De Peueraar 43, maart 1994

Auteur: Sebastiaan


De verborgen strijd

Symboliek in de stedelijke leefomgeving

Je eigen huis mag je zelf inrichten. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om een schilderij aan de muur te hangen. Maar hoe zit dat met de inrichting van de stad waarin je woont? Mag je zelf bepalen welke standbeelden en andere kunstobjecten in de openbare leefomgeving worden geplaatst? Zo nee, wie mag dat dan wel? En wat zijn daarvan de gevolgen?

Het beeld van de stad

Zoals zich in de inrichting van een huis de levensstijl, behoeften en smaak van de bewoner openbaart, zo weerspiegelen zich in de ruimtelijke vorm van de stad de behoeften en belangen van de stedeling. Deze belangen en behoeften betreffen enerzijds zaken als onderdak, werk, winkels, openbaar vervoer, veiligheid, afvalverwerking en dergelijke. Anderzijds moeten er mogelijkheden zijn tot participatie in bestuurs- en overlegorganen. Er moeten sociale relaties kunnen worden aangeknoopt, en het moet voor het individu mogelijk zijn om er zijn of haar persoonlijkheid te ontplooien, onder andere door middel van onderwijs en ideële organisaties.

Het zal duidelijk zijn dat deze behoeften en belangen niet allemaal tegelijkertijd verwezenlijkt kunnen worden, gezien de structurele spanningen die tussen diverse verlangens en diverse groepen inwoners bestaan. Zo treffen we bijvoorbeeld in veel steden een spanningsveld aan tussen de behoefte van jongeren aan centraal gelegen recreatieve ruimten enerzijds en het belang van de middenstand in centraal gelegen (winkel-)panden anderzijds. Een voorbeeld hiervan betreft het LVC, een van de belangrijkste jongerencentra van Leiden. Het LVC wordt bedreigd door plannen voor de bouw van een groot winkelcentrum op de huidige locatie van het LVC.

De diverse stedelijke groeperingen (middenstand, jongeren, ouderen, werkgevers, ideële organisaties, et cetera) benadrukken allen verschillende belangen en behoeften. De stad vormt dan de arena waarin belangentegenstellingen tussen diverse groeperingen worden uitgevochten. Hoewel een conflict natuurlijk op verschillende manieren kan worden uitgevochten, willen we hier alleen aandacht besteden aan geweldloze strijd. Laten we beginnen met aan te nemen dat iedere stad een stedelijke cultuur heeft die bestaat uit alle toetsbare uitspraken over een stad in het algemeen, en de betrokken stad in het bijzonder. In deze cultuur zitten bijvoorbeeld uitspraken als: "In iedere stad domineert een bepaalde sector", "Leiden is een toeristische stad waar veel toeristen komen", en "In Leiden domineert de toeristische sector". Zoals we zien vullen deze uitspraken elkaar aan. Maar omdat er binnen de stad verschillende belangengroepen bestaan bevat iedere stedelijke cultuur ook tegenstrijdige uitspraken zoals bijvoorbeeld: "Er is genoeg woonruimte" versus "De woningnood in deze stad is nijpend".

Iedere stedelijke belangengroep probeert haar visie op en meningen over de stad op te leggen aan andere stedelijke groeperingen. Dit gebeurt door middel van de sociaal-culturele interactie. De sociaal-culturele interactie betreft al datgene wat mensen gebruiken om elkaar ideeën op te leggen: manipulatie, legitimatie, overtuiging, argumentatie, mystificatie. De sociaal-culturele interactie is dus sterk verbonden met het gebruik van macht en invloed. Bepaalde stedelijke groeperingen kunnen bijvoorbeeld door middel van uitoefening van dwang bepaalde uitspraken over de stad 'naar voren schuiven', en het voor andere groepen onmogelijk maken in de sociaal-culturele interactie afwijkende uitspraken uit te dragen.

Een voorbeeld: de uitspraak "er is geen woningnood" kan gaan domineren omdat ze gesteund wordt door machtige belangengroepen zoals de stedelijke autoriteiten en kapitaal-bezitters. Maar dat betekent niet dat de afwijkende mening "de woningnood is nijpend" in zo'n geval van het toneel zal verdwijnen. Hoewel ze niet meer wordt uitgesproken, blijft ze in de hoofden van de mensen 'rondspoken' totdat zich de mogelijkheid voordoet deze met de dominerende visie conflicterende uitspraak weer uit te dragen. Hieruit volgt dat de sociaal-culturele interactie en de stedelijke cultuur elkaar beïnvloeden, maar elkaar niet bepalen. Welke visie op een bepaald moment de dominerende is, hangt nauw samen met de machtsverhoudingen in de stad. De stedelijke autoriteiten en kapitaalbezitters hebben grote invloed op de inrichting van en het denken over de stad. Maar bepalen kunnen ze onze visie op de stad niet, hoogstens kunnen ze die in belangrijke mate beïnvloeden.

De vorm van de stad

We zullen nu laten zien hoe belangengroepen, door manipulatie van de gebouwde leefomgeving, proberen hun beeld van de stad uit te dragen. De gebouwde leefomgeving (dat wil zeggen: de locatie en vorm van gebouwen, parken, beelden, het stratenplan, et cetera) en de stedelijke cultuur beïnvloeden elkaar door middel van het medium van de sociaal-culturele interactie. De wederzijdse invloed kan dus twee kanten opwerken. Bepaalde uitspraken uit de stedelijke cultuur kunnen, bijvoorbeeld omdat ze worden uitgedragen door machtige belangengroepen in de stad, verschillende onderdelen van de gebouwde omgeving gaan beïnvloeden. Een voorbeeld. De stedelijke autoriteiten proberen onder het mom van "het tegengaan van de verloedering" stadsvernieuwingsprojecten te gebruiken om hun greep op de stad te heroveren. Ook pas gebouwde woonwijken weerspiegelen vaak duidelijk de denkbeelden van de stedelijke autoriteiten op de stad en de samenleving.

Maar onderdelen van de gebouwde stedelijke leefomgeving geven natuurlijk op hun beurt ook aanleiding tot bepaalde uitspraken die vervolgens deel gaan uitmaken van de stedelijke cultuur. Zo kan de bouw van kantoorkolossen aanleiding geven tot de uitspraak dat "de stedelijke autoriteiten naar de pijpen dansen van de kapitalisten". Niet altijd echter is de wederzijdse invloed die gebouwde leefomgeving en stedelijke cultuur op elkaar uitoefenen zo duidelijk. Ook op subtielere manieren grijpen in de stad belangengroepen in in de stedelijke leefomgeving. We zullen dit zien aan de hand van een bespreking van het verschijnsel 'standbeeld'.

Het beeld in de stad

Niet iedereen kan en mag zomaar standbeelden, plastieken en andere (kunst)objecten plaatsen. Door het kwetsbare karakter dat deze kunstvorm eigen is, heeft het in veel gevallen slechts zin een standbeeld te plaatsen wanneer het tegen vernieling wordt beschermd. Dat betekent dat een standbeeld in principe alleen door of met steun van de stedelijke autoriteiten kan worden geplaatst. Niettemin is het tot op zekere hoogte mogelijk om je eigen 'standbeeld' te maken. Denk bijvoorbeeld aan het met een opvallend kleurtje versieren van de Leidse paaltjes. Of aan het schreeuwende gezicht dat is geschilderd op de deuren van het Leidse kraakcafé Bar en Boos. Ook bij politieke acties worden zelfbepaalde 'standbeelden' opgericht. Een voorbeeld hiervan is het monument van de onbekende werkloze dat jaren geleden verrees op het Stadhuisplein. Maar in de meeste gevallen mogen we verwachten dat de in de stad geplaatste standbeelden uitingen zijn van de belangen van de stedelijke autoriteiten of daar in ieder geval niet strijdig mee zijn.

De met steun van de stedelijke autoriteiten geplaatste standbeelden worden door de wet beschermd tegen vernieling. Standbeeld en het vermogen tot machtsuitoefening zijn op die manier met elkaar verbonden. Door middel van de plaatsing van een standbeeld laten de autoriteiten niet alleen hun visie op, maar ook hun aanwezigheid in de stad gelden. In die zin hebben standbeelden dezelfde functie als gevangenissen, politiebureaus en militaire kazernes. Denk hierbij alleen maar aan de standbeelden in de voormalige Sovjet-Unie die de burger voortdurend moesten herinneren aan zijn verplichtingen tegenover de staat. Maar laten we wat dichter bij huis blijven: het beeld van Van der Werff (oud-burgemeester van Leiden) in het gelijknamige park in Leiden is een zeer duidelijk voorbeeld van de claim van de stedelijke autoriteiten op de stad. De standbeelden in de stad zijn als de tralies in het raam van de gevangene: hun aanwezigheid herinneren de gevangene constant aan zijn gevangenschap.

Zoals we zagen zijn de stedelijke autoriteiten niet in staat onze visie op de stad te bepalen, hoewel ze die wel in belangrijke mate kunnen beïnvloeden. Dit betekent dat we ons met betrekking tot de plaatsing van standbeelden op twee manieren tegen de autoriteiten kunnen verzetten. Ten eerste kunnen we nieuwe betekenissen aan een standbeeld geven. Ten tweede kunnen we proberen het monopolie van de stedelijke autoriteiten op de plaatsing van kunst te doorbreken. De visie die in een bepaald standbeeld is gestold, kan worden vergeten of kan veranderen. Het standbeeld geeft als onderdeel van de stedelijke leefomgeving op zijn beurt weer aanleiding tot uitspraken over de stad. Wanneer deze uitspraken eenmaal deel zijn gaan uitmaken van de stedelijke cultuur, zijn ze beschikbaar voor de sociaal-culturele interactie, met alle gevolgen van dien. Zo kunnen met de autoriteiten concurrerende belangengroepen bijvoorbeeld door middel van argumentatie hun visie op het beeld 'naar voren schuiven', wat er uiteindelijk toe kan leiden dat standbeelden een heel andere betekenis gaan dragen dan de plaatsers ervan oorspronkelijk voor ogen hadden. Een voorbeeld hiervan is het Lieverdje in Amsterdam, dat in de jaren zestig uitgroeide tot symbool van protest tegen het autoritaire bestuur. Het komt echter ook voor dat een standbeeld of een ander object wordt vernield. In sommige gevallen betreft het hier duidelijk een politieke daad, gericht tegen de autoriteiten.

Ook in Leiden gebeurt dat regelmatig. Vlak voor de opening van het nieuwe politiebureau aan de Langegracht in 1986 bekladde een actiegroep de muurschildering aan de zijkant van het bureau. De bestaande tekst "Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren" werd aangevuld met: "totdat de politie komt". De actiegroep betwistte hiermee het alleenrecht van de Leidse politie om haar eigen visie op te dringen aan de rest van de stad. Een standbeeld dat om de haverklap wordt vernield, betreft het vredesmonument aan de Garenmarkt. Dit nieuwe monument is een doorn in het oog van vele Leidenaren. Het draagt geen vredesgedachte uit, maar staat symbool voor de kilheid en afstandelijkheid die de huidige grootschalige kantoorbouw in steden kenmerkt. De dominantie van de autoriteiten en kapitaalbezitters komt in dit geval wel bijzonder schrijnend tot uitdrukking.

Bij voldoende tegenwicht zullen de stedelijke autoriteiten rekening moeten gaan houden met belangen en behoeften van andere (groepen) mensen. De stedelijke autoriteiten kunnen, wanneer zij te maken krijgen met een of meerdere concurrerende belangengroepen, geen standbeelden meer plaatsen die de autonomie van die belangengroepen al te zeer bedreigen. De opkomst van concurrerende belangengroepen gaat daarom gepaard met een overgang van monumentale naar abstracte beeldhouwkunst. Het is moeilijk om abstracte kunst te koppelen aan de dominantie van heersende elites. Abstracte kunst verwijst niet direct naar burgemeesters, ontdekkingsreizigers, koopmannen, dominees en andere gezaghebbenden. Maar ook abstracte beelden dienen om de burger te attenderen op het bestaan van het gezag: uiteindelijk gaat het niet om de vorm, maar om de aanwezigheid van een standbeeld.

Het doorbreken van het bestaande monopolie van de stedelijke autoriteiten op beeldhouwkunst is, naast verandering van de betekenis van een beeld, een mogelijkheid tot verzet tegen de bestaande machtsverhoudingen. Immers, ieder kunstwerk dat we plaatsen zonder toestemming van de stedelijke autoriteiten is een aantasting van de macht van die autoriteiten. De fanatieke wijze waarop het gezag graffiti probeert tegen te gaan getuigt hiervan. Een monopolie op de plaatsing van kunst bedreigt al met al de autonomie van het individu en werkt beperkend op de mogelijkheden tot zelfontplooiing. Herover dus je eigen stad en plaats een kunstwerk!

Terug