De Peueraar 15, november 1991

Auteur: Jamal Kadir


Thema-avond Koerdistan

Begin november vindt er in De Invalshoek een thema-avond over Koerdistan plaats. Jamal Kadir, een gevluchte Koerd die ruim 10 jaar in Nederland woont vertelt over zijn terugkeer dit jaar naar Irak. Zijn bevindingen zullen op deze avond aan bod komen, evenals zelf gemaakt beeldmateriaal van zijn bezoek. Hij beschrijft de situatie in Iraaks-Koerdistan na afloop van de Golfoorlog. Het Iraakse en Koerdische volk is in opstand gekomen tegen het regime van Saddam Hussein en zijn Ba'ath-regime. Het volk verwacht steun van de geallieerden (met name de VS) bij het verdrijven van de dictator.

Saddam Hussein: haat de Koerden, haat alles wat in Koerdistan leeft, groeit en bloeit.

Het uitbreken en de verdere ontwikkelingen van de Tweede Golfoorlog werd in heel Irak, van noord tot zuid, met spanning gevolgd, men wachtte af. Het zou het einde kunnen betekenen van een bijna 22 jaar durend machtsmonopolie van de dictator Saddam Hussein en zijn Ba'ath-regime.

Het volk had er meer dan de buik van vol, maar hield er naïeve gedachten op na. Men zag de geallieerden (vooral de Amerikanen) als haar redders. Het volk (vooral de Koerden) smeekte hen om een helpende hand bij het vinden van een oplossing, die vooral gezocht werd in het omverwerpen van het Ba'ath-regime. Het werk van de geallieerden is nog niet voltooid, maar het volk droomt er van. De foto's van Hadji Bush zijn nog steeds te zien op de winkelruiten in de stad Sulaimaniya.

Toen het Iraakse leger zich massaal zowel in Irak als in Koeweit had overgegeven aan het Iraakse volk en de geallieerde troepen, was de tijd aangebroken. Het groene licht uit de hemel heeft zich aan het volk laten zien met de boodschap: nu is het moment, waar je jaren op gewacht hebt. Door deze ontwikkeling in Irak (vooral in het noorden) en de aanwezigheid van de geallieerde troepen werd mijn tijdelijke terugkeer naar het Iraaks-Koerdistan realiteit. Na 10 en een half jaar heb ik uiteindelijk de kans gezien om een kijkje te nemen in Koerdistan met haar nieuwe situatie. Ik had bijna constant het gevoel dat ik er niet meer paste. Drie weken heb ik door Koerdistan gereisd. Ik ben vanuit Turkije het land binnengegaan. Na twee lange dagen kwam ik, vroeg in de morgen, in Zakho aan. Ik was voor het laatst in deze stad in 1978 tijdens mijn studie aan de universiteit van Sulaimaniya. Wat ik me van die tijd herinner is dat de situatie tamelijk rustig was en de meeste inwoners van Zakho hadden een normaal bestaan.

Nu lopen en rijden er buitenlandse soldaten en militaire colonnes (donker, blond en girls in uniform - dit is een aparte gewaarwording voor de lokale inwoners). De kinderen stonden langs de weg bajonetten te verkopen; zij riepen 10 dollar, 15 dollar. De dinar, de Iraakse munt, heeft geen waarde meer. Iedereen wil graag met harde dollars handelen. In 1978 konden we een goede maaltijd krijgen voor ongeveer een kwart dinar. Momenteel zijn er nauwelijks producten van eigen bodem verkrijgbaar. Wij hebben een keer in een dorp gegeten, wij moesten er 24 maal zoveel voor betalen in vergelijking met 13 jaar geleden.

Tegen 16.00 uur op dezelfde dag kwamen wij in het dorpje Batufa aan. Dit dorpje was sinds enkele weken weer bewoond door teruggekeerde vluchtelingen uit de bergen dankzij de operatie save haven. In dit dorp zitten Nederlandse mariniers. Wij konden aldaar bij hen overnachten. Zij zitten in een schoolgebouw. Het Iraakse leger heeft alle elektrische draden van de muren gerukt en natuurlijk de ramen en de deuren meegenomen.

Er zijn veel Koerdische gezinnen die uit elkaar gescheurd zijn. Vooral over het lot van hun vaders weet niemand iets. De jonge meisjes zijn meegenomen door het leger als oorlogsbuit. Zij werden door de geheime diensten gebruikt. Na de bevrijding van de steden in het Iraaks-Koerdistan hebben de Koerden veel jonge meisjes gevonden in de gebouwen van de geheime diensten. Toen die meisjes er binnen werden gebracht waren ze nog jong en maagd. Zij kwamen met een paar kleine kinderen uit die gebouwen. Sommigen van hen hebben daar 10 tot 12 jaar gezeten en zij hebben in die lange periode geen een keer de zon gezien. Volgens de Koerden zelf werden kinderen onder de 5 jaar in veel gevallen verkocht voor weinig geld in de Golfstaten.

In de jaren 60, toen de situatie in de steden te link werd, gingen veel Koerden weg uit hun woonplaatsen. Zij zochten steun bij de boeren in het veiliger geachte klimaat van dorpen en bergen. Nu is de situatie omgedraaid. Het Iraakse regime is sinds de laatste 10 jaar veel intensiever bezig geweest om al die dorpen onveilig te maken en van het sociaal-economisch leven te beroven. De dorpelingen moesten dus voor hun veiligheid de weg naar de steden volgen. Maar in de steden gelden andere wetten. Ieder is aangewezen op zichzelf om voor zijn eigen bestaan in een vreemde omgeving te vechten.

Koerdistan is een puinhoop geworden. Vanuit Zakho en Batufa hebben wij onze reis voortgezet, richting Sersink en Bamarni. Aan het landschap is niets veranderd: dezelfde bergen, schitterende rivieren, knalblauwe lucht en het gras is nog even groen als vroeger. De dorpen zijn nu met de grond gelijk gemaakt en de waterbronnen zijn met cement en stenen dichtgemetseld. In dit gebied heeft Saddam Hussein tussen Sersink en Bamarni een groot kasteel - dus een zomerverblijf - voor zichzelf laten bouwen en een tweede prachtig gelegen tussen de bergen. Saddam Hussein lijdt volgens bepaalde mensen met wie ik hierover gesproken heb aan grootheidswaan en dit verschijnsel wil hij ook in de werkelijkheid tot uiting brengen door letterlijk op de hoogste plaats te zijn. Volgens die Koerden, van huis uit de bewoners van de bergen, is dit kasteel als vernedering bedoeld.

Vanuit Amadiyah zijn we vertrokken richting Diyanah via Barzahn. De weg is gedeeltelijk erg slecht, alleen maar geschikt voor een tractor. Wij zijn er met een personenauto over gereisd. De weg was stoffig, het landschap is buitengewoon mooi, bergen en heuvels, alles is groen. De weg loopt langs een rivier. Wij hebben, voor het donker werd, de laatste post van de geallieerde troepen gepasseerd. Ik begon onrustig te worden, ik had geen vertrouwen in onze chauffeur en zijn medereiziger. Wij naderden langzamerhand het dorp Barzahn. Dit gebied heet ook Barzahn. Deze naam kent wel wat bekendheid door de oude Koerdische strijder Mustafah Barzahni. Daar kwam hij vandaan en leidde de Koerdische verzetsstrijders vanaf 1961 tot maart 1975 tegen het regime in Bagdad.

In dit gebied is ook gifgas gebruikt. Dit gebeurde in 1988. Een deel van de inwoners is gevlucht, zij hebben hun veiligheid gezocht in Turkije, met name in de vluchtelingenkampen in en rond de stad Diyarbakir in Zuid-Oost Turkije. Daar zitten ze nog. En nog een deel van deze groep mensen is opgepakt door het Iraakse leger en gedeporteerd. In het donker hebben wij onze reis vervolgd door een van god en alleman verlaten gebied. Wij kwamen laat in de avond in Diyanah aan. Er was wel wat te beleven. Er waren nog theehuisjes open. Men kan een taxi nemen of met bussen naar grote steden doorreizen. Er schijnt hier niet veel gebeurd te zijn. Zo ver is het Iraakse leger tijdens de laatste nederlaag niet gekomen. De huizen staan nog overeind. De bewoners zijn snel teruggekomen. Er waren ook veel tenten voor vreemdelingen, die geen vertrouwen hebben in anmesties en mooie woorden van Saddam Hussein en zijn vertrouwelingen. Zij prefereren onder de rampzalige omstandigheden te blijven leven dan hun terugkeer naar hun eigen woonplaats verder voort te zetten.

Opmerkelijk is het feit dat er in dit gebied veel gehandeld wordt. Het leven neemt weer zijn normale vorm aan, iedereen is bezig zijn eigen draai te vinden. Toen wij in Diyanah op zoek waren naar het hoofdkwartier van "het Koerdisch Front", viel het me op dat het er hier heel anders aan toe gaat dan in die gebieden waar de geallieerde troepen zich bevinden. Zo gingen we op een auto af die langs de weg stond: hoe dichter wij de auto naderden, des de sterker werd de geur van arak. In de auto zaten een paar mannen tussen de 30 en 40 jaar oud gezellig te drinken. Wij werden direct uitgenodigd voor een borrel en de mannen boden zich aan als gastheren voor die avond. Wij hebben deze aanbieding afgeslagen. wel gaven zij ons een lift. Onderweg naar het hoofdkwartier van het front werd onze begeleider nieuwsgierig naar onze identiteit. Uit zijn woorden kon ik opmaken dat het Koerdische front hier als het enige gezaghebbende orgaan wordt gezien.

De man benadrukte het vele werk dat de vertegenwoordigers van het front verzetten. Zij proberen een zo groot mogelijke, krachtige bijdrage te leveren aan het zoeken van oplossingen voor de bestaande problemen (veiligheid, voedsel, regels, overtreders, in feite werk van alle ministeries). Zij misbruiken de macht echter. Soms gebruikt men het gezag ten onrechte, voor eigen belangen. Maar in een land dat zo ontwricht is, chaotisch is, kan men niet anders verwachten. Organisatorisch gezien hebben de Koerden twee linkerhanden.

Intussen heb ik ook natuurlijk veel armoede gezien. Een vrouw die haar man kwijt is, zit zonder enige bron van inkomsten met 5 kinderen. Zij wonen tussen de puinhopen van de platgegooide gebouwen. Dit is een van de duizenden trauma's die de Koerden meegemaakt hebben in de laatste 22 jaar. Uit de mond van een vrouw: "In al die jaren zijn we alleen maar armer geworden, maar nu is het nog erger, we zijn bedelaars".

Terug