De Peueraar 43, maart 1994

Auteur: Gerrit de Wit en Harry Westerink


Bouwen totdat we erbij neervallen

De Nationale Woningraad sloeg enkele weken geleden alarm. Woningnood. Er worden te weinig huizen gebouwd. Diep in zijn hart zou de Woningraad heel Nederland willen volbouwen met nieuwbouwwijken. Maar Nederland is al zo vol - niet met mensen maar met huizen. Er is een alternatief: de bestaande huizen efficiënter gebruiken en in de steden hoger bouwen, ook in Leiden. Alleen zo houden we een leefbaar landschap over.

Woningnood dreigt! Er zijn te weinig locaties waar gebouwd kan worden! Enkele weken geleden greep de directeur van de Nationale Woningraad, Hamersma, zijn nieuwjaarstoespraak aan om nieuws te maken. De noodkreet blijkt bij nadere beschouwing vooral een kwestie van eigenbelang van deze hoeder van het eensgezinsgeluk. De overheid trekt zich namelijk terug uit de volkshuisvesting, maar tracht wel grip te houden op de locaties waar gebouwd wordt, en dat laatste zint de Nationale Woningraad helemaal niet. Het liefste zou deze belangenbehartiger van woningbouwverenigingen uit winstbejag heel groen Nederland vol zetten met huisjes-met-een-tuintje. De belangen van de Woningraad komen ook overeen met die van de banken en beleggers. Zij zijn er namelijk ook bij gebaat als er meer en meer huizen bijgebouwd worden. Een hypotheek is voor hun bijvoorbeeld een risicoloze belegging. Zij maken hoe dan ook wel winst met hun kapitaal in de huizenbouw.

Al had de Woningraad er een andere bedoeling mee, er is wel een heikel probleem aangesneden. Nederland, en met name de Randstad, raakt vol. Vol met snelwegen, spoorlijnen, vliegvelden en bedrijfsterreinen. Alles gericht op de uitbreiding van onze fantastische economie waarbij de onderklasse en het milieu het onderspit delven. Nederland wordt tevens volgebouwd met huizen. De afgelopen twintig jaar kwamen er evenveel woningen bij als mensen, en dat blijft voorlopig zo. De nieuwbouwwijken rukken op. De provincie Zuid-Holland wil bijvoorbeeld dat er tot 2005 zo'n 27.000 huizen in de Leidse regio bijgebouwd worden.

De situatie in de Leidse regio

In de Leidse regio is er sprake van grote woningnood. Tevens is er een groot gebrek aan ruimte. Omliggende gemeenten zijn bij wijze van spreken al tegen Leiden aangeplakt. Her en der zijn nog wat groene stukken land en polders te vinden.

Deze groene stukken land zijn voor de provincie, Leiden en omringende gemeenten niet heilig. Zelfs niet nadat een groot stuk groen al opgeofferd is voor de nieuwbouwwijk Stevenshof. Om de paar weken wordt er door één van hen wel een plannetje gedropt om één van de 22 polders die in de regio voor woningbouw in aanmerking komen vol te bouwen. Al jaren wordt er gepraat over het wel of niet volbouwen van de Broek- en Simontjespolder, de Veerpolder, de Roomburgpolder, de Papenwegse polder, de Klinkenbergpolder, et cetera. Zelfs de Grote Polder nabij Zoeterwoude Dorp die in het Groene Hart ligt is geen taboe meer voor de heren en dames bestuurders. Dit terwijl woningbouw hier om landschappelijke redenen verboden zou zijn. De ene na de andere studie wordt er tegen de polders aangegooid. Als gekken bijten Leidse po-litici zich in de polders vast. Hier een paar duizend woningen, daar een paar duizend, et cetera.

Korte tijd geleden bleken de kansen voor Leiden om te bouwen op vliegveld Valkenburg erg klein geworden. Hierdoor heeft Leiden sinds november 1993 de tanden strak vastgezet in de Grote Polder. Dit leidde tot grote ergernis bij de buurgemeente Zoeterwoude. Zij vindt dat de polder onaangetast bij het Groene Hart moet blijven horen. Deze ergernis veranderde in grote woede toen bleek dat de gemeente Leiden zonder toestemming taxaties had verricht op Zoeterwouds grondgebied. Zoeterwoude vond het ontoelaatbaar dat Leiden op zo'n arrogante, zelfzuchtige manier met zijn kleine groene buur omging. Wethouder van Rij verwierp alle kritiek. Zoeterwoude moest volgens hem niet zo hakketakken.

De Leidse situatie is te vergelijken met die in het hele land. Overal praten bestuurders over de noodzaak van het volbouwen van de laatste groene stukken land, zonder zich af te vragen of dat wel nodig is en zonder naar de oorzaken van het ruimtegebrek en naar alternatieven te kijken.

Waarom meer en groter wonen

De landbouw moet toch inkrimpen, dus de weilanden kunnen volgebouwd worden, roepen politici, woningbouwverenigingen en de Nationale Woningraad. Dat die weilanden onder andere dienen als verbreding van de horizon voor recreërende stedelingen lijkt voor de stedenbouwer van minder belang. Met een groeiende bevolking heeft dit gedrag nauwelijks van doen. Het inwonertal van Nijmegen en Amsterdam bijvoorbeeld is nu lager dan twintig jaar geleden. Belangrijker dan de bevolkingsgroei is de vergrote woonruimte per persoon: die is verdubbeld in de afgelopen 45 jaar. Terwijl de huishoudens kleiner worden - doordat mensen uit elkaar gaan of überhaupt niet beginnen aan samenwonen, en door de toenemende zelfstandigheid van bejaarden en jongeren - neemt de gemiddelde woongrootte zelfs nog iets toe. In de vaart der volkeren moet alles groter en groter worden. Of de ruimte nu nodig is of niet. Het gaat immers om het hebben van status, en bepaalde mensen ontlenen die aan het bezit van een riant huis. De luxe-geilheid is compleet. Naast autorijden is wonen nu eenmaal een geliefde besteding van het stijgende inkomen en welvaartsniveau van de westerse mens. Dit verhaal gaat niet voor iedereen op. Veel jongeren, werklozen en laagbetaalden moeten bijvoorbeeld, als gevolg van hun sociaal-economische situatie, nog steeds genoegen nemen met een relatief klein kabouterhuisje.

Op dit moment stimuleert de overheid op allerlei manieren de drang van mensen om steeds groter te wonen. Samenwonen wordt beboet (tweeverdienerswet, uitkeringen) en naarmate mensen duurder en groter wonen gaat er meer overheidsgeld bij (huurwaardeforfait, bouwsubsidies, bodemsanering). Vanuit het oogpunt van de woningmarkt zou voor leefvormonafhankelijke uitkeringen gepleit kunnen worden. Nu houden namelijk veel potentiële samenwoners een eigen huis of kamer aan om de individuele uitkering te behouden. Ook kan er bij het toewijzen van een huis voorrang gegeven worden aan degenen die wat samenstelling betreft het beste bij het huis passen. Het komt nu bijvoorbeeld regelmatig voor dat mensen met poen in gigantische grote huizen wonen, waar nog drie andere gezinnen in ondergebracht zouden kunnen worden.

Veel van die regelingen die te groot wonen bevorderen zijn ooit ontstaan omdat wonen als een groot goed werd beschouwd: de samenleving heeft er belang bij dat mensen goed wonen, omdat dit ook de gezondheid bevordert. Maar langzamerhand kan wonen, althans boven een bepaald mini-mum, als een negatieve ontwikkeling worden beschouwd: het schaadt de samenleving door ruimte- en energiegebrek. Het zal een keuze worden tussen effectiever de stad indelen met daarbuiten een echt open gebied, of een veel groter uitgestrekt stedelijk gebied waarbij het groen als het ware wordt opgesloten in particuliere tuintjes.

Tweeslachtig overheidsbeleid

Het volkshuisvestings- en ruimtelijke ordeningsbeleid van de overheid is nogal tweeslachtig. Het groen moet zoveel mogelijk gespaard, maar die miljoen woningen zullen er komen, aan de noodzaak daarvan twijfelt men niet. Bij wijze van compromis tussen milieu en volkshuisvesting moeten de nieuwe huizen zoveel mogelijk bij en in de bestaande stedelijke knooppunten gebouwd worden. Op deze manier zou er nog wat aaneengesloten groen (het Groene Hart) overblijven. Hoeveel van dat laatste terecht komt is de vraag, want minister Maij is meer begaan met 'Nederland Distributieland' dan met het milieu. Zij besteedt het verkeersbudget aan de Betuwelijn, Schiphol en wegen, waardoor er weinig geld overblijft voor openbaar vervoer naar de nieuw aan te leggen wijken. Waar de prioriteit van het kabinet ligt, blijkt ook uit het tracé voor de hoge snelheidstrein: dwars door het Groene Hart, waar woningbouw om landschappelijke redenen verboden is.

De directeur van de Nationale Woningraad keerde zich in zijn nieuwjaarstoespraak ook tegen de milieu- en landschapswensen van de overheid. Door die wensen zouden er te weinig grote bouwlocaties overblijven, aldus de Woningraad. En het zijn juist die grote locaties, zo moet de kritische luisteraar er achteraan denken, waar grote winsten op te maken zijn. En die winsten zijn belangrijker dan ooit voor de woningbouwverenigingen, want over een klein jaar worden de verenigingen geprivatiseerd en moeten ze het zonder bouwsubsidies doen. Ook daarin is het huidige kabinetsbeleid tweeslachtig: enerzijds wil de overheid meer grip krijgen op de ruimte, maar tegelijkertijd wordt de volkshuisvesting geliberaliseerd en geprivatiseerd. Dat betekent onvermijdelijk dat er wordt gebouwd wat het meeste opbrengt: ruime woningen met een tuin in een rustige omgeving. En dezelfde overheid die de compacte stad propageert, schaft de stadsvernieuwing af. Ter-wijl juist stadsvernieuwing gebruikt kan worden voor het opknappen van woningen en het leefbaar houden van de stad.

Drogredeneringen

We kunnen kiezen, stellen veel politici en woningbouwverenigingen: of we bouwen het groen vol, of we moeten een halt toeroepen aan de individualisering, aan zelfstandigheid van jongeren en bejaarden, aan de vrijheid om te scheiden en aan de gezinshereniging van buitenlanders. Hun antwoord is duidelijk: bouwen. De woningbehoefte is nu eenmaal een gevolg van alles wat we waarderen. Ook de Nationale Woning-raad vermeldde in een persbericht dat er jaarlijks vijftigduizend buitenlanders bij komen die allemaal graag willen wonen. Waag het niet tegen nieuwbouwwijken te zijn, want dan ben je een racist, is de boodschap. Voor alle duidelijkheid: het migratieoverschot zorgt voor ruim veertig procent van de bevolkingsgroei en voor zo'n dertig procent van de stijging van de woningbehoefte. Migranten wonen meer op een kluitje en hebben dus relatief minder huizen nodig.

Alternatieven

Gemeenten en provincies voeren dus allemaal hun eigen discussie over waar de nieuwe huizen het beste gebouwd kunnen worden, maar de vraag of ze er wel moeten komen wordt niet gesteld. Ook de milieubeweging, op andere gebieden niet te benauwd om te vertellen dat het allemaal minder moet, durft het steeds groter wonen niet aan te kaarten.

Nieuwbouw is onnodig als de bestaande woningen beter benut zouden worden. Daarvoor hoeft niemand zijn huis uit gejaagd te worden. Door bijvoorbeeld voor ouderen, die nu vaak tegen wil en dank in hun eentje in een groot huis blijven wonen, goede alternatieven te creëren, komt er een doorstroming op gang die een groot deel van de nieuwbouw overbodig maakt. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt het aantal mensen dat kleiner wenst te wonen en het aantal dat een groter huis wil elkaar vrijwel in evenwicht. De woningvoorraad is niet toegesneden op de veranderde bevolking en de huizenbouwers doen er alles aan om dat zo te houden of zelfs te verergeren. Zeventig procent van de huizen bestaat uit eengezinswoningen, terwijl minder dan de helft van alle inwoners van Nederland in traditioneel gezinsverband woont. Nu al bestaat één op de drie huishoudens uit één persoon en dat aantal zal alleen maar toenemen: driekwart van de miljoen huishoudens die er tot 2010 bijkomen, zijn eenpersoonshuishoudens, voorspelt het CBS. Directeur Hamersma van de Nationale Woningraad heeft hier kennelijk geen boodschap aan: "Dan moeten die mensen maar niet scheiden". Meer dan driekwart van de in 1992 gebouwde huizen bestond uit eengezinswoningen. Het neerzetten van hele plakken vier- en meerkamerwoningen is natuurlijk makkelijker en lucratiever voor de woningbouwverenigingen dan het aanpassen van bestaande woningen of het creatief bebouwen van open plekken in de bebouwde kom.

Gepleit kan worden voor een bouwstop voor al het gebied buiten de steden en een hogere 'dichtheid' in de steden zelf. De Nederlandse stad kent gemiddeld drie woonlagen. Dat komt niet alleen door schoonheidscommissies, maar ook door de regel dat er in ieder gebouw van meer dan drie lagen een lift moet zitten. En vanuit een maximaal winstbejag is het voor woningbouwverenigingen natuurlijk niet interessant om een dure lift te bouwen en te onderhouden.

Er moet veel experimenteler worden gebouwd. Hierbij kan gedacht worden aan hogere terrasvormige huizen. Tevens zou er veel ruimte bespaard kunnen worden door het realiseren van meer woongroepen waarbij verschillende voorzieningen gedeeld worden. Door een meer experimentelere bouw kunnen mensen zich ook andere woningen voorstellen dan de keus tussen driehoog-achter of een huis met een tuin in Voorschoten.

Dit stuk is een bewerking van het artikel "Vol, Nederland woont te groot" in de Groene Amsterdammer van 12 januari 1994, geschreven door Mirjam de Rijk.

Terug