De Peueraar 49, september 1994

Auteur: Harry Westerink


Gezondheid en armoede

In juni van dit jaar bood SP-raadslid Daan Sloos aan PvdA-wethouder van volksgezondheid Hennie Koek een rapport aan over de relatie tussen gezondheid en armoede. Dit landelijke SP-rapport gaat in op het verband tussen sociaal-economische status en gezondheid. Mensen met een lagere sociaal-economische status blijven in gezondheid achter bij mensen met een hogere sociaal-economische status. Landelijk onderzoek van SP-artsen, in samenwerking met de Rotterdamse universiteit, heeft uitgewezen dat arme mensen gemiddeld vijf jaar korter leven dan rijke mensen. Mensen met een lage sociaal-economische status hebben te maken met een laag inkomen en slechtere woon- en werkomstandigheden. Dat leidt eerder tot ziekte en sterfte dan bij rijkere mensen.

Iedereen voelt wel op z'n klompen aan dat er een verband bestaat tussen de hoogte van het inkomen en de mate van gezond zijn. Arme mensen vinden dat een waarheid als een koe. Mensen met een hoge sociaal-economische status leggen ook wel een verband, maar proberen helaas maar al te vaak om de feiten te verdoezelen en dood te nuanceren. Wethouder Koek bijvoorbeeld stelde: "Maar dat mensen met weinig geld vijf jaar korter leven kun je zo absoluut niet zeggen". Die losse flodder-uitspraak staat in volstrekte tegenspraak met recent onderzoek van het zogenaamd onverdachte Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Dat onderzoek bevestigt de juistheid van het rapport van de SP. Niet gehinderd door enige vorm van deskundigheid en feitenkennis weet Koek het natuurlijk beter.

Als ziek zijn en vroeger sterven gemiddeld vaker voorkomt bij armen dan bij rijken, dan ligt het voor de hand dat er wordt gewerkt aan het verkleinen van de sociaal-economische verschillen. Dat is rechtvaardig beleid waarvoor de SP al jaren pleit. Maar het huidige neoliberale overheidsbeleid, dat in grote lijnen wordt ondersteund door de vier grote partijen, slaat de omgekeerde richting in: de verschillen worden groter. Enkele cijfers. Tussen 1983 en 1991 is de minst welvarende 20% van de Nederlandse huishoudens er verhoudingsgewijs ongeveer 10% op achteruit gegaan, terwijl de rijkste 20% er ongeveer 12,5% op vooruitging. Het gemiddeld vermogen van de rijkste 1% van de bevolking is van 1980 tot 1990 gestegen van ruim 1 miljoen naar bijna 2 miljoen. In dezelfde periode verdrievoudigde het aantal miljonairs van ruim 23.000 tot meer dan 80.000. Het wettelijk minimumloon daalde in deze periode reëel met 13%. Minimumuitkeringen zijn in die 10 jaar met 8% gedaald en staan voortdurend onder druk. Volgens Konsumenten Kontakt en de FNV is de koopkracht van huishoudens rond het sociaal minimum in 1993 met 5,3% gedaald.

Schrikbarend ongezond beleid dus, waarvan verwacht moet worden dat de kenmerken ervan (terugdringing van de rol van de overheid, inkrimping van het sociale zekerheidsstelsel, grotere rol voor het marktmechanisme) zich in de komende tijd nog sterker zullen opdringen. We zijn in Nederland hard op weg naar een keiharde vecht of sterfmaatschappij, zoals die van Engeland en de Verenigde Staten. Het SP-rapport windt er geen doekjes om: "De gevolgen van het overheidsbeleid op de gezondheidskloof tussen arm en rijk dienen door de grote politieke partijen te worden erkend en tot een beleidsaanpassing te leiden. Wanneer dit niet gebeurt is er op grond van de huidige onderzoeksresultaten van de kant van de overheid en de partijen die dit beleid ondersteunen sprake van dood door schuld." Zeggen dat de grote gevestigde politieke partijen schuldig zijn aan de dood van arme mensen, dat is een verfrissend en scherp geluid dat ik in linkse kringen graag meer zou horen.

In het SP-rapport wordt een aantal maatregelen aanbevolen om de sociaal-economische verschillen te verkleinen, zoals verkleining van de inkomensverschillen, vermindering van de werkdruk, verbetering van de arbeidsomstandigheden, en oplossing van de woningnood. Eigenlijk heel gewone maatregelen, waarvoor de vier grote partijen niettemin hevig terugschrikken. Het is de vraag in hoeverre het rapport door Leidse beleidsmakers wordt opgepikt. Het lijkt me een goede zaak om ook in Leiden onderzoek te verrichten naar de relatie tussen gezondheid en armoede. Zo'n onderzoek zou kunnen bestaan uit een vergelijking tussen, bijvoorbeeld, de arme bevolking in Leiden-Noord en de rijkelui op het Waardeiland. Ik schat in dat de conclusies uit dat onderzoek overeen zullen komen met het landelijke onderzoek. En wat zal er daarna gebeuren? Zal ook dit rapport in een la verdwijnen? Of wordt er een begin gemaakt met het verkleinen van de verschillen tussen arm en rijk, al was het maar op kleine en lokale schaal?

Terug