De Peueraar 34, juni 1993

Auteur: Harry Westerink


(Reactie)

Mannenstrijd of hanengevecht?

Aangenaam kennis te maken! Ik ben een witte, linkse heteroman van 33 jaar in de bloei van mijn leven en hard op weg naar de middelbare leeftijd. Mijn jeugd is verloren gegaan als sneeuw voor de zon, mijn idealen staan als een rots in de branding.

Met een mengeling van nieuwsgierigheid, huiver en teleurstelling las ik de drie interview-artikelen over mannenstrijd in mijn lijfblad De Peueraar. Je moet maar durven, dacht ik. Terwijl de tweede feministische golf alweer jaren geleden is weggespoeld en slechts betrekklijk weinig vrouwen (en nog minder mannen) op een verlaten en met stenen bezaaid strand zitten te wachten op een derde golf, wagen twee mannelijke redactieleden van De Peueraar de gok om een golfje, een stroompje, een straaltje, een druppeltje mannenstrijd te persen uit het boeg-beeld van het patriarchaat, de mannelijke mens. Ik vind dat een moedige poging.

Uit de artikelen en uit de mondelinge en schriftelijke reacties heb ik een aantal standpunten van mannen over mannenstrijd kunnen afleiden. Ik zal hieronder een viertal van die meningen in de vorm van prettig ongenuanceerde uitspraken weergeven. Die uitspraken zijn fictief, zwart-wit, rauw, bot en simpel. Ze dienen ter oriëntatie.

Hoe kijk ik tegen deze uitspraken aan? Ik kan het er om verschillende redenen niet (helemaal) mee eens zijn. Ik probeer mijn eigen visie te bepalen door, in eerste instantie, ergens tegen te zijn. Een bekend en nogal gemakzuchtig fenomeen, maar op de dorre vlakte van de mannenstrijd groeit geen boompje of sprietje en verdwaal ik zonder richtingaanwijzingen. Of het nu stopborden zijn of oases, ik heb herkenningspunten nodig. Dus hou ik mij vast aan het negatieve, aan het nee, dat niet.Voorlopig althans. Op de tast vervolg ik mijn weg.

Uitspraak 1 is leuk, melig en gooit met een knal de deur naar mogelijke perspectieven dicht. Mannenstrijd is in die visie onbegonnen werk, uitzichtloos, onmogelijk. Er is geen hoop, er is enkel een zwart gat, een bodemloze put, een niets. Ik zeg nee tegen dit niets. Er moet iets (kunnen) zijn.

Uitspraak 2 doet maar al te vertrouwd aan. Het lijkt voor mannen (voor mij?) al heel wat als een feministische vrouw uit vrije wil in hun nabijheid verkeert en de intieme(re) omgang met een man blijft verkiezen gedurende een reeks van uren, dagen, maanden en misschien zelfs wel jaren. Nou, dan zit het met zo'n man wel snor, nietwaar? Ach, hoe schraal, hoe schamel zou het zijn als mannen het daarbij zouden laten. Hoe fataal ook zou het gebrek aan inzicht zijn. Mannenstrijd is geen vrouwenstrijd. Bevrijding van de man is geen wormvormig aanhangsel van bevrijding van de vrouw. Bij uitspraak 2 voel ik mij niet thuis, al zal ik in het verleden en heden de neiging (hebben) moeten onderdrukken om aan deze uitspraak verwante gedachten en gedragingen te hebben. Zo'n held in de mannenstrijd ben ik nu ook weer niet.

Uitspraak 3 tiert welig in het land van schuld en schaamte dat christendom en Europese "beschaving" heet. Met name het calvinisme heeft ervoor gezorgd dat de mens (man en vrouw) eeuwenlang gebukt ging onder zware lasten en verderfelijke zonden. Dat benauwt me. Ook in linkse kringen duikt de schuld- en schaamtecultuur met de regelmaat van de klok op. "Zonde! Jij eet vlees" , "Schuld! Jij ligt in de zon en de kinderen in de Derde Wereld verhongeren." "Schaamte! Jij hebt een stijve en mannen verkrachten dagelijks vrouwen." Uiteraard is er een hoop mis met mannen en mannenwerelden. Dat behoeft geen betoog, lijkt me. Maar heeft het zin om met alle mannen zielig in een hoekje te gaan zitten en een potje te huilen? Dat kan eventjes voor wat opluchting zorgen, maar wat doen we daarna? Is het handig om aan zelfkastijding te doen en onszelf voortdurend te pijnigen? Dat kan weliswaar onderdeel van een leer- en bevrijdingsproces vormen, maar mag nooit het eindresultaat zijn. Het moet volgens mij niet draaien om het aankweken van een verstikkend schuld- en schaamtegevoel, maar om het op gang brengen van en omgaan met verantwoordelijkheidsgevoel. Verantwoordelijkheid voor de mannen- en vrouwentoekomst, verantwoordelijkheid voor jezelf en andere mannen, verantwoordelijkheid als een gevoel van betrokkenheid, saamhorigheid en keuzevrij heid.

Uitspraak 4 heeft wel wat, vind ik. Het is zo'n heerlijke analyse over de mondiale fundamenten van het heersende patriarchale systeem. Prachtig, althans op het eerste gezicht. Want er hapert iets aan de uitspraak. Het lijkt ineens allemaal zo ver weg. Mijn eigen (aanzet tot) individuele mannenstrijd verzinkt, ja, verdrinkt in een vloedgolf, een oceaan van anti-patriarchale strijd. Ho, wacht eens even, ben ik er ook nog? Of word ik opgeslokt en meegezogen? Het gaat op deze manier veel te snel. Ik wilde meedoen met het in beweging krijgen van een golfje, maar nu krijg ik metershoge golven over me heen. Er is teveel tegelijk, er is teveel abstractie, er is te weinig persoonlijks. Aan de ene kant helpt de uitspraak me, aan de andere kant werkt de uitspraak me tegen. Ik wil geen sta-in-de-weg.

Ik weet nu steeds beter wat ik niet wil, wat ik niet wens en verlang. Het begint me al een beetje te dagen. Maar alleen zal het niet lukken, het is immers een strijd van mannen. Tegelijk vraag ik me af hoe dat zal gaan, met andere mannen Zal dat een mannenstrijd of een hanengevecht worden? Als er iets is dat ik hierbij kan missen als kiespijn, dan is het wel het dolle honden- en kemphanengedrag der mannelijke mensen. Juist in de mannenstrijd zou dat gedrag bij mij extra hard aankomen. En ik weet niet eens zeker of ik er zelf voldoende afstand van kan doen. Ik twijfel er nog zo aan of mijn pogingen om te komen tot een nieuwe, bevrijde man meer zijn dan sociaal wenselijke gedragingen. Ik moet voortdurend nagaan of ik mij de strijd tegen het patriarchaat in en buiten mij eigen heb gemaakt.

Terug