De Peueraar 49, september 1994

Auteur: Harry Westerink


(boekrecensie)

Het Gelijk

Eind 1992 verscheen in Duitsland en Zwitserland het boek "Odranoel. Die Linke zwischen den Welten". Dit boek bevatte teksten van mensen die actief waren of waren geweest in de radicaal-linkse beweging. Er werd een beschrijving in gegeven van de huidige situatie van links, niet alleen in West-Europa, maar ook in andere delen van de wereld. Het uitgangspunt van de samenstellers was een boek met persoonlijke ervaringen, twijfels en vragen van linkse mensen. Geen boek dus vol abstracte analyses waarbij het eigen gelijk van elke bladzijde afdroop. Dit boek sprak een aantal mensen in Nederland erg aan. Zij waren van mening dat een dergelijk boek ook van nut kon zijn voor Nederlandse discussies over de toekomst van links. Daarom besloten ze om het boek te vertalen en om er een aantal bijdragen uit Nederland aan toe te voegen. Het resultaat is "Het Gelijk..." geworden, een bundel artikelen voor mensen die zich bekommeren om de wereldwijde crisis van links.

De bundel bevat teksten uit Nederland, Duitsland, Uruguay, Brazilië, de Verenigde Staten, en de Filippijnen. Aan het woord komen mensen uit verschillende linkse hoeken, uit bewegingen en organisaties die in het verleden soms niets met elkaar te maken hadden of wilden hebben. Dat levert verrassende én vermoeiende botsingen op. Een voorbeeld. Enerzijds is in het boek een boeiend artikel ("Gekooide gedachten") van Lutz Taufer opgenomen. Taufer is lid van de RAF en zit al meer dan 15 jaar in de gevangenis. Anderzijds kun je in de bijdrage "De (on)vanzelfsprekendheid van links", geschreven door Wim Bot, de volgende zin aantreffen: "Van mensen die begrip hebben voor stromingen als de Rode Khmer, Lichtend Pad of de RAF gaan mijn haren overeind staan: het socialisme zal democratisch zijn of het zal niet zijn." Deze one-liner wordt verder niet beargumenteerd, en doet daarom nogal magertjes aan. In elk geval toont dit voorbeeld aan dat de samenstellers erin zijn geslaagd om een werkelijk breed links spectrum aan de lezer voor te schotelen.

Het zal geen verbazing wekken dat in veel bijdragen de twijfel overheerst. Twijfel over het eigen verleden en de eigen mogelijkheden, twijfel over de (voormalige) rechtlijnigheid van de aangehangen ideologie, twijfel over de maakbaarheid van de samenleving. Deze twijfel maakt gelukkig niet machteloos of apathisch, maar zet juist aan tot prikkelende overpeinzing en bezinning. De lezer/es kan met het boek in de hand een pas op de plaats maken, de wereld in het algemeen en links in het bijzonder met een weidse blik overzien, en zich gaan afvragen welke weg links zou kunnen of moeten inslaan. De teksten bieden daartoe volop aanknopingspunten. Met de twijfel wordt in het boek creatief omgegaan. De auteurs benoemen fouten en tekortkomingen, maar verketteren niet of nauwelijks. Ze proberen te leren van de eigen geschiedenis. Deze vorm van evaluatie is betrekkelijk zeldzaam binnen links en daarom broodnodig. Immers, kritiek op het eigen falen heeft binnen links tot voor kort (te) weinig ruimte gekregen. Kritiek op de eigen beweging of partij werd vaak verzwegen, om de lieve vrede te bewaren, om de rijen te sluiten ten opzichte van de vijanden staat, patriarchaat en kapitaal. Of, erger nog, kritiek werd genadeloos afgedaan als contrarevolutionair.

De tekortkomingen die de auteurs signaleren zijn zo oud als de wereld (van links). Toch is het een hoop groeperingen en bewegingen nog steeds niet gelukt om deze problemen op te lossen. Nathan Quimpo, sinds de jaren zestig actief in het Nationaal Democratisch Front en de Communistische Partij van de Filippijnen, schrijft over het hardnekkige verschijnsel stalinisme in de communistische beweging op de Filippijnen (in het artikel "Crisis en vernieuwing in de progressieve Filippijnse beweging"). Het autoritaire en hiërarchische karakter van deze beweging leidde ertoe dat Quimpo in 1992 uit de CPP werd gezet. Dat was het begin van een zuivering in de eigen gelederen, een zuivering die doet denken aan al die andere stalinistische praktijken van deze eeuw (in de Sowjet-Unie, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, China, en in allerlei communistische partijen die nooit aan de macht zijn gekomen, zoals de CPN in Nederland). Uit dit artikel blijkt hoe de stalinistische traditie, waarbij een centrale leiding van een paar mannen alle touwtjes in handen heeft, zich ook in de jaren negentig heeft kunnen handhaven. Een schokkende constatering.

In West-Europa kampt radicaal-links met andere problemen. Daar heerst geen autoritaire bevelsstructuur, maar teistert men met vrijblijvendheid, met een gebrek aan collectiviteit en discipline. Terwijl in de Filippijnen het individu werd opgeofferd aan de partij, heeft links in West-Europa, onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, een proces doorgemaakt waarbij het individu steeds centraler is komen te staan. De partijgeest, de bewegingsdiscipline, de organisatiegraad, het streven naar collectiviteit, dat alles is bij radicaal-links in West-Europa momenteel ver te zoeken. Daarvan getuigen de bijdragen van Ronald van Haasteren, Hans de Bruin en Willy Esser ("De dynamiek van een beweging" en "De betekenis van de oorsprong"). Tegenover een te strak keurslijf waarin linkse mensen geperst worden, staat een linkse beweging die als los zand aan elkaar hangt, met mensen die als atomen op elkaar botsen en daarna het heelal worden in geslingerd. Het spreekt voor zich dat noch het keurslijf, noch het losse zand een aanbevelenswaardige strategie is. Van Haasteren, de Bruin en Esser schrijven over een deel van radicaal-links in Nederland, namelijk de autonome beweging. Deze beweging, die haar hoogtepunt kende in de eerste helft van de jaren tachtig, vloeide voort uit de radicale delen van de kraak-, de anti-kernenergie- en de anti-militaristische beweging. Heel treffend geven de auteurs de (ver)wording van de autonome beweging weer. "Ik doe wat ik wil, want ik ben autonoom" en "Je kunt mij niet voorschrijven wat ik wel en niet mag doen, wie denk je wel dat je bent, het Centraal Comité soms", dat waren de uitspraken waarmee een hoop autonomen in de loop van de jaren tachtig hun (in wezen kleinburgerlijke) politiek motiveerden. Het zal duidelijk zijn dat zo'n politiek weinig mogelijkheden biedt om vormen van samenwerking en wederzijdse ondersteuning op te bouwen. Als erfopvolgers van de beweging vertelden een aantal autonomen nog niet zo lang geleden hoe ze in het leven stonden: "Gewoon in je eigen leven iets doen waar je tegen aanloopt. Je leeft niet voor de beweging, maar je beweegt in je leven. Je knokt voor een goed leven voor jezelf en voor anderen of zo." Deze autonomen lazen geen persverklaringen van de actiegroep RARA, want die vonden ze te lang. Ik denk dat hun eigen (bovenstaande) verklaringen wat aan de korte kant zijn.

Een ander inspirerend artikel vond ik "Terug naar de wortels van onderdrukking", geschreven door Jenneke Arens. Zij pleit ervoor om de strijd tegen racisme een integraal onderdeel te laten uitmaken van elke strijd die we voeren, "vanuit welke invalshoek dan ook, of dat nou vrouwenstrijd is, homostrijd, antimilitarisme, arbeidersstrijd, derde wereld solidariteitswerk of wat voor een strijd dan ook. Arens gaat in op de algemene trend in de vrouwenbeweging van de jaren zeventig en tachtig om vooral de overeenkomst tussen vrouwen en het wij-vrouwen-gevoel te benadrukken. Dit heeft aanleiding gegeven tot kritiek van de kant van zwarte vrouwen. Zij konden zichzelf over het algemeen niet terugvinden in de eisen en werkwijzen van de door witte middenklassevrouwen gedomineerde groepen en zijn zich steeds meer apart gaan organiseren. Arens stelt dat bevrijding van álle vrouwen inhoudt dat witte vrouwen veel meer zullen moeten uitgaan van de verschillen in positie en situatie van vrouwen wereldwijd.

Het slot van haar opbeurende artikel gaf mij, als radicaal-linkse actievoerder met een flink aantal dienstjaren, een prettig steuntje in de rug: "Tja, maar soms vind ik het ook moeilijk in deze tijd van weinig acties, demoralisering, afhaken van veel mensen, perspectiefloosheid. Soms heb ik geen zin en voel me lusteloos, weet ik niet meer waar ik het allemaal voor doe. Maar toch, ik weet dat ik alleen maar door kan gaan, wil ik niet het gevoel hebben dat ik mezelf verloochen. Er is geen weg terug, alleen nog maar vooruit, hoe kronkelig soms ook en met zo nu en dan passen op de plaats en momenten van rust. Als je ogen eenmaal open zijn, kan je niet meer net doen of je iets niet gezien hebt en het maar zo laten. Het alternatief is machteloos toezien en langzaam aan gek worden of halfverdoofd door het leven gaan. Leven is strijd, en in die strijd beleef ik veel mooie momenten en weet ik weer waarvoor ik leef." Prachtige woorden die uitstekend illustreren waarom ook jij "Het Gelijk..." zou moeten gaan lezen.

Het Gelijk... uitnodiging tot een debat, Hans de Bruin en Paul van Velsen (red.). Uitgeverij: Papieren Tijger, ƒ 28,-.

Terug