De Peueraar 30, februari 1993

Auteur: Ellen de Waard


(Boekrecensie)

De vrouwenbeweging en de media

Het boek "Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?" gaat over de vrouwenbeweging en de media, in de periode 1968-1973. De nadruk ligt op de eerste jaren van de tweede feministische golf omdat toen, volgens de schrijfster Liesbet van Zoonen, de plek van de vrouwenbeweging in de politiek-sociale orde nog niet zo duidelijk was. Daarna lagen de interpretatiekaders voor de activiteiten van de vrouwenbeweging min of meer vast. Om een beeld te krijgen van de relatie tussen de vrouwenbeweging en de media heeft de schrijfster 3 landelijke dagbladen en 5 weekbladen uitgeplozen. En gepraat met vrouwen uit de vrouwenbeweging en met mensen die bij de onderzochte kranten werkten.

Het vervelende van dit boek is dat je zo goed kunt merken dat het oorspronkelijk een proefschrift was. Het is lang niet altijd even leesbaar. De leesbaarheid vermindert ook door de Engelstalige citaten die regelmatig in het boek voorkomen. Gelukkig wordt na verloop van tijd het boek steeds leesbaarder. Als je volhoudt tot pagina 118, dan gaat het boek eindelijk over de vrouwenbeweging en de media. Daarvoor gaat het meer over hoe de vrouwenbeweging was, hoe de journalistiek in die tijd functioneerde en hoe de onderzoeksopzet van het boek is.

Het deel over de vrouwenbeweging geeft een goed beeld van de verschillende vrouwengroepen, en de verschillen tussen die groepen. De verschillen worden onderverdeeld aan de hand van de volgende onderwerpen: thema's en waarden, interne handelswijze en externe handelwijze. Het stuk over de media zelf gaat over de gevolgen van de ontzuiling, de protestbewegingen uit de jaren 60 en de fusies van kranten en uitgevers voor de manier waarop journalisten werkten.

Het gedeelte dat ingaat op de vrouwenbeweging en de media behandelt vooral de verhouding tussen de media en Man Vrouw Maatschappij (MVM), de media en Dolle Mina en de media en de praatgroepen en vrouwenhuizen. Dit gedeelte van het boek is vrij informatief. Jammer is wel dat de schrijfster politiek vrij slappe conclusies trekt. Gelukkig verandert dit in de loop van het boek. De - in eerste instantie - quasi naïeve opstelling van de schrijfster hoort misschien bij het maken van een proefschrift. Maar interessant is het niet.

MVM was een gemengde groep die zich bezighield met gelijke rechten en kansen voor vrouwen op het gebied van arbeid. De ideeën van MVM sloten goed aan bij de journalistieke verwachtingen en interpretatiekaders. Ook het benoemen van woordvoersters en het hebben van concrete eisen, die in nota's uitgelegd werden, sloot aan bij wat de journalisten verwachten. Dit leidde ertoe dat over het algemeen het beeld dat MVM van zichzelf had, hetzelfde was als dat wat de media van hen gaf.

Over naar Dolle Mina. Een groep die op ludieke wijze actie voerde tegen onder andere de dubbele seksuele moraal en voor gratis crèches en abortus. Hoewel dit nieuwe onderwerpen waren, konden de media voor een referentiekader teruggrijpen op de seksuele revolutie. Net als bij de andere "vrouwengroepen" konden de journalisten de deelname van mannen eraan niet begrijpen. De verklaring ervoor wordt dat Dolle Mina's leuk zijn voor mannen. Want zij zijn spannende, uitdagende vrouwen.

De journalisten besteden zo goed als geen aandacht aan de achtergronden van de acties van Dolle Mina. Zeker niet aan het feit dat Dolle Mina vrouwenstrijd zag als een onderdeel van de anti-kapitalistische strijd. De journalisten waren uitgekeken op de sociale bewegingen uit de jaren 60, die volgens hen te zwaarwichtig waren geworden. Toen Dolle Mina een congres ging houden, waren de journalisten dan ook erg teleurgesteld.

Dan de praatgroepen. Deze zijn ontstaan uit frustratie over het feit dat MVM en Dolle Mina zich niet met de persoonlijke problemen van deelneemsters bezighielden. De bedoeling van de praatgroepen is bewustwording over de manier waarop maatschappelijke structuren in persoonlijke ervaringen terugkeren. Aan deze groepen mochten geen mannen deelnemen, omdat dit haaks staat op het idee van gedeelde vrouwelijke ervaringen. Bovendien had de ervaring met Dolle Mina geleerd dat mannen de beweging snel domineren. Deze groepen kenden geen woordvoersters, programma of hiërarchie. Sommigen zagen de praatgroepen als een fase in de vrouwenstrijd. Anderen zagen er de mogelijkheid in van het bedrijven van een nieuwe en andere manier van politiek, door een collectieve vrouwenmacht.

De media zagen de praatgroepen bij voorkeur als een fase in het bewustwordingsproces. Vooral de manier waarop deze groepen (niet) georganiseerd zijn, bevalt de journalisten niet zo. Dit zou alleen oppervlakkigheid in de hand werken. De meeste kranten zien de noodzaak van de praatgroepen wel in.

Bij de kraak van het vrouwenhuis is de sympathie van de pers verdwenen, aangezien het tijdelijke karakter van het niet toelaten van mannen wat te definitief wordt. Wat ook meespeelde in het moeizame contact tussen media en vrouwen was dat deze groepen geen concrete actiepunten hadden. Zeker geen punten die in de traditionele zin op te vatten waren als onderdeel van de politieke en maatschappelijke strijd. Wat deze vrouwen deden was niet zo ondubbelzinnig en overzichtelijk als de media gebeurtenissen graag zien. In haar quasi (?) naïviteit zegt de schrijfster dat daarom de media naar een bekend referentiekader zoeken. Ze vinden de psychologie: vrouwen richten zich uit frustratie tegen individuele mannen.

Hierna komt het hoofdstuk "De publieke identiteit van de vrouwenbeweging". Eindelijk wordt er eens wat beter stelling genomen tegen de media. Er staat: "De kranten hebben verschillende definities van de deelneemsters aan de vrouwenbeweging geconstrueerd, die voor een deel parallel lopen met bestaande verschillen tussen de groeperingen, maar die daar ook dwars door heen snijden en soms weinig mee te maken hebben." Strijdende vrouwen zijn of elitair en hardwerkend (MVM), of intelligent, sexy en geestig (Dolle Mina), of militant en agressief (praatgroepen, soms ook anderen). De waardering die Dolle Mina ten deel valt, is toe te schrijven aan het feit dat ze zich niet onttrekken aan traditionele criteria ter evaluatie van vrouwelijkheid.

Aan het bovenstaande kun je al zien hoe vrouwenstrijd gevoerd moet worden. Dit moet gebeuren met gevoel voor humor, in samenwerking met mannen. Deelnemende vrouwen mogen zich slechts tijdelijk terugtrekken met andere vrouwen. Hun "vrouwelijkheid" mogen ze niet verliezen. Ten opzichte van "gewone" vrouwen zijn vrouwen die dergelijke strijd voeren uitzonderlijk en anders.

Achter de ogenschijnlijke pluriformiteit van de media gaat wel degelijk een normen- en waardepatroon schuil. Dit patroon vertoont veel overeenkomsten met het liberaal-feministische perspectief van onder meer MVM. Andere vrouwengroepen krijgen wel aandacht, maar worden binnen het liberaal-feministische kader geplaatst. Daardoor moeten ze zich verdedigen en worden ze geconstrueerd als afwijkend. Dit gebeurt volgens de schrijfster omdat de kranten aansluiten bij de geaccepteerde opvatting van maatschappelijke strijd, omdat ze een referentiekader nodig hebben. Jammer dat de schrijfster niet doorgegaan is op haar opmerking dat de hoofredacteuren vooral VVD-stemmers zijn. Dat had haar ook iets kunnen zeggen over de vraag waarom de kranten aansluiten bij de heersende normen.

De gevolgen van de manier waarop de media met de vrouwenbeweging omgingen komen aan het eind van het boek aan bod. Het gaat dan bijvoorbeeld over de gevolgen van het feit dat de media sommige vrouwen tot leidsters bombardeerden, ook groepen konden door de media status krijgen. En door de media konden groepen zich gedwongen voelen tot unanimiteit te komen, voor ze daaraan toe waren.

Het laatste hoofdstuk gaat over de relatie tussen de media en de vrouwenbeweging na de onderzochte periode. In dit gedeelte blijkt dat het niets uithaalt als een vrouwengroep wel netjes in nota's uitlegt hoe problemen in de privé-sfeer maatschappelijk bepaald zijn. De media negeren dit net zo makkelijk. De schrijfster concludeert dat de media een voorkeur hebben voor de traditionele scheiding tussen persoonlijk en politiek. Ook in andere opzichten zijn de media in de loop der tijd niet vrouwenstrijdvriendelijker geworden.

Op de laatste pagina staat dat sociale bewegingen zich tegenwoordig aanpassen aan de voorwaarden van de journalistiek, in een poging de controle over hun beeldvorming te vergroten. Een droevig einde, wat mij betreft.

Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn?, Liesbet van Zoonen. Uitgeverij: SUA, ƒ 45,-.

Terug