De Peueraar 41, januari 1994

Auteur: Ellen de Waard, Petra Schultz en Jeroen van Schie


Staatsracisme: de nieuwe wet gezinshereniging

Op 16 september 1993 heeft het kabinet besloten de criteria voor gezinsvorming en gezinshereniging, die met name allochtonen treft, aan te scherpen. Dit kabinetsbesluit maakt onderdeel uit van de nieuwe Vreemdelingenwet. Een Vreemdelingenwet die het mensen op steeds meer manieren onmogelijk probeert te maken om in Nederland een menswaardig bestaan te vinden. De structurele rechtsongelijkheid die al bestond tussen de zogenaamde 'Nederlandse' bevolking en de allochtone minderheden, wordt verder uitgebouwd en verscherpt. Dit is natuurlijk niet los te zien van het onverkwikkelijke publieke debat inzake de positie van zogenaamde 'vreemdelingen' in Nederland. We zetten de nieuwe wetgeving ten aanzien van gezinsvorming en gezinshereniging op een rijtje en plaatsen dat in zijn maatschappelijke context. Verder interviewden we de Leidse Werkgroep Marokkanen en doen we verslag van het rapport over de nieuwe wetgeving dat is uitgebracht door het Nederlandse Juristen Comité voor de mensenrechten.

Inleiding

De Nederlandse regering doet hard haar best om zogenaamde ongewenste vreemdelingen buiten 's lands grenzen te houden. In samenwerking met andere Europese landen werkt "Nederland" aan het Verdrag van Schengen, dat het personenverkeer in de Europese lidstaten moet regelen, controleren en beheersen. Centrale gedachte hierbij is dat Nederland vol is en de immigratie moet worden gestopt. Er wordt hard gewerkt aan immigratiebeperking, aan de identificatieplicht, aan uitzetting van illegalen en met talloze andere maatregelen probeert Nederland vreemdelingen buiten te sluiten.

Dit alles wordt gerechtvaardigd met hetzes over de komst van "hordes illegalen" die ons land "overspoelen", asielzoekers die door hun "eeuwige stammenstrijden" hun land moeten verlaten, "die criminelen" die de Nederlandse rechtsstaat naar de verdommenis helpen. "We" willen niet dat ons land overgenomen wordt door buitenlanders die hier "onze welvaart komen opeten".

De afgelopen jaren zijn allochtonen, vreemdelingen, buitenlanders, asielzoekers, of welke naam er ook aan gegeven wordt, tot hét probleem van de Nederlandse samenleving gebombardeerd. De overheid heeft de migranten, grotendeels oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse Zee-gebied, eerst jarenlang genegeerd. Toen ze zich realiseerden dat ze voorlopig niet teruggingen werden er langzamerhand allerlei voorzieningen getroffen. Hiervan wordt nu gezegd dat allochtonen "doodgeknuffeld" zijn. Ook de toelating van vluchtelingen kende geen grenzen, zo wil het verhaal nu. " Nederland was te tolerant en daar wordt op grote schaal misbruik van gemaakt".

De overheid is inmiddels onvermoeibaar bezig met het juridisch ondervangen van de "uitwassen" van onze zogenaamde tolerantie. De Vreemdelingenwet wordt op dit moment op allerlei punten aangescherpt.

In september ging de Tweede Kamer akkoord met de bepaling dat vreemdelingen niet langer in hoger beroep mogen bij afwijzing van hun asielaanvraag. De Eerste Kamer buigt zich momenteel over dit punt. Een ander punt dat binnen de nieuwe Vreemdelingenwet is aangescherpt betreft het recht op gezinsvorming en gezinshereniging.

Gezinsvorming en gezinshereniging

De Tweede Kamer is akkoord gegaan met een verscherping van de kriteria voor gezinsvorming en gezinshereniging. De nieuwe regels (zie onderaan) zijn op 16 september van kracht geworden ondanks protesten uit politieke en juridische hoek.

Onder gezinsvorming wordt verstaan toelating van een huwelijkspartner op grond van een huwelijk, gesloten of aangegaan op een tijdstip dat een van de partners reeds in Nederland verbleef. Gezinshereniging is toelating van een huwelijkspartner op grond van een huwelijk dat al bestond toen nog geen van beide partners in Nederland woonde. Dit geldt ook voor de kinderen onder de 18 jaar die feitelijk tot het gezin behoren. Het onderscheid tussen beiden is echter niet altijd even duidelijk.

Er bestaan al langer kriteria voor gezinsvorming en gezinshereniging. Deze zijn: passende huisvesting hebben (dus genoeg ruimte), een dermate inkomen hebben dat overgekomen gezinsleden niet op de staat hoeven te teren of buiten je eigen schuld werkloos zijn (het zogenaamde verwijtbaarheidscriterium). Enkele jaren geleden was de maximale leeftijd van de kinderen die overkomen al een discussiepunt, evenals de hoogte van de kinderbijslag voor kinderen die niet in Nederland verblijven (het zogenaamde woonlandbeginsel).

De redenen die het kabinet heeft aangevoerd om de regels te verscherpen waren dat het beleid niet voldeed aan de normen van helderheid, uitvoerbaarheid en zorgvuldigheid. De wijzigingen moeten er voor zorgen dat de bestaande regels daadwerkelijk nageleefd worden, dat recht wordt gedaan aan de oorspronkelijke bedoeling van de regeling en het risico van oneigenlijk gebruik verminderen.

De nieuwe regels inzake gezinsvorming en gezinshereniging betreffen met name het zogenaamde verwijtbaarheidscriterium (een inkomenseis) en een uitzonderingspositie voor mensen die zelf in het kader van gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen.

Het kabinet was van mening dat het vaststellen of iemand buiten zijn of haar schuld werkloos is niet toetsbaar was. Daarom is er besloten tot het formuleren van een andere inkomenseis. Volgens de nieuwe regeling moeten werkloze gezinsvormers en -herenigers die een partner uit het buitenland willen laten overkomen aantonen dat ze minimaal 60% van hun geldige verblijfsduur in Nederland legaal hebben gewerkt. Dit betekent dat van de laatste 5 jaren van verblijf er minstens 3 jaar gewerkt moet zijn (het zogenaamde 3 uit 5 criterium). Kunnen ze dit niet, dan moeten ze hun partner maar in Nederland zoeken, aldus Kosto.

Een andere aanscherping van het beleid betreft de uitzonderingspositie van mensen die zelf door gezinshereniging in Nederland terecht zijn gekomen. Hun recht op gezinsvorming, dus het aangaan van een huwelijk met iemand die niet in Nederland woont, wordt beperkt door de eis dat er een wachttijd van 3 jaar in acht genomen moet worden. Dit houdt in dat gezinsvorming pas is toegestaan na 3 jaar legaal verblijf in Nederland. Deze regel geldt dus niet voor andere mensen die een partner uit het buitenland halen.

Werkgroep Marokkanen wil er het volgende over kwijt: "De wet laat nogal wat te wensen over. Niet alleen de nieuwe wetgeving, maar ook de oude wetgeving had al tot gevolg dat het voor veel mensen moeilijk is om te kunnen trouwen. Terwijl het toch ieders recht is om te kunnen trouwen. De eisen die er aan Marokkaanse mensen worden gesteld zijn moeilijk te halen, vooral voor jongeren is dat een probleem. Er wordt bijvoorbeeld een looneis gesteldt. Die houdt in dat je meer dan ƒ 1700,- moet verdienen of een WW-uitkering moet hebben. Zoveel verdienen de meeste jongeren niet wat betekent dat ze niet kunnen trouwen. Terwijl als ze getrouwd zouden zijn en allebei zouden werken ze wel zo'n inkomen zouden kunnen halen. Er zijn mensen die hun oude baan hebben opgezegd om een nieuwe baan te vinden waarbij ze wel genoeg verdienen om te kunnen trouwen. Die hebben nu een uitkering omdat het niet gelukt is. Het is erg moeilijk om werk te vinden. Veel bedrijven hier in de regio willen helemaal geen minderheden aannemen. Daar is onderzoek naar gedaan. De Rabobank in Leiden bijvoorbeeld, wil geen minderheden aannemen omdat de klanten dat niet zouden willen.

Een Nederlandse jongere kan zo trouwen, een Marokkaanse jongere moet geld hebben en ook een huis. Ze moeten jaren wachten voordat ze kunnen trouwen omdat ze bijvoorbeeld geen huis krijgen toegewezen. In zekere zin is de wet dus discriminerend omdat het een ongelijke rechtspositie creëert. En dat is een politieke beslissing.

Het is trouwens zeker niet zo dat elke Marokkaanse jongere met iemand uit Marokko trouwt. De meesten trouwen in Nederland. Maar als je in Marokko op vakantie bent en je wordt verliefd dan moet je toch kunnen trouwen als je dat alle twee wilt en als de ouders het ook goed vinden.

Wat de laatste tijd wel een rol speelt is dat veel Nederlandse meisjes niet met Marokkaanse jongens willen trouwen. Ze gaan wel veel met elkaar om maar als het op trouwen aankomt dan willen ze dat niet. Dat komt doordat er in de media een beeld is geschetst dat ze dan gelijk een hoofddoekje moeten gaan dragen. Er zijn veel van dat soort dingen geschreven over het Islamitische geloof."

Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten

Op de nieuwe bepalingen binnen de Vreemdelingenwet is van verschillende kanten kritiek gekomen. Vanuit migrantenorganisaties en belangengroepen, maar ook uit juridische hoek. Met name het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) uit Leiden had een uitgebreid commentaar geformuleerd over het voornemen van het kabinet om de criteria voor gezinsvorming en gezinshereniging aan te scherpen.

Het NJCM toetste de voornemens van het kabinet aan allerlei soorten internationaal recht, zoals het recht op gezinsleven, het recht om te huwen en een gezin te stichten en het verbod op discriminatie. Beperkingen op deze rechten zijn alleen mogelijk als ze noodzakelijk zijn en dat in de afweging tussen het algemeen en individueel belang sprake moet zijn van proportionaliteit, dat wil zeggen de maatregel dient evenredig te zijn aan het doel.

Het NJCM betoogde dat de veranderingen voornamelijk gericht zijn op beperking van gezinsvorming van secundaire migranten (zelf door gezinshereniging hier gekomen) en dat het aan enige motivering ontbreekt waarom deze beperking noodzakelijk zou zijn. Ook de stelling dat toetsing door de uitvoerende diensten aan het verwijtbaarheidscriterium in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is, bleek niet cijfermatig onderbouwd.

Het is duidelijk dat het kabinet de immigratie op allerlei manieren probeert te beperken. Dat men daartoe het recht op gezinsvorming wil beperken is des te vreemder als men weet dat uit CBS-statistieken blijkt dat migratie ten gevolge van gezinsvorming de laatste jaren juist sterk terugloopt.

Ook het wegvallen van het verwijtbaarheidscriterium wordt door het NJCM bekritiseerd. In de praktijk zou dit een verzwaring betekenen voor Nederlanders en houders van een vergunning tot vestiging die niet in de uitzonderingscategorieën vallen (zie kadertje) en buiten hun schuld werkloos zijn. Voor migranten valt deze maatregel uiteraard nog zwaarder uit, dan voor Nederlanders het geval zou zijn, aangezien zij zich in het algemeen op de reguliere arbeidsmarkt in een aanzienlijk slechtere positie bevinden. Daarom is ook het zogenaamde 3 uit 5 criterium voor hen moeilijker haalbaar.

(Het NJCM noemt hierbij niet het kriterium van passende huisvesting, hetgeen op dezelfde wijze voor allochtonen negatiever uitvalt dan voor Nederlanders. Uit recent onderzoek is weer gebleken dat de kwaliteit van de woonsituatie van allochtonen onder het nivo van Nederlanders ligt.). Het NJCM is van mening dat het kabinet niet heeft gemotiveerd waarin de noodzaak is gelegen om tot aanscherping over te gaan. De maatregelen betekenen een beperking van het recht op familie- en gezinsleven en het recht te huwen en een gezin te stichten, terwijl niet duidelijk is waarin deze beperkingen hun rechtvaardigheid vinden. Tevens zullen deze maatregelen indirect discriminerende effecten opleveren.

Slotsom

Op het eerste gezicht lijkt het misschien of al deze regels duidelijkheid geven over de toekomstige kansen van migranten op gezinsvorming en -hereniging. Tijdens een voorlichtingsmiddag voor migranten over de nieuwe Vreemdelingenwet relativeerde Ilse Harms van het NJCM deze duidelijkheid: "De Vreemdelingendiensten en beslissingsambtenaren hebben alle macht, zij beslissen of je in aanmerking komt voor een bepaalde regeling. Nu is het zo dat de Vreemdelingendienst in Amsterdam strenger is dan in andere steden. In andere zaken is een hoger beroep de mogelijkheid om deze willekeur te voorkomen. Maar in de nieuwe Vreemdelingenwet is er geen hoger beroep meer mogelijk in het vreemdelingenrecht. De overheid zegt dat deze maatregel is genomen om de procedures te verkorten. Waarbij ze vergeet dat juist door de overheid de procedures zo lang duren."

Het is jammer dat het NJCM alleen reageert op de nieuwe wetgeving. Men wil graag vasthouden aan de criteria die golden voor het kabinetsbesluit van 16 september inzake het recht op gezinsvorming en gezinshereniging. Naar onze mening is een aantal van de nu geformuleerde kritieken ook al toepasbaar op de oude regeling. Passende woonruimte en een bepaald inkomen hebben, zijn voor allochtonen altijd al een struikelblok geweest. Lubbers merkte begin dit jaar in een toelichting op de plannen op dat hij hoopte dat immigranten nu sneller werk zoeken. Geen enkele verdraaiing van de werkelijkheid is blijkbaar te gek om het beleid te rechtvaardigen.

Het mag duidelijk zijn dat ondanks alle praatjes er om heen het kabinet als hoofddoel heeft de immigratie te beperken. En daartoe zal ze alle mogelijke ingangen aangrijpen.

Bronnen:


A: GEZINSVORMING

Men laat een huwelijkspartner uit het buitenland overkomen waarmee men trouwt nadat men zelf reeds in Nederland woonde.

A.1 Wanneer men beschikt over een verblijfsvergunning moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

A.2 Wanneer men een vestigingsvergunning heeft of een Nederlands paspoort, of vluchteling of asielgerechtigde is, gelden de eisen 1 tot en met 4 en 7. Men hoeft geen blanco strafblad te hebben maar de gevangenisstraf mag niet lang zijn geweest. Verder zijn er zeer specifieke inkomenseisen waarvan de belangrijkste voor 23-jarigen en ouder zijn:

B: GEZINSHERENIGING

Men laat een huwelijkspartner en/of kinderen jonger dan 18 jaar uit het buitenland overkomen die al feitelijk tot het gezin behoorden voordat men naar Nederland kwam.

B.1 Wanneer men beschikt over een verblijfsvergunning moet men aan de volgende voorwaarden voldoen:

B.2 Wanneer men een vestigingsvergunning heeft, of Nederlander, vluchteling of asielgerechtigde is geldt hetzelfde als onder B.1, behalve dat er wel een korte gevangenisstraf mag zijn geweest. Behalve voor vluchtelingen met de A-status gelden dezelfde inkomenseisen als genoemd onder A.2.

Vrijstellingen

Voor houders van een vestigingsvergunning of een Nederlands paspoort, vluchtelingen en asielgerechtigden kan vrijstelling gelden van de inkomenseis. Dit geldt voor:

Terug