De Peueraar 50, oktober 1994

Auteur: Petra Schultz


(boekrecensie)

Allemaal Leidenaars

Dit boek is geschreven om iets van de onbekendheid weg te nemen van geboren en getogen Leidenaars ten opzichte van de 'nieuwe Leidenaars'. Daarom vertellen tien mensen die op latere leeftijd naar Leiden zijn gekomen in dit boek hun levensverhaal. De een is een Brabantse student, de ander een politiek vluchtelinge, arbeidsmigrant of kind van een migrant. Op zich lijkt het me dit een goede zaak om de onbekendheid die Nederlanders met hun buren hebben weg te nemen. De Wetenschapswinkel van de Leidse universiteit en de gemeente Leiden vonden dat ook al een goed idee, zij hebben het boek zelfs gefinancierd.

De inleiding van het boek geeft een beeld van hoeveel Leidenaars oorspronkelijk van elders komen. En van de achtergrond van deze vluchtelingen, repatrianten uit voormalige kolonieën en gastarbeiders. De echte 'Leiden, stad van vluchtelingen'-gedachtengang komt bovendrijven als verteld wordt dat wij toch echt wat te winnen hebben bij de migranten. Ze doen niet alleen het vuile en zware werk, ze zorgen ook voor meer werk doordat ze bijvoorbeeld taalles nodig hebben. Ze betalen belasting. Dankzij hun is het onderwijs multicultureler geworden. En dan staat er te lezen: "Maar de bijdrage van nieuwkomers aan de stad ligt ook op een ander gebied." Mijn hoop is gewekt, nu komt er iets. Een van de schrijvers is immers actief bij de Socialistische Arbeiders Partij (SAP), daar verwacht ik toch iets van. De text vervolgt: "In Leiden kan men te kust en te keur uit eten gaan in Italiaanse, Griekse, Chinese, Joegoslavische, Indiase, Vietnamese, Egyptische, Amerikaanse (hamburgers) en andere buitenlandse restaurants." Voor iedereen die de 'Leiden, stad van vluchtelingen'-campagne gevolgd heeft, zal deze opmerking overbekend in de oren klinken. Zou de tolerantie van de Hollander door de maag gaan? Wat moet er van de vluchtelingen worden die hier niet gebruikt kunnen worden? Die geen werk kunnen vinden, om maar een onbenullige vorm van nutteloosheid te noemen. In Leiden is 14% van de bij het arbeidsbureau ingeschreven werkzoekenden allochtoon. Gaat men straks ook vrouwen promoten met een boekje waarin te lezen stond dat vrouwelijke bazen ook belasting betalen, overwerken, veeleisend zijn tegenover hun personeel, winst maken, uitbuiten, kortom, dat ze hele normale mensen zijn?

Maar genoeg hierover, over naar de interviews. Het eerste interview is met Mohamed Ahmed El Houari, in '37 geboren in Marokko. Hij is naar Nederland gekomen om hier te werken. "De mensen waren heel aardig, zeker als je het met nu vergelijkt. Als ik om hulp vroeg waren de Nederlanders altijd bereid om me te helpen." In '65 kon je op een dag vijf banen vinden en kreeg je zo een verblijfsvergunning. Het is pijnlijk te lezen hoe hard hij probeert niemand aanstoot te geven. Net als de andere geïnterviewden werkt hij hard en stimuleert hij de kinderen goed hun best te doen op school. De geïnterviewde migranten komen bijna allemaal uit gegoede families of hebben zelf een goede baan gekregen. Zo lezen we van een middenstander, een onderwijzeres, een burgermeesterszoon en een beleidswerker op een stadsdeelkantoor. Een jongen van achttien combineert betaald werk, vrijwilligerswerk, studie en sport. Vind maar eens zo'n Nederlander. Het lijkt of de braafsten van de klas zijn uitgekozen voor het boek, om het beeld van de zogenaamd luie allochtoon te doorbreken.

Dat wil niet zeggen dat deze mensen niets te melden hebben. Een man vertelt wat hij zegt als mensen praten over migranten die niet willen werken en in de criminaliteit zitten. Hij wijst er dan altijd op dat ze in de jaren zestig hierheen zijn gehaald om het land op te bouwen en dat ze daar een aardig steentje aan bij hebben gedragen. Hij vindt dat mensen met zulke praatjes de geschiedenis niet kennen.

Een woonwagenvrouw, Annie Offenberg, vertelt over het wonen op een woonwagencentrum, haar activiteiten bij het Landelijk Overleg Woonwagen Vrouwen, hun problemen met de overheid ("de scholen waren meer bedoeld om de vrijheid van de kinderen in te perken dan voor het onderwijs") én de onderlinge solidariteit. Het is leuk om in deze verhalen van die herkenbare Leidse dingen tegen te komen zoals een bekende wethouder, bekende straatjes, het veelbesproken huisvestingsbeleid en het uitgaansleven. Deze dingen maken het boek tastbaarder.

In veel verhalen komt de Hollandse kilte naar voren: "het lijkt of Nederlanders geen plezier ervaren in hun leven". Iedereen kan ervaringen met discriminatie en vooroordelen vertellen, maar ook van vriendelijke Nederlanders. Iedereen probeert iets vast te houden van de eigen achtergrond en vertelt over de worstelingen daarmee. Wat natuurlijk heel anders is voor een arbeidsmigrant dan voor een vluchtelinge:"Ik wilde werken aan de solidariteit van de Nederlandse bevolking met het Chileense volksverzet." De opkomst van extreem-rechts komt ook naar voren: "Het is eigenlijk heel dom van de gemeente dat nu de klad zit in de woningrenovatie. Als je wat wilt doen tegen de onvrede van mensen, voorkomen dat ze extreem-rechts stemmen, dan moet je juist voorkeur geven aan het opknappen van huizen en straten."

Al met al is het boek inderdaad informatief voor men-sen die zelf weinig met legale middenklasse-migranten praten. En geeft dat? Het ligt eraan wat je verwacht.

Allemaal Leidenaars, één stad, verschillende bewoners, Janny Arends en Thomas van Duin. Uitgeverij: LISWO/Wetenschapswinkel RUL, ƒ 15,-.

Terug