De Peueraar 38, oktober 1993

Auteur: Hasse Simons en Ellen de Waard


Meiden!

In jongerencentrum 't Stathuys zijn meidengroepen actief. Ze worden voor een groot gedeelte begeleid door Ingrid Stegeman. Ze is verbonden aan 't Stathuys als jongerenwerkster en werkt daar al sinds 1979. Omdat wij graag wilden weten wat er zoal gebeurt in die meidengroepen en in hoeverre het feministisch gedachtegoed daar verspreid wordt, hebben we een aantal vragen voorgelegd aan Ingrid Stegeman.

Meteen toen Ingrid in dienst van 't Stathuys kwam, is ze begonnen met het opzetten van meidengroepen. En vanaf dat moment zijn de activiteiten die speciaal voor meiden georganiseerd zijn alleen maar uitgebreid. Op dit moment zijn er twee meidengroepen die eenmaal in de week bij elkaar komen. De ene groep is voor meiden tot en met 16 jaar, de andere groep voor oudere meiden. Daarnaast is er een meidentheatergroep en een meidenzanggroep. Deze meiden hebben de zolder van 't Stathuys - op elk moment van de dag - tot hun beschikking, die ze zelf opgeknapt en ingericht hebben. Daar wordt koffie gedronken, gekletst en soms feestjes gegeven en geslapen.

In de reguliere groepen komen thema's aan bod die de meiden zelf aan kunnen dragen. Maar als dat niet gebeurt, brengt Ingrid thema's ter sprake die ze uit hun gesprekken heeft opgepikt. In de loop van de jaren blijken wel steeds min of meer dezelfde onderwerpen aan bod te komen. Zo heeft seksualiteit altijd een vaste plaats binnen het programma. Maar ook onderwerpen als geweld, zelfstandigheid en toekomstverwachtingen komen aan bod.

De groepen bestaan uit meiden die hun weg naar het jongerencentrum zelf al gevonden hebben. Ze bezoeken de swingavonden en de optredens en andere activiteiten doordeweeks, en als Ingrid een nieuwe groep wil starten spreekt ze meiden aan die elkaar al een beetje kennen.

Ingrid vindt het van groot belang dat er aparte activiteiten voor meiden binnen het jongerencentrum georganiseerd worden omdat de jongens, die in aantal de meiden toch al overtreffen, bij gemengde activiteiten over het algemeen de sfeer bepalen en overheersen.

Ingrid stelt zich ten doel om de solidariteit tussen de meiden te vergroten, mee te werken aan het ontwikkelen van de eigen identiteit van de meiden, om ze zo sterker en zelfstandiger in de maatschappij én in het centrum te laten staan. Maar ze hoopt ook dat de meiden "gewoon een leuke tijd" met elkaar hebben.

Maar in hoeverre lukt dat? Ingrid: "Over het algemeen lukt dat prima, maar je kunt niet zo duidelijk dingen aanwijzen waarbij je kunt zeggen dat een bepaalde reactie of houding veranderd is door wat er besproken wordt in de meidengroep. Maar soms zie ik nog meiden terug die vroeger bij mij in de meidengroep hebben gezeten, die nu betrokken zijn bij vrouwengroepen, in cultureel werk of jongerenwerk. In ieder geval ben ik er van overtuigd dat die meiden de tijd dat ze bij een meidengroep hebben gezeten, niet zo snel zullen vergeten."

Meidenwerk

Binnen haar functie als jongerenwerkster is Ingrid actief in het meidenwerkstersoverleg. Deze overlegvorm heeft zich ten doel gesteld om de belangen van meiden binnen het sociaal-cultureel werk in Leiden te behartigen. Dit overleg heeft vooral een ondersteunende functie en probeert de gemeente ervan te overtuigen dat alhoewel het Ministerie van WVC besloten heeft om met ingang van 1995 alle emancipatie-subsidies stop te zetten, dit nog niet wil zeggen dat er dan geen sprake meer zou zijn van een achterstandspositie van sommige groepen. Op dit moment is de gemeente echter nog bezig met meidenwerk, maar hoe lang dat nog duurt is niet zeker...

Er is twee jaar lang een stedelijk meidenwerkster aan het werk geweest en er is in het verleden ook een meiden-migrantenproject geweest, maar dat faalde jammerlijk. Volgens Ingrid was dit falen te wijten aan het feit dat men er geen rekening mee had gehouden dat allochtone meiden veel meer behoefte hebben aan een eigen plek waar geen jongens mogen komen; men heeft hoogstwaarschijnlijk ook de zwaarte van de problematiek van allochtone meiden met betrekking tot de thuissituatie onderschat. Feitelijk is een meidengroep daar ook niet voor.

Feminisme

We vroegen ons af in hoeverre meidengroepen te maken krijgen of bezig zijn met feminisme.

Ingrid: "Die meiden zullen niet zo snel feministische theoretische boeken lezen, dat staat heel ver van ze af. We gaan in de groepen ook uit van de positie waarin de meiden zich zelf bevinden. Daar zullen ze zelf iets mee moeten doen. Zo kan ik bijvoorbeeld wel vinden dat er hier in 't Stathuys het mannencultuurtje sterk overheerst, maar dat zien de meiden zelf vaak helemaal niet zo. Het enige dat ik dan doe is het aangeven van kleine dingetjes waar volgens mij die overheersing in de sfeer door de jongens uit blijkt. Ik probeer het zo impliciet mogelijk te brengen. Mijn aanpak kan overigens van meid tot meid verschillen: sommige meiden noemen zich geëmancipeerd, anderen helemaal niet." Ingrid gaat verder met te stellen dat meidengroepen een vrij geïsoleerde positie innemen binnen de vrouwenbeweging. Er is weinig aansluiting met andere groepen binnen de vrouwenbeweging geweest tot nu toe. Op dit moment loopt er wel een videoproject met het WOUW (Wijze Oude Wijven/vrouWen). Daarbij zie je wel meteen een groot voordeel van aansluiting met een andere groep. Want volgens Ingrid is het goed om meiden te laten zien dat je niet alleen je moeder kunt imiteren, want er zijn ook andere voorbeelden van vrouwenlevens. Daarmee wordt het vanzelfsprekende beeld van trouwen en kinderen krijgen, waarmee de meiden vaak hun toekomstbeeld vullen, aangevuld met andere mogelijkheden.

Zelfstandigheid

Datzelfde beeld in de toekomstverwachtingen van de meeste meiden die het jongerencentrum bezoeken, komt terug als we het hebben over de gevolgen van de 1990-maatregel en de invloed daarvan op de meiden. Ingrid merkt dat veel meiden het heel moeilijk vinden om zelfstandig in het leven te staan en alles zelf op te knappen en liever kiezen voor trouwen met een werkende man, omdat dat veel gemakkelijker is.

Veel meiden lopen nu al tegen veel regels en wetten aan en ervaren dat op een heel individualistische manier. Ingrid probeert vaak duidelijk te maken dat heel veel meiden tegen regels en wetten aan lopen, maar omdat de ene nu juist weer met net iets andere regels te maken heeft dan de andere, raken ze niet overtuigd van het idee dat het toch een problematiek is die gezamenlijk te lijf kan worden gegaan. Ingrid benadrukt hier wel de solidariteit tussen de meiden onderling.

Zelf vindt Ingrid de ideeën die aan de 1990-maatregel ten grondslag liggen prima, maar er wordt te weinig rekening gehouden met de werkelijkheid volgens haar. "Meiden moeten aan de ene kant vermannelijken en aan de andere kant wel vrouwelijk blijven. Meisjes krijgen dus alleen maar meer eisen en voorwaarden erbij, waaraan ze moeten voldoen." Daarom vindt ze het ook niet gek dat meisjes "terugvallen" naar het idee: "Laat mij nou maar moeder worden van 2 kinderen, dan zit ik wel goed".

Ingrid schat in dat haar invloed op de meiden maar beperkt is en dan nog vooral op het persoonlijke vlak liggen. De bijeenkomsten zijn vooral leuk en gezellig en discussies zijn - zeker bij de jongere meiden - vaak te hoog gegrepen. Ingrid stelt dat het voor haar vooral belangrijk is dat er op allerlei terreinen een plek wordt geboden waar meiden onder elkaar kunnen zijn en hun eigen sfeer kunnen creëren.

Een ervaring

We tekenden een ervaring op van een vrouw die vroeger heeft deelgenomen aan een meidengroep in het Breehuis.

"Zo'n 10 jaar geleden was ik vrijwilligster in het Breehuis (nu: 't Stathuys). Ik was nogal sceptisch over de meidengroepen: ik dacht dat er alleen maar slecht over jongens gesproken werd en misschien waren het ook wel allemaal lesbische trutten. Ik ben toen een keer gaan kijken om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Bovendien kon ik dan als medewerkster beter vertellen welke activiteiten er allemaal in het Breehuis georganiseerd werden.

Die eerste keer vond ik eigenlijk meteen hartstikke gezellig. Die meiden waren helemaal niet eng, zoals ik gedacht had. Die kwam ik eigenlijk al in het Breehuis tegen. Ik leerde bier tappen en muziek draaien en danste met ons kleine clubje in de grote zaal. Ik kon gek doen, er waren toch geen jongens bij. Het gaf me een groot gevoel van vrijheid: ik hoefde me niet aan te passen en kreeg er zelfvertrouwen van. Op gemengde avonden hoefde ik me bijvoorbeeld niet meer bij de tap door jongens weg te laten sturen. We hadden in die tijd dan ook geen eigen ruimte. Die is er pas sinds enkele jaren.

Daarvoor was het zo, dat ik met een vriendin kwam en alle andere meiden waren rivalen. Door de meidenavonden leerden we elkaar kennen en op gemengde avonden zochten we elkaar op. We stonden dan bij elkaar. Ik voelde me sterk en solidair met de andere meiden daar. Ik wist nu dat we met z'n allen wat konden maken, dat we wel wat waren.

De meidengroepen trokken me zoveel aan dat ik er tijdens mijn opleiding voor cultureel werk ook mee aan de slag ben gegaan. Ik kon de theorie van de opleiding en de praktijk van de meidengroepen met elkaar vergelijken. Uiteindelijk heb ik mijn studie afgerond met een scriptie over meidenwerk. Ik heb me toen erg in het feminisme moeten verdiepen en noemde mezelf toen voor het eerst feministe.

Wat me het meest is bijgebleven is dat het vooral gezellig was, dat ik er veel van mezelf in herkende en ik mezelf kon zijn.

De discussies tijdens de meidenavonden werden op gang gebracht door middel van rollenspellen, toneelstukjes, film en foto's maken. Ons grootste succes was een moeder-dochteravond waarbij de meiden hun moeder speelden en andersom. Onder andere door het organiseren van vrouwendag ben ik me meer op acties naar buiten toe gaan richten."

Terug