De Peueraar 33, mei 1993

Auteur: Eric Krebbers


(Boekrecensie)

De maat van de techniek

Filosofie is moeilijk en oninteressant. Dat denken veel mensen. En naar mijn mening gaat dat ook inderdaad vaak op. Zo niet bij Hans Achterhuis. Hij heeft al een hele reeks goed leesbare en bruikbare boeken geschreven. Onder meer over de hulpverlening, arbeid, filosofen in de Derde Wereld en de uitgestelde revolutie in de Eerste Wereld. Met "De maat van de techniek" heeft hij er weer eentje aan die reeks toegevoegd. Ik begin met 2 citaten:

"De zogenaamde waarnemingswereld is een ivoren toren. Empirisme is escapisme. Werkelijk zien kan heden ten dage slechts met gesloten ogen. En alleen hij is vandaag een realist die voldoende fantasie heeft om zich het fantastische morgen voor te kunnen stellen."

"'Waarneming en rede, de traditionele middelen van de filosofie, zijn niet meer te vertrouwen. De door ons gemaakte objecten tonen niet meer wat ze zijn. Aan een hamer kun je nog zien wat je ermee kunt doen. Aan een kerncentrale is niet meer te zien wat er bijvoorbeeld zou gebeuren bij een ongeluk. Hij ziet eruit als een kruising van een fabriek en een moskee, ligt er vredig bij in een landschap van koeien en bloemen. Dat is de buitenkant. Die is bedrieglijk. Het Zyklon-B gas in Auschwitz was verpakt in een soort marmelade-potjes. De dingen zijn niet meer wat ze schijnen. Daarom is een prikkeling van de verbeeldingskracht nodig, oprekken van de morele fantasie, teneinde de onmacht te doorbreken om ons voor te kunnen stellen wat we in Auschwitz en Hiroshima aangericht hebben en wat we met onze atoomwapens nog zouden kunnen aanrichten."

Het eerste citaat is van Günther Anders. Hij schreef het in 1958 in zijn dagboek na een bezoek aan het herbouwde Hiroshima. Hij trof er geen ruïne aan, maar een koele, moderne stad. De vernietiging van de stad blijkt vernietigd. De verschrikkingen bestaan nog slechts in de harten en fantasie van de slachtoffers.

Het tweede is van Hans Achterhuis, de redacteur van deze bundel van artikelen over de filosofie van de techniek. Anders is een van de 6 filosofen die in zijn boek besproken worden. Met deze bundel wil Achterhuis, samen met zijn 2 mede-auteurs Paul van Dijk en Pieter Tijmes, een discussie over techniek en technologie aanzwengelen. Die discussie wordt in ons land nauwelijks gevoerd. Als aanzet daartoe bespreken zij het werk van Jacques Ellul, Martin Heidegger, Hans Jonas, Arnold Gehlen, Lewis Numford en de al genoemde Günther Anders. Het citaat waarmee ik deze recensie begon, is dan ook een pleidooi om meer bewust en kritisch te gaan nadenken (en fantaseren?) over technologieën.

Wat is techniek? Techniek is volgens Achterhuis het geheel aan ingrepen waarmee de mens zijn of haar omgeving tracht te beheersen. Veel filosofen blijken onderscheid te maken tussen de oude en de moderne techniek. De oude techniek bestaat dan uit wat we ook wel werktuigen zouden noemen. De moderne uit grootschalige en ingewikkelde technologieën. Van hamers via kernenergie naar biotechnologie. De titel van het boek is aan dit onderscheid opgehangen. "De maat van de techniek" slaat enerzijds op het idee dat mensen in de oudheid huldigden dat de techniek niet de menselijke maat mocht overstijgen. De mens moest de techniek kunnen overzien en beheersen. Anderzijds slaat de titel op het feit dat de huidige mens moet dansen naar de pijpen van techniek, op de "maat van de techniek". We zijn geworden tot aanhangsels van de machines die we bedienen. Eenvoudig vervangbaar. We kunnen er niet meer buiten, zo lijkt het.

De verschillende filosofen zijn het er niet over eens of de trend naar minder menselijke invloed en meer macht aan de machines nog stop te zetten is. Een enkeling is zeer pessimistisch, zoals Ellul, een ander pleit voor een nieuw ethisch bewustzijn. Zonder echter alternatieven aan te dragen. Één filosoof overstijgt deze tegenstelling. Lewis Mumford gaat dieper dan de vraag of oude of moderne technieken. Hij komt dan ook uitgebreid aan bod in dit boek. Met name zijn ideeën over wat hij noemt de "mega-machine". Hij gaat veeleer uit van de koppeling van mensenlichamen aan elkaar dan van werktuigen en machines. Zijn "mega-machine" is een sociale machine. Hij zet uiteen in zijn boeken dat de menselijke "mega-machine" al veel ouder is dan het gebruik van werktuigen en machines. Ik citeer een paar stukje uit het hoofdstuk over Mumford:

"Juist omdat zij in eerste plaats maatschappelijk van aard was, heeft de megamachine in de geschiedenis geen zichtbare materiële sporen achtergelaten. Opgravingen laten ons alleen de resten van werktuigen zien, de machine waarbinnen deze functioneerden blijft onzichtbaar. De wereldwonderen uit de oudheid (Mumford neemt de piramiden als voorbeeld, red.) zijn echter niet primair dankzij werktuigen maar vooral met behulp van de (sociale) megamachine gebouwd."

De "mega-machine", zowel arbeids- als oorlogsmachine, bestaat uit samengebrachte individuen en groepen in een zeer grootschalig geheel. Mensen en dieren vormen slechts radertjes in het geheel. De eerste hiërarchische samenlevingen waren net zo goed "mega-machines" als de huidige. Piramides werden bijvoorbeeld gebouwd door een machine die bestond uit 120.000 gevangen mensen, 400.000 gevangen ossen en 1.422.000 gevangen geiten. Ondanks dat deze menselijke machine slechts de beschikking had over in onze ogen primitieve werktuigen, was hij in staat piramides te bouwen met een nu nog moeilijk voorstelbare precisie.

Mensen zien als radertjes van een groter geheel: het is dit denken dat volgens Mumford op den duur leidt tot het denken over de natuur als een te beheersen voorraad dingen. Dingen die beheerst moeten worden met technologieën. Technologieën die in feite gewoon de mensen in de machine steeds meer vervangen. Moderne technieken zijn als het ware de materiële vormgeving van de relatie tussen mens en natuur en tussen mensen onderling. Het was de "mega-machine" en de erbij horende denkwijze die de weg vrij maakte voor het ontwikkelen van de moderne technologieën. De moderne techniek is daarmee niet iets van de moderne tijd, maar iets van elke hiërarchische samenleving.

Mumford stelt dan ook dat, wil de mens niet langer aanhangsel zijn van de machines eerst de "mega-machine" afgebroken of omgebouwd moet worden. Hij pleit voor vele kleine machientjes, zowel sociaal als materieel. Machientjes die beheersbaar zijn door mensen zelf. Een conclusie die nauw aansluit bij die in het artikel over sociale ecologie, elders in dit nummer. De relatie van de mens tot de natuur en de machines en technieken die de mensen ontwikkelen om in die natuur in te grijpen, zullen pas kunnen veranderen als de relatie tussen de mensen onderling verandert. Pas als de machtsverhoudingen gelijk getrokken worden, is een milieu- en mensvriendelijke technologie mogelijk.

Wie denkt dat ik hiermee het hele boek al verklapt heb, slaat de plank mis. Het boek staat boordevol met aan het denken zettende ideeën over techniek. Een aanrader.

De maat van de techniek, Hans Achterhuis (red.). Uitgeverij: Ambo, ƒ 24,90.

Terug