "de basis", "beheersingsstrategieën" en "terugkoppelingsmechanismen", enzovoorts. De realisten die hun ogen sluiten voor de afschuwelijke en aangrijpende realiteit in de wereld, de realiteit van een niets en niemand ontziende en voortdenderende uitbuitings- en vernietigingsmachine, die de ontbossing van de regenwouden, de zure regen en het broeikaseffect veroorzaakt, die de honger en armoede in stand houdt, die vrouwen, zwarten, kinderen, dieren onderdrukt, die... De realisten die de wereld willen veranderen door middel van samenwerking met de machthebbers, met degenen die andere belangen hebben. De realisten die compromissen willen sluiten, die niet in het diepe durven te springen, maar altijd genoegen nemen met het kikkerbadje. De realisten die de macht willen veranderen (of zelfs opheffen) door de macht te grijpen en hem daarna niet meer met anderen willen delen. De realisten die onrealistisch zijn...

"We kunnen vandaag de wereld tot een hel maken - we zijn al een flink eind op weg", zei Herbert Marcuse in 1967. Hij voegde er aan toe: "We kunnen haar ook in het tegendeel veranderen. Heden is elke bestaansvorm, elke verandering van het technische en natuurlijke milieu voor ons werkelijk uitvoerbaar - dit is een evidente waarheid. De mogelijkheden hiervoor zijn historisch te verwezenlijken." Inderdaad nadert het einde van de utopie als onmogelijkheid. Het wordt hoe langer hoe meer technisch mogelijk om iedereen op aarde goed te voeden, behoorlijk te kleden, van redelijke huisvesting te voorzien, en dergelijke. Technisch kan er ontzettend veel, maar je moet het, als machthebbers, natuurlijk ook willen. Je moet de wil en de bereidheid hebben om te werken aan zo'n ideaal. Precies daar ligt het probleem: het maatschappelijk systeem staat niet toe dat we op wereldschaal aan de slag gaan met de concretisering van onze utopie.

Een concrete utopie

Door de eeuwen heen hebben (groepen) mensen utopieën bedacht en soms ook in de praktijk uitgewerkt. "De Republiek" van de Griekse filosoof Plato is het eerste invloedrijke werk waarin een ideale staat wordt geschilderd. Later, in 1516, beschreef Thomas More zijn utopia, evenals de Italianen Doni ("De werelden", 1552) en Campanella ("De zonnestaat", 1602). Rond 1900 ondernamen verschillende mensen pogingen om hun utopie te verwezenlijken. Er werden communes en koloniën gesticht van kleinere of grotere groepen mensen. Deze gingen meestal weer snel ter ziele. In de "magische" zestiger jaren, met flower power, Che en Castro, sit-ins, Maagdenhuisbezetting, provo, en nog veel meer ludieke en politiek-revolutionaire activiteiten (die jaren die overigens volledig werden herkauwd en uitgekotst door de commercie), was de tijd, rijp voor allerlei concrete utopieën. Communes, "vrije" liefde (met name vrijheid voor de man, trouwens), drugs, "terug naar de natuur"-gedachten en projecten, enzovoorts. De laatste tijd lijken dergelijke woelingen afwezig; er lijkt niet zoveel te gebeuren.

Daarom is het des te verrassender om kennis te maken met een spiksplinternieuwe concrete utopie. Ik heb het over het idee van een groep mensen uit Utrecht om in een dorpje buiten de grote stad bij elkaar te gaan wonen. Deze mensen zijn onder meer betrokken bij uitgeverij Atalanta; ze filosoferen over van alles en nog wat, en wel vanuit een anarchistisch-veganistisch gezichtspunt. Bekende boeken van hun zijn: "Hoe komen kringen in het water?" en "Het beste voor de aarde" (beiden zeer de moeite waard). In een nieuw boekje, getiteld "Akigoloké deel 1", staan de plannen (zeer voorlopig en zeker niet vastomlijnd) voor het dorp, de concrete utopie, beschreven. De mensen van Atalanta willen op alle fronten, op alle gebieden van hun leven radicale keuzes maken en radicale beslissingen nemen. Ze gaan daarin erg ver. Kijk maar eens naar de uitgangspunten die ze hebben: anarchisme, veganisme, geweldloosheid, scepticisme, biologisch eten, geen enkel genotmiddel gebruiken, geen make-up en andere verhulling gebruiken, in het geheel niet hechten aan uiterlijk. Poeh, tsjonge, dat is nogal wat! De vraag rijst natuurlijk meteen: en is dat dan ideaal? Is dat dan jullie utopie? Misschien zeggen sommigen meteen: nou, mij niet gezien, ik doe niet mee! Anderen zullen wel aangesproken worden door deze ideeën. Dat zie je bij de beschrijving van ideale(re) werelden vaker: de een ziet die wereld absoluut niet zitten, de ander is razend enthousiast. Wat dan in elk geval moet gebeuren, lijkt me, is praten en discussiëren. Meningen uiten en uitwisselen, vergelijken, argumenten aanvoeren, en dergelijke. Op het moment dat er over een utopie wordt gesproken, heb je al wat bereikt. Op bewustzijnsniveau neem je al afstand van de bestaande wereld, je verlegt al veel meer grenzen, je deinst al minder snel terug voor de consequenties. Je verlaat al het bij jou ingestampte idee dat deze wereld de minst kwade is, dat je deze samenleving maar moet accepteren omdat een betere toch niet mogelijk en haalbaar is. Misschien is dat de belangrijkste functie van de utopie: het beeld van een ideale wereld als toekomstperspectief. Een ideaal waarnaar je reikhalzend kunt uitkijken, in de wetenschap dat je de utopie weliswaar nooit zult kunnen verwezenlijken, maar ook in de hoop en verwachting dat de mens tot veel meer in staat is dan wij met z'n allen lijken te denken. De utopie als motor voor veranderingsgezinde linkse mensen!

Wie meer te weten wilt komen over de ideeën en plannen van de mensen van Atalanta, die kan hun boeken lezen (verkrijgbaar bij boekhandel Manifest) of contact opnemen net De Invalshoek. Je kunt hen natuurlijk ook rechtstreeks benaderen!

Terug