Lokaal Kabaal 0, februari 1995

Auteur: Gerrit de Wit en Petra Schultz


Opstand als proefkonijn?

Stichting Opstand is een Amsterdams collectief dat kritisch onderzoek doet naar overheidsbeleid rond vluchtelingen en illegalen. Op 28 september is Opstand slachtoffer geworden van een inval door de politie. Na de inval, waarbij veel spullen in beslag werden genomen, suggereerden alle kranten een verband met de actiegroep RARA.

Direct na de inval benadrukte Justitie dat Opstand zelf niet verdacht werd van strafbare feiten. Anderhalve maand later kregen medewerkers Hans Krikke en Jan Müter alsnog te horen dat ze sinds 11 november als verdachten aangemerkt worden. Zij worden verdacht "in de periode 1987 tot en met 1993 (...) te hebben deelgenomen aan een organisatie die zich 'RARA' noemt, welke organisatie het oogmerk heeft het plegen van misdrijven, zoals het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen, brandstichtingen en/of vernielingen van gebouwen en/of andere goederen, in ieder geval het plegen van misdrijven". Een hele mond vol.

Een persconferentie volgde. De totale landelijke pers hapte naar adem. Müter en Krikke waren publiekelijk aan de schandpaal genageld. Waarom volgde er dan geen arrestatie? Heeft Justitie dan toch de plank mis geslagen? Werden Müter en Krikke echt verdacht van lidmaatschap van RARA dan zouden ze natuurlijk gearresteerd zijn. Het is goed mogelijk dat Justitie de zoveelste zeepbel heeft gecreëerd. Welk belang heeft Justitie dan bij de inval gehad?

Informatie verzamelen

Een belangrijk onderdeel van het RARA-onderzoek is het verzamelen van informatie over mensen die strijden tegen het vluchtelingen- en illegalenbeleid. Opstand is een van de knooppunten binnen verschillende netwerken. Ze vervult vaak een soort brugfunctie tussen radicaal-linkse en kerkelijke organisaties. Ze maakt onder meer deel uit van het SNIN, het Solidariteits Netwerk voor Illegalen in Nederland. Ook de Leidse Fabel van de Illegaal is daarin actief. Van De Fabel zijn bij de inval geen belangwekkende spullen in beslag genomen. Van veel andere groepen is dat wel het geval. Die groepen dreigen het vertrouwen kwijt te raken van illegalen wier gegevens nu bij Justitie liggen. Tussen de papieren van Opstand zaten ook veel gegevens over de werkwijzen en contacten van de groepen. De kaartenbakken en computerfiles van politie en inlichtingen diensten zullen flink bijgewerkt zijn.

Criminalisering

Sinds de inval hangt er een zweem van publieke verdachtmaking rond Opstand. Samenwerkingsverbanden die vaak jaren nodig hebben gehad om tot stand te komen, zijn binnen een aantal weken aan het afkalven. Binnen het SNIN heeft de inval niet tot spanningen geleid. Wel heeft het SNIN, door alle drukte rond Opstand, minder tijd voor haar gewone werk. De hulp aan het opzetten van ondersteuningscomité's elders in het land is bijvoorbeeld op een lager pitje komen te staan. Een ander probleem is dat subsidiegevers zich terugtrekken "tot de wind wat geluwd is".

De Leidse Fabel ondersteunt Opstand door organisaties in Leiden te informeren over de achtergronden van de inval. Ook treedt ze op als mede-eiseres in de zaak die Opstand heeft aangespannen om haar spullen terug te krijgen. De Fabel loopt hierbij het risico ook gecriminaliseerd te worden. Gelukkig heeft het comité nog geen negatieve reacties gehad van de Leidse organisaties waarmee zij samenwerkt. Blijkbaar is haar netwerk wel tegen een stootje bestand.

Het werk van Opstand zelf ligt inmiddels zo goed als stil. Justitie zal niet treurig zijn om dit 'bijeffect'. Een ander effect is de onrust die door de huiszoekingen en verdachtmakingen ontstaat. Worden allerlei mensen misschien toch zenuwachtig en hoopt Justitie op een foutje? Of is hier sprake van een alternatieve 'pluk ze'-praktijk tegenover links? Voor de georganiseerde misdaad vormt geld de belangrijkste bron van bestaan, voor linkse groepen is dat vooral de informatie die bepaalde groepen verzamelen. Leg je dat droog, dan leg je een beweging lam.

Artikel 140

De inval vond plaats onder dubieuze omstandigheden. De politie maakte gebruik van artikel 140. Dit artikel verbiedt deelname aan een 'criminele organisatie'. Met artikel 140 in de hand was het mogelijk om een onderzoek te starten naar anonieme leden van de 'criminele organisatie' RARA. Daarbij mocht de politie gebruik maken van afluisteren, observeren en videoregistratie. Nog niet eerder werd ter opsporing van anonieme verdachte(n) een inval gedaan bij mensen tegen wie geen gerechtelijk vooronderzoek op naam liep. En voor eerst werd de reden voor een inval niet (meteen) bekend gemaakt. Justitie bombardeerde Müter en Krikke tot verdachten mede uit angst dat de Raadkamer de invallen alsnog on rechtmatig zou verklaren. De verdenking moet de invallen rechtvaardigen.

De laatste jaren ondervond een aantal politieke groepen de mogelijkheden van artikel 140 aan den lijve. Het artikel werd in 1987 uit de ijskast gehaald na de ontruiming van het Nijmeegse kraakpand De Mariënburgt. Justitie ging uit van anonieme verdachten, de zogenaamde NN's. Zo'n beetje de halve Nijmeegse kraakbeweging werd daartoe gerekend. Tegen al die NN's stelde men een onderzoek in naar betrokkenheid bij de 'organisatie'. Betrokkenheid kan bestaan uit koffiezetten of de zogenaamde lei der zijn. Met artikel 140 kan iedereen even schuldig zijn, of je nu deelneemt aan het misdrijf of niet.

In datzelfde jaar waarschuwde hoogleraar strafrecht Swart dat artikel 140 een 'prachtige' gelegenheid kon bieden om politieke tegenstanders aan te pakken. Het opent zelfs de mogelijkheid van een ongelimiteerde jacht op sympathisanten van gewelddadige groepen. Een handige toepassing ervan kan het verspreiden van ideeën van een illegale organisatie strafbaar maken. Zelfs als de verspreider het niet eens is met de gewelddadige methoden.

Uitbreiding van bevoegdheden

Het lijkt erop dat Justitie het RARA-onderzoek en artikel 140 gebruikt om stilletjes meer bevoegdheden binnen te slepen. Zo kan in het vervolg elke organisatie die zich met 'gevoelige thema's' bezig houdt een inval ver wachten. Het ziet er ook naar uit dat Justitie een 'politieke' uitbreiding van artikel 140 nastreeft.

Na de bomaanslag op het huis van voormalig staatssecretaris Kosto en het Ministerie van Binnenlandse Zaken vergeleek de Nijmeegse hoogleraar Wecke de persverklaring met het zelfinterview van RARA in maandblad Konfrontatie van juni 1991. Hij concludeerde dat de 'bommenplaatser(s) en de RARA- ideolo(o)g(en) niet identiek lijken te zijn'. Wecke sprak over een groep doeners en een groep denkers. Het lijkt er nu op dat justitie dit idee toetst aan Opstand.

In 1990 bepaalde de Hoge Raad dat veroordelen op grond van artikel 140 alleen mag als "de verdachte een duidelijk aandeel had gehad in de gedragingen die uiteindelijk geleid hebben tot het misdadige doel van de organisatie". Hoewel dus niet meer bewezen hoeft te worden dat de 'denkers' rechtstreeks met de bomaanslagen zelf te maken hebben gehad, moet hun aandeel in de 'organisatie' RARA wel degelijk bewezen worden. En hoe bewijs je dat bij iemand die bij de 'denkers' hoort? Overeenkomsten tussen de persverklaringen en eigen geschriften? Gedachten op papier over het beleid van Kosto? Of is het voldoende als een RARA-lid anoniem informatie bij Opstand heeft ingewonnen? De uiteindelijke bewijsvoering, wil die niet op half Nederland van toepassing zijn, zal zeer moeilijk zijn.

Verdachtmakingen

De advocaat van Müter en Krikke mocht van Justitie de dossiers niet inzien. Ze spande een kort geding aan bij de Raadkamer. Ook de Raadkamer weigerde inzage. Hieruit blijkt dat het onderzoek nog lang kan gaan duren. Vooralsnog zal er geen sprake zijn van arrestaties, aldus de Raadkamer, want het onderzoek verkeert nog in een pril stadium en zij acht het belang van het onderzoek groter dan het belang van Müter en Krikke. Het zal voor Opstand daardoor moeilijk blijven zich tegen de verdachtmakingen te verweren. Het ziet er naar uit dat ze tot aan het Europese Hof zullen moeten doorvechten. Een procedure die zeker twee tot drie jaar zal duren, maar die wel van belang is om in de toekomst dit soort verdachtmakingen tegen te kunnen gaan.

Dit artikel is een bewerking van het stuk "Opstand als proefkonijn?" van Bureau Jansen & Janssen.

Terug