De Peueraar 20, april 1992

Auteur: Eric Krebbers


Linkse mannen, linkse helden

Wij linkse mannen staan als vanzelfsprekend heel positief tegenover het feminisme en de vrouwenstrijd. We verzetten ons immers tegen onrechtvaardigheid, tegen racisme, uitbuiting en militarisme. Vaak heeft dit verzet te maken met onze eigen positie als loonslaaf, ondergeschikte en monddood gemaakte mensen, maar net zo vaak strijden wij linkse mannen uit solidariteit met het verzet van anderen, in de Derde Wereld of hier. Op dezelfde manier sluiten we ons aan bij het anti-seksisme en onderschrijven we de feministische visie op de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. We weten best een en ander te vertellen over de moeilijke positie van vrouwen en in onze politieke verklaringen en discussies vergeten we zelden of nooit ook nog even te zeggen dat het voor vrouwen allemaal nóg erger is. De meest progressieven onder ons proberen heel consequent in hun (hetero-)relaties gelijkwaardigheid na te streven, in bed, in het huishouden en in gesprekken en vergaderingen. Ja, ja, wij zijn geëmancipeerde mannen, en bovendien trots op onze feministische vriendinnen en hun strijd...

Voor velen van ons is daarmee de kous af. Ten onrechte, want hier beginnen de problemen pas echt goed. We blijven mannen, en opgevoed als mannen, en levend in een samenleving die op alle terreinen voorrang geeft aan mannen. Zijn we ons daarvan voldoende bewust? Wat gaat er door ons heen als onze feministische vriendinnen stellen dat alle mannen potentiële verkrachters zijn? Wat doen we met die observatie? Hoe gaan we om met het gegeven dat we in deze situatie zelf de onderdrukker zijn? We hebben toch het beeld van onszelf dat we tegen onderdrukking en onrecht zijn?

En wat is het dan dat ons tegenhoudt om verder te gaan dan de boven beschreven individuele aanpak van seksisme? Waarom zijn er geen mannengroepen die zich net als vrouwengroepen met seksisme bezighouden? (Althans, niet van hetero-mannen?) Waarom is er geen mannenstrijd? Hoe komt het dat artikelen over seksisme altijd door vrouwen geschreven zijn, of anders uit het perspectief van vrouwen? Zijn we wel zo enorm gekant tegen seksisme, of is het toch niet meer dan een lippendienst aan ons geweten? Een geweten dat maar al te vaak belichaamd wordt door feministische vrouwen in onze omgeving.

Seksisme hebben wij linkse mannen vrijwel altijd door vrouwenogen bekeken. Zij zijn het immers die klagen en ons erop wijzen. Belachelijk natuurlijk dat we door hun ogen kijken, want als ze op de problemen wijzen, wijzen ze naar ons! Wij zullen moeite moeten doen, onszelf moeten onderzoeken, onze ideeën, onze relaties en vriendschappen en de doelen die we nastreven. We moeten een gebied betreden en ontdekken waar we vaak geweest zijn, maar dat we nooit kritisch genoeg bekeken hebben. Dat kan pijnlijk zijn, als we eerlijk tegen onszelf zijn, maar ook best voldoening opleveren, al was het alleen maar omdat we als ontdekkingsreiziger best een beetje een mannelijke held kunnen zijn. Het nagaan van je eigen (maatschappelijke) rol in het seksisme en daar gezamenlijk iets aan veranderen is de enige logische gevolgtrekking van hoe we onszelf als linkse mannen zien. Hieronder volgen wat observaties over onze mannelijke rollen die we trouw blijven spelen en in het kort wat ideeën met betrekking tot strategieën om daar wat aan te doen.

Het patriarchaat

Het is belangrijk om in het oog te houden dat de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen geen zaak van louter individuen is. Het is een maatschappelijke machtsverhouding, dat wil zeggen dat het in onze samenleving zó geregeld is dat de mannen boven de vrouwen staan, maar dat dat van nature niet zo hoeft te zijn. De lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen kunnen geen rechtvaardiging leveren voor de heerschappij van de man, oftewel het patriarchaat. Dit patriarchaat is al heel oud (naar schatting zo'n 6000 jaar) en de vorm waarin het bestaat verandert steeds. De ideeën van hoe mannen (en vrouwen, maar dit artikel gaat over de mannen) moeten zijn veranderen mee al naar gelang de samenlevingsvorm dat vereist. Ook per klasse en cultuur verschillen de ideaalbeelden waaraan mannen dienen te voldoen. Een landbouwsamenleving zal een ander soort man opleveren dan een ambtenarensamenleving als de onze. De kernidee blijft echter steeds dezelfde: de man is de baas.

Het patriarchaat is natuurlijk niet alleen een denkwijze, het is ook een soort voorschrift aan de hand waarvan onze spullen, de steden, ja alles, gemaakt en georganiseerd wordt. Zo heb je alleen pisbakken voor mannen op straat, zie je overal reclameposters voor mannen die vrouwen als sex-ding afbeelden, zijn er wetten die verkrachting binnen het huwelijk rechtvaardigen, zijn de wereldleiders voornamelijk mannen, enzovoorts. De seksistische ideeën die er leven én de wijze waarop de wereld om ons heen vorm is gegeven, hangen heel nauw met elkaar samen, ze veroorzaken, beïnvloeden en rechtvaardigen elkaar. De wereld is zo opgebouwd dat wij mannen er het meeste baat bij hebben.

Onze opvoeding

De patriarchale denkwijze wordt van generatie op generatie doorgegeven, door iedereen: door ouders, onderwijzers, de media, legerofficieren en buurmannen. Jongens krijgen allerlei beelden voorgespiegeld over hoe ze zouden moeten zijn, waar ze om gewaardeerd zullen worden, waar ze gelukkig van zullen worden. En natuurlijk stopt deze beeldenstroom niet na onze jongensjaren. Ons hele leven vertelt de maatschappij als geheel ons dat we beter zijn dan vrouwen en dat we helden zijn en soldaten en heersers en macho's en ontdekkers en perfecte minnaars en veroveraars en experts en kostwinnaars en cowboys (poor and lonesome) en gentlemen en dierentemmers en topsporters en verkrachters. Ons leven lang dragen wij een groot aantal van deze ideaalbeelden met ons mee en het is maar de vraag of we ze kunnen kwijtraken.

Het zit heel diep; de indoctrinatie is vroeg in de kinderjaren begonnen. Maar toch is het aan ons om deze (voor)beelden te vervangen door gelijkwaardigere en minder krijgshaftige en starre beelden. We zouden dan in het algemeen veel menselijker kunnen worden, onszelf ook meer 'vrouwelijke' eigenschappen kunnen aanleren. Kortom, er ligt uiteindelijk een veel leuker leven voor ons in het verschiet.

We moeten afleren seksist te zijn. Maar kan dat wel in een seksistische samenleving die ons als mannen bevoordeelt? Wij zullen pas geen potentiële verkrachters meer zijn als de maatschappij én wijzelf fundamenteel veranderd zijn. Tot die tijd zullen steeds weer nieuwe generaties mannen leren vrouwen te zien als dingen waarover ze als ze dat willen met macht kunnen beschikken opdat ze zich weer echt een man kunnen voelen. Want dat is moeilijk in een samenleving waarin vrijwel alle mannen niet aan de maatschappelijke top zitten en dus verliezers zijn en hun mannelijk heldenideaal niet kunnen waarmaken. (De oplettende lezer merkt dat het op dit punt moeilijk is om over "wij" te schrijven; het blijft tobben met de erkenning van de potentiële verkrachter in onszelf.)

Een vrouw als beloning voor de loonslavernij

In de kapitalistische maatschappij bestaan er twee sferen. De man werkt buitenshuis, dat is ons terrein, en de vrouw hoort achter het aanrecht. Dit is natuurlijk een 'ideaalbeeld' dat in de praktijk heel vaak niet opging en opgaat. Vrouwen hebben vrijwel altijd ook buitenshuis gewerkt, hoewel dat per cultuur, tijdperk en klasse verschilt. Dat betekent overigens niet dat de man ook de vrouwelijke sfeer betreedt, nee, het is eerder zo dat de vrouw er naast de huiselijke verantwoordelijkheid nog een taak bij krijgt. Vanaf onze vroegste jeugd is het ons (en vrouwen) ingepompt dat de buitensfeer veel belangrijker is. Vrouwen willen die belangrijke terreinen wel betreden. Mannen zijn veel minder bereid het huishouden te gaan doen. Toch zijn beide sferen minstens even belangrijk. Er zijn zelfs feministen die menen dat het huiswerk zoals verzorging, voedselbereiding en opruimen belangrijker is dan het buitenwerk. Hoe het ook zij, wij mannen zijn opgevoed in een kapitalistische samenleving om met de maatschappij, de buitenwereld, bezig te zijn. De vrouw zorgt voor de rest, en thuis zijn wij de baas. Na het sloven voor de baas hebben we recht op verzorging door moeder de vrouw.

Dat is nu toch allang niet meer zo? In de nieuwe relatievormen van de laatste tientallen jaren herhalen we, hoe geëmancipeerd die veranderingen ook lijken, toch weer voor een groot deel de mannelijke gedragingen van onze (voor-)vaderen. Samenwonende stellen en gemengde woongroepen zijn absoluut geen garantie voor een gelijkwaardige inbreng van de man in de huishoudelijke sfeer. Dat past eenvoudigweg nauwelijks in ons denken: we zouden een deel van ons buitenleven moeten opgeven; precies dat deel dat onze eigenwaarde en status en macht geeft. Onze smoes luidt dan: geen tijd! Of: de baas staat het niet toe om minder te werken, of: de strijdmakkers in de politiek kunnen ons niet missen. En zo werk het systeem in ons 'voordeel' en blijft alles bij het oude.

Ouwe jongens krentenbrood

Er is ons geleerd hard te zijn, hard te werken en te concurreren om werk, geld en vrouwen. We moeten op vergaderingen ons verhaal bij anderen door de strot duwen, discussies winnen, lang aan het woord zijn en rationele argumenten naar voren brengen. We moeten ons groot houden; laten zien dat je gekwetst bent of überhaupt kwetsbaar bent kan je je status als man, als held, kosten. Zeker voor linkse mannen kan dat erg pijnlijk zijn, wij zijn immers de helden die voortdurend strijden tegen autoriteiten.

Velen van ons zijn bang voor mannen die iets beter kunnen dan wijzelf. Bij vrouwen kennen we die angst niet zo. Kortom, we moeten onszelf ontkennen. We mogen alle dingen die iets met tederheid te maken hebben niet ontwikkelen of laten zien, en zeker niet aan elkaar. Als we niet zo enorm concurreren, in onze vriendschappen bijvoorbeeld, zijn we vaak voortdurend "leuk" en bespreken we de toestand in de wereld, op het werk of in de sport. En op datzelfde vlak beleven we onze grootste emoties, bij een doelpunt, een demonstratie of een glas bier. Voor de meer persoonlijke emoties richten we ons op de vrouw, of in de meer moderne versie: de vriendin.

Natuurlijk zal niemand van ons zich helemaal in dit verhaal herkennen. Het lijkt teveel op een karikatuur. Misschien onze vaders, maar wij niet, wij proberen het immers beter te doen? En dat klopt ook wel, maar het moet welhaast een huichelaar zijn die meent dat bovenstaande hem totaal vreemd is. En let wel: het patriarchaat verandert steeds opnieuw van vorm en misschien zijn wij een nieuw soort man, met mooie praatjes en idealen maar verder in de praktijk niet veel beter.

Politieke smoezen

Voor een behoorlijk aantal dingen voelen velen van ons zich te groot. Met name voor de 'kleine' huishoudelijke taken, in de zogenaamde reproductie of 'vrouwelijke' sfeer. Moeten mannen, die alleen of in groepen wonen, tegenwoordig tegen wil en dank toch een aantal van dit soort taken doen, dan blijft het iets voor erbij. De achterliggende gedachte dat de meer verzorgende en reproductieve taken niets voor ons zijn blijft van kracht. Hoeveel van ons helpen er oude of zieke mensen? Wie nemen er het initiatief tot afwassen? Zijn er veel mannen die uit zichzelf naar de glasbak lopen of de vuilniszakken buitenzetten? Dat zijn allemaal van die zich herhalende taken die nodig zijn om de samenleving draaiende te houden. Wij mannen hebben prachtige smoezen bedacht om ze niet te hoeven doen. De mooiste smoes, die tevens in de linkse lijn der verwachtingen ligt, is dat ze geen zoden aan de dijk zetten op het gebied van de maatschappijverandering, ons traditionele gebied. En daar hebben we vanzelfsprekend gelijk in. Maar dat neemt niet weg dat ze stuk voor stuk gedaan moeten worden wil de samenleving sowieso voortbestaan. Het likt er op dat we onbewust verlangen dat onze moeders of vriendinnen het voor ons doen. Er is voor ons mannen te weinig eer aan te behalen.

Uithuilen bij moeder de vrouw

De rol van de vrouw is traditioneel die van opvang van de man, en nog steeds praten veel mannen slechts met vrouwen over hun persoonlijke relaties en intieme gevoelens en gedachten. Met elkaar doen we dat niet of in ieder geval veel minder. Geen tijd voor. Het past niet in ons denken. We zeggen er geen behoefte aan te hebben in de werksfeer, die is er niet voor bedoeld...

Wat we met elkaar delen is kameraadschap en we uiten onze genegenheid door schouderklopjes. Voor meer intieme aanrakingen en knuffels geven we niet thuis. Daar zijn vrouwen voor. Wij zijn blijkbaar niet vrij om op deze wijze onze mening en gevoelens over elkaar te uiten. Net zoals veel mannen vrouwen in het openbare leven wegdenken (we merken hen nauwelijks op tijdens vergaderingen), zo denken we ook de behoefte aan gesprekken over onszelf weg.

In die individuele persoonlijke relaties met vrouwen doen we serieus aan anti-seksisme. Als we het over racisme, kapitalisme en kolonialisme hebben pleiten we ervoor dat de veranderingen plaatsvinden op maatschappelijke schaal, in onze buitenwereld. Daar liggen de oorzaken. Gaat het echter om seksisme dan beperken we ons handelen voornamelijk tot ons gedrag thuis ten opzicht van één vrouw. Dat is door en door seksistisch want ondertussen profiteren we vrolijk mee van onze bevoorrechte positie in die grote buitenwereld en worden we in discussies eerder serieus genomen en zullen we eerder een toppositie op ons werk krijgen (mochten we dat onverhoopt willen). Als we niet de zogenaamd anti-seksistische man willen zijn maar echt fundamenteel willen veranderen dan zullen we ook in die buitenwereld het seksisme moeten bestrijden

Wat gaan we er aan doen?

Dat zullen we zelf moeten bedenken. We kunnen niet eenvoudigweg de feministische anti-seksistische strijd navolgen. Integendeel, wij zijn juist de onderdrukkers. We moeten geen macht opbouwen, maar die juist afbreken, onze eigen macht dus. We kunnen niet de macht voor een deel aan vrouwen geven. Macht geef je niet, macht neem je.

We kunnen alleen maar zorgen dat we niet teveel tegenwerken. Goed luisteren (ook al niet zo typische manneneigenschap) naar wat de vrouwen ons te zeggen hebben, onszelf ter discussie stellen, steeds weer en overal. We kunnen proberen ons bewust te worden van de gigantische invloed van onze opvoeding. We kunnen trachten anders te gaan denken, maar dat zal gepaard moeten gaan met gedragsverandering en maatschappijverandering. We zullen naar onszelf moeten gaan kijken als naar een probleem, maar wel met de hoop iets ten goede te kunnen veranderen. Het seksisme is immers aangeleerd en niet aangeboren. We hebben er veel bij te winnen, meer medemenselijke vrijheid in ons gedrag.

Is er zoiets als een gezamenlijke mannenstrijd mogelijk? De meeste mannen om ons heen voelen zich niet erg solidair met elkaar op dit gebied. In ieder geval niet op de wijze waarop vrouwen dat met elkaar kunnen zijn vanwege hun gezamenlijke onderdrukking. Maar wellicht kan daar iets in veranderen als we die competitiedrang van ons afzetten.

Voorlopig lijkt het erop dat er van ons mannen geen gezamenlijke strijd op dit gebied te verwachten is. De meeste mannengroepen zijn al weer zo'n 10 jaar geleden opgeheven en leven slechts in de herinnering voort als vergaarbakken van huilende tuinbroeken en andere gevoelige geitenwollensokken. Uit hun verslagen lees ik dat deze karikaturen onterecht zijn, maar dat ook zij uiteindelijk niet in staat zijn gebleken de anti-seksistische strijd op individueel en maatschappelijk vlak te koppelen.

Terug