De Peueraar 20, april 1992

Auteur: Eric Krebbers


Breehuis past voor Mi Za Mir

Onderstaand stuk is geschreven in verband met een benefiet voor de Joegoslavische organisatie Mi Za Mir, dat in het Breehuis gehouden zou worden op 1 april. Mi Za Mir verzet zich tegen de oorlog in Joegoslavië. Het benefiet ging op het laatste moment niet door. Ten eerste vanwege interne onenigheid binnen de groep over waar de opbrengst naar toe zou gaan; maar daarnaast ook vanwege de twijfels die het Breehuis had bij de vage ideeën van de organisatie. Die twijfels komen ook in dit al eerder geschreven stuk naar voren en daarom hebben we besloten het toch te plaatsen.

Het Breehuis organiseert op 1 april een benefiet voor Mi Za Mir, een groep Joegoslaven in Nederland die zich verzetten tegen de oorlog thuis. "Serviërs en Kroaten werken er broederlijk'samen", zegt woordvoerder Marco Avramovic in het Mensen Rechten Magazine (MRM) van februari 1992. Voordat ik wat meer inga op het werk van Mi Za Mir, eerst iets over de situatie in Joegoslavië, of wat daar van over is.

Allereerst is het belangrijk om te weten dat er achter de burgeroorlog in Joegoslavië een oorlog tussen arm en rijk schuil gaat. Het land is een verzameling van staten, opgericht na de Tweede Wereldoorlog. De toenmalige elite, onder leiding van Tito, koos vanwege de vele nationaliteiten in het land voor een bond van relatief onafhankelijke staten, maar droeg er wel zorg voor dat niet een staat de andere zou kunnen overheersen. In de loop van de tijd bleek het zogenaamde socialistische systeem niet te werken en stortte het land in een steeds groter wordende economische crisis. Stakingen waren aan de orde van de dag en de mensen morden. Net als bij ons wordt ook door de elites van de verschillende Joegoslavische staten de woede van de mensen over armoede en onmacht via de media gekanaliseerd richting buitenstaanders en vooral richting de minderheden. Het nationalisme neemt enorm toe en de staten groeien uit elkaar. De drijvende krachten achter dit alles, de economische elites, doen ook in Joegoslavië steeds minder moeite hun fascistische aard te verbergen.

De heersers in Servië dromen hardop van een "Groot-Servië" met veel Lebensraum en winstmogelijkheden, en willen (delen van) de andere staten inlijven. De armoede in Servië wordt volgens hen veroorzaakt door de Albanezen. Die worden dan ook door Servië onderdrukt en zijn regelmatig het slachtoffer van pogroms.

De elite in Kroatië spiegelt zich graag aan het Ustacha-bewind dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de Serven in Kroatië samen met de Joden naar de vernietiging voerde. De vele in Kroatië wonende Serven moeten gekroatiseerd worden en worden uitgesloten van de politieke besluitvorming. De Kroatische elite wil een geheel onafhankelijke staat, opdat zij haar relatieve rijkdom niet meer hoeft te delen met de armere staten in het zuiden van Joegoslavië. Hetzelfde geldt voor de elite van Slovenië, maar hun onafhankelijkheid lijkt nu onofficieel geaccepteerd.

In de oorlog die vorig jaar is uitgebroken, zijn de gewone mensen zoals altijd de dupe. Zij zijn het die honger lijden en overgeleverd zijn aan de willekeur van de verschillende milities van de onderling strijdende staten. De mensen die eerder staakten tegen de economische wantoestand zijn opgeroepen voor militaire dienst en onderworpen aan de militaire discipline. De volksopstand is onschadelijk gemaakt, en de milities begaan afschuwelijke wreedheden op allerlei minderheden. De fascistische almacht van de elites neemt nog steeds verder toe en de mensen die niet mee willen doen aan hun nationalistische wanen moeten dat met de dood bekopen of als dat nog kan: vluchten.

Vanuit het Noorden kijkt de EG verlekkerd naar de brokstukken. Oostenrijkse partijen pleiten voor de inlijving van Slovenië opdat hun bedrijven beter van de goedkope arbeidskrachten aldaar kunnen profiteren. De fascistische elite van Slovenië is dikke maatjes met de Westerse economische machthebbers, met name met de Duitse. Die pleiten dan ook steeds voor een erkenning van een onafhankelijk Slovenië. Het Duitse kapitalisme ziet grote mogelijkheden in Slovenië en Kroatië. Er is een hoog opleidingsniveau, een goed wegennet, redelijk moderne bedrijven enzovoorts. Aan het arme zuiden is niets te verdienen. Daar bekommert de EG zich dus niet om. Het fascisme van de machthebbers van alle staten is voor de EG geen probleem, integendeel, dat garandeert een arbeidersklasse zo mak als lammetjes die voor weinig willen (!) werken. De oorlog op zich is overigens ook gunstig voor het westerse fascisme. Joegoslavië wordt momenteel gebruikt als trainingskamp voor fascistische huurlingen uit onder andere Nederland. Griezelig idee dat die wellicht ook hier nog wel eens ingezet zouden kunnen gaan worden nu het fascisme ook hier zo in opmars is.

Voorlopig zijn de vluchtelingen van Mi Za Mir hier echter nog relatief veilig. Mi Za Mir betekent "Wij Voor Vrede". De groep bestaat inmiddels uit 70 leden. Ze willen een bijdrage leveren aan een vreedzame oplossing van de problemen en ook vluchtelingen steunen. Veel van de leden zijn gevluchte dienstweigeraars of deserteurs. Ze willen de mensen oproepen om zich afzijdig te houden van de oorlog, want als de mensen niet meer meedoen is er geen oorlog. Ze willen werken aan geweldloosheid, maar tegelijk zegt een andere woordvoerder, Srdjan: "Kijk, ik ben beroepsmilitair en als het moet ben ik bereid om iemand te doden, maar daar moet dan wel een goede reden voor zijn. Deze oorlog is echter absolute waanzin." (MRM) En zo zijn er wel meer zaken rondom Mi Za Mir die me vreemd voor komen.

In de interviews in MRM en NN komt naar voren dat zij zich inzetten voor vrede tussen de volkeren. Er wordt gesuggereerd dat de oorzaken van de conflicten in het onbegrip tussen de Serven, de Kroaten en de Slovenen liggen. De echte oorzaak ligt echter in de grenzeloze uitbuiting van de gewone mensen door de economische elite. Het lijkt er sterk op dat de vrede van Mi Za Mir een vrede is met behoud van onderdrukking en uitbuiting.

Ik vraag me af of Mi Za Mir nu echt een groep is die de solidariteit en steun van links Nederland verdient. Maar misschien heb ik het helemaal mis en baseer ik me teveel op de weergave van hun mening in een tweetal interviews. Ik zou zeggen: ga naar het benefiet in het Breehuis en oordeel zelf.

(Maar zoals gezegd: het benefiet gaat niet door. Leve de doortastendheid van het Breehuis!)

Terug