De Peueraar 22, juni 1992

Auteur: Ellen de Waard


Feminisme in vogelvlucht

Hoewel er in de Peueraar regelmatig geschreven wordt over vrouwenstrijd, is het volgens ons toch nuttig om een terugblik te geven op de eerste en tweede feministische golf. Dit omdat het voor ons, en hopelijk voor alle vrouwen, belangrijk is om te weten welke geschiedenis onze strijd heeft. Zodat je je geen eilandje in de eeuwigheid voelt, maar gesterkt wordt en leert van de ervaringen, successen en ideeën van andere vrouwen. We realiseren ons dat het feminisme en de vrouwenstrijd veel gecompliceerder zijn dan we hier kunnen uitleggen. Daarom hebben we onder aan dit artikel een lijstje van boeken toegevoegd die gedetailleerder ingaan op bepaalde aspecten van het feminisme en de vrouwenstrijd.

De eerste feministische golf (l870 - l920)

Door de industrialisatie en de modernisering werd de huisindustrie vervangen door fabrieksmatige productie. Dit betekende voor vrouwen uit de burgerij dat zij geen geld meer konden verdienen voor het gezinsinkomen en alleen nog maar onbetaalde arbeid in het huis(houden) en het gezin kon verrichten. Fatsoensnormen verboden namelijk dat vrouwen uit de gegoede klassen buitenshuis werkten. Voor veel vrouwen leidde dit tot een eenzaam en saai huisbestaan. Voor ongehuwde vrouwen betekende dit verbod op betaalde arbeid dat ze voor hun levensonderhoud afhankelijk waren van de steun van de familie. Maar ook de positie van de gehuwde vrouwen was in veel opzichten niet prettig. Haar echtgenoot had de volledige zeggenschap over haar kinderen bezit en inkomen. Bovendien stond in de wet dat de vrouw gehoorzaamheid verschuldigd was aan haar man. Echtscheiding was voor een vrouw dan ook haast onmogelijk.

Voor alle vrouwen gold dat ze handelingsonbekwaam werden geacht. Dat wil zeggen dat ze geen contracten mochten ondertekenen en in juridische aangelegenheden werden ze als kinderen behandeld. Alle vrouwen waren uitgesloten van politieke rechten. Ze konden geen openbare functies vervullen. De basisopleidingen voor meisjes waren veelal van slechtere kwaliteit dan die voor jongens. En de vervolgopleidingen waren meestal alleen opengesteld voor jongens.

De eerste feministische golf die zo rond 1870 begon hield zich voornamelijk bezig met de volgende onderwerpen: het verkrijgen van meer (en goedbetaalde) arbeid voor vrouwen, beter onderwijs voor vrouwen, kiesrecht voor vrouwen, het bestrijden van de dubbele moraal op seksueel gebied die vrouwen benadeelde en de strijd om vaders verantwoordelijkheid te laten nemen voor hun kinderen (zoals erkenning van onwettige kinderen en financiële ondersteuning) want zij konden juridisch nergens op aangesproken worden. De vrouwen van de eerste feministische golf waren het uiteraard niet overal over eens. Zo was er een duidelijk verschil tussen vrouwen uit de burgerij en vrouwen uit de arbeidersklasse. De eerste groep vond lange tijd het kiesrecht voor de arbeidersklasse niet belangrijk. Ook wat betreft het recht op betaalde arbeid voor vrouwen namen de burgerlijke vrouwen een andere positie en standpunt in dan de arbeidsters. Voor de arbeidsters was betaalde arbeid een bittere noodzaak om het gezin van eten te voorzien, terwijl voor de burgervrouwen betaalde arbeid een uitweg uit het huisvrouwenbestaan was. De arbeidsters zagen het zogenaamde burgerlijke huwelijk dan ook als een ideaal.

De eerste golf feministes hebben zeker een groot deel bereikt van hetgeen ze voor ogen stond. Er is in 1919 actief kiesrecht gekomen voor vrouwen. Dit ging heel moeizaam omdat mannelijke partijleden en leiders het niet belangrijk vonden. Hierdoor ontstonden er ook verschillende aparte vrouwenorganisaties. Betaalde arbeid was nu niet langer onmogelijk, al vonden vrouwen met name werk op de traditionele terreinen van ziekenverpleging, nijverheid en kunst. En in de politiek waren er nauwelijks nog vrouwen actief.

Zo rond 1920 was het voor nagenoeg alle vrouwen gewoon om tot het huwelijk te werken. Daarna vond de vrouw haar "bestemming" in het gezin. Maar er was wel toegang tot het hoger onderwijs voor vrouwen gekomen. Mannen waren nu onderhoudsplichtig voor hun minderjarige kinderen. Het houden van een "huis van ontucht", een bordeel dus, werd strafbaar gesteld. Dit was een belangrijk streefpunt van de feministes geweest. Zij wilden dat mannen net zo zedelijk en moreel hoogstaand zouden worden als zij. Zelden pleitten deze feministes voor grotere seksuele vrijheiden voor vrouwen. Over het algemeen waren ze dan ook tegen voorbehoedsmiddelen. Uitzonderingen waren bijvoorbeeld Aletta Jacobs en Emma Goldman.

Na het behalen van het kiesrecht voor vrouwen dachten vele feministes dat de strijd wel gestreden was en dat het parlement met vrouwen overspoeld zou worden. De rest zou dan wel vanzelf gaan. Eind twintiger jaren brak de wereldwijde economische crisis uit. De meeste mensen (mannen?) vonden dat er belangrijker dingen waren dan de zogenaamde vrouwenpunten. Vrouwen moesten dan ook een flinke strijd leveren om te behouden wat ze verworven hadden.

De tweede feministische golf (1965 - halverwege de jaren 80)

De tweede feministische golf ontstond uit onvrede met de gang van zaken. De verworvenheden van de eerste feministische golf werden niet uitgebreid, zetten zich niet door op andere maatschappelijke terreinen en de druk op vrouwen om zich aan man en kinderen te wijden was enorm. Het recht van de vrouw was het aanrecht en daar moest zij al haar creativiteit in kwijt en aanzien aan ontlenen. De nieuwe feministische golf had weer de thema's arbeid, politiek, onderwijs hoog in het vaandel staan. Daarbij werden aan de onderwerpen seksualiteit, huwelijk en gezin nieuwe strijdpunten verbonden.

Arbeid was weer een thema omdat slechts 16 procent van de vrouwen een betaalde baan had. Het werken van vrouwen met jonge kinderen was nog steeds taboe. Er waren (en zijn) dan ook nauwelijks kinderopvang voorzieningen. Vrouwen kregen ook minder loon dan mannen voor hetzelfde werk en hun promotiekansen waren geringer. Toen en ook nu draaiden vrouwen alleen op voor het huishoudelijk werk, of ze nu betaalde arbeid hadden of niet. Een belangrijk strijdpunt van de tweede feministische golf was dan ook herverdeling van betaalde en onbetaalde arbeid, arbeidstijdverkorting en meer betaalbare crèches.

Een ander strijdpunt was het onderwijs omdat meisjes het op school minder goed deden dan jongens. Dit door de boodschap dat vrouwen later toch als eindbestemming huwelijk en moederschap hadden en dus niet voor een carrière hoefden te werken. Ook in de politiek zag men nog maar weinig vrouwen. Hoogstens 15 procent van de Tweede Kamer-leden was vrouw. En vrouwelijke ministers waren helemaal een uitzondering. Op het gebied van de seksualiteit heerste er nog steeds een dubbele moraal. Een vrouw die seksueel actief was, was meteen een slet. Vrouwen hoorden fatsoenlijk en a-seksueel te zijn. Voor mannen gold een andere norm: mannen die veel ervaring hadden met verschillende vrouwen waren echte mannen. De feministes van de tweede golf stelden dit ter discussie. Ook voerden zij strijd voor het recht op abortus onder het motto "baas in eigen buik" en de anticonceptiepil.

Het stereotiepe rollenpatroon werd ook aan de kaak gesteld. Namelijk dat vrouwen werden geacht niets anders na te streven dan het reclame-beeld van mooie seksueel aantrekkelijke vrouw en tevens kuise, gelukkige huisvrouw en moeder. Daarbij werd ook de afhankelijke positie van de getrouwde vrouw ter discussie gesteld. In 1968 werd Man Vrouw Maatschappij opgericht, de eerste organisatie van de tweede golf in Nederland. Ook mannen mochten hier lid van zijn. Zij oefenden druk uit op politieke en maatschappelijke organisaties met betrekking tot rol doorbreking, gelijke ontplooiingsmogelijkheden en gelijk recht op betaalde arbeid.

In 1969 ontstond Dolle Mina, een spontane actie-groep waar met name linkse vrouwen al hun grieven en creativiteit in kwijt konden. Door hun speelse acties werden ze snel bekend in binnen- en buitenland. De Dolle Mina's kozen op een gegeven moment voor de klassenstrijd als belangrijkste fundamentele tegenstelling in de maatschappij.

Het radicaal-feminisme daarentegen gaat ervan uit dat mannen en vrouwen tegenover elkaar staan in een machtsrelatie. Zij werkte daarom niet met mannen in haar organisaties. In de radicaal-feministische praatgroepen bleek veel persoonlijke problematiek gemeenschappelijk te zijn, veroorzaakt door maatschappelijke machtsstructuren. De eerste radicaal-feministische actiegroep "Paarse September" viel de heteroseksualiteit aan. De heteronorm is een van de belangrijkste wapens bij het in stand houden van de ongelijke nachtsverhouding tussen de seksen, dus lesbianisme moet voor feministen een politieke keuze zijn. "Je gaat toch niet met je onderdrukker naar bed?", hoorde je veel in die tijd. Op dit punt konden de vrouwen- en homobeweging samen strijd voeren.

Na 1972 werd de zogenaamde autonome vrouwenbeweging erg populair. Zij werkte los van politieke partijen en volgens radicaal-feministische organisatieprincipes, zoals werken als collectief, op basis van gelijkwaardigheid. Ze opende vrouwenhuizen, begon met vrouwen-hulpverlening (Blijf-van-mijn-Lijf-huizen), maakte feministische bladen (Opzij) en opende vrouwenboekwinkels. Er kwamen ook femsoc-groepen (van feminisme en socialisme). Deze groepen waren, alleen met vrouwen, bezig met het feminisme, en met mannen werkten ze aan het realiseren van een socialistische maatschappij. De autonome vrouwenbeweging maakte het mogelijk dat veel vrouwen met verschillende politieke achtergronden met elkaar samen konden werken. Eind zeventiger jaren bereikte het radicaal-feminisme haar hoogtepunt en het politiek lesbianisme kreeg nu een bredere aanhang. De vrouwen van uitgeverij De Bonte Was vonden dat ware feministen niet met mannen hoorden samen te werken en zich niet moesten laten betalen voor hun feministische activiteiten. Terwijl de femsocgroepen juist een lange mars wilden door de bestaande manneninstituties en het voor de economische zelfstandigheid van vrouwen goed vonden om hun eigen geld te verdienen.

Nu, op dit moment, kunnen wij ons weinig voorstellen bij een levendige radicaal-feministische strijd. Het is ongelooflijk dat er nog maar tien jaar geleden zoveel meer bestond op dit gebied. Op dit moment heerst er stilte rondom de vrouwenbeweging, die doet vermoeden dat het goed gaat met de vrouwen in Nederland. Maar als we kijken naar de eisen die aan het begin van de tweede golf gesteld werden, dan geloven wij dat we nu dezelfde eisen opnieuw zouden kunnen formuleren. Er mag dan veel veranderd zijn, maar die zijn neer uiterlijke schijn. Rollenpatronen, het stereotiepe vrouwbeeld in de media, de seksuele beschikbaarheid van vrouwen (zich uitend in seksueel geweld), de verdeling betaalde en onbetaalde arbeid, de mannenmacht op bijna het gehele maatschappelijke terrein, deze feiten zijn nog steeds onderdrukkend voor vrouwen.

Emancipatie lijkt overal doorgedrongen te zijn. Zo behoort het tot het zogenaamde facetbeleid van de verschillende overheden, dat wil zeggen emancipatie, positieve actie, de positie van meiden en allochtone vrouwen, worden "haast automatisch" in eIk politiek beleid meegenomen. Daarom kunnen beleidsmakers zeggen dat het rechtvaardig is om te bezuinigen op het algemene emancipatiebeleid. Er werd door de vrouwenbeweging gedacht dat we het rustiger aan konden doen nu de trein op de rails was gezet. Maar het gevolg is dat de post-emancipatie afgekalfd dreigt te worden omdat niemand zich er meer specifiek mee bezig mag en kan houden in verband met financiële perikelen. Een mooi voorbeeld hoe een sociale tegenbeweging wordt ingekapseld, van haar politieke karakter wordt ontdaan en vervolgens machteloos wordt gemaakt!

Om verder te lezen (willekeurige lijst):

Er zijn diverse vrouwenbibliotheken in het land. De best gedocumenteerde is het IIAV: Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging in Amsterdam.

Terug