Lokaal Kabaal 11, november 1995

Auteur: Harry Westerink


(Dwarsligger)

Ze gaan ervoor

De gemiddelde Nederlander verkeert in een permanente staat van agressieve ontevredenheid. Regent het dat het giet, dan kankert men er driftig op los. Staan er meer dan vier mensen in de rij, dan zuchten de wachtenden zwaar en dof. Loopt een slecht ter been zijnde bejaarde een drukdoenerige medemens in de weg, dan tiert deze dat hij vandaag nog meer te doen heeft. Er valt altijd wel wat te klagen.

Van huis uit heb ik een hekel aan gezeur over pietluttigheden. "Wees blij dat je leeft", denk ik dan. "Jij hebt tenminste het voorrecht om bij te dragen aan de vernietiging van het milieu", merk ik cynisch op tegen de automobilist die vindt dat het te langzaam gaat op de snelweg. De Nederlander moet maar eens tegen een stootje kunnen en een ongemak op de koop toe nemen. Velen zijn grondig verpest door de gedachte dat de welvaart tot het einde der tijden een hoge vlucht zal nemen en uiteindelijk de hemel zal ingroeien.

Toch maak ook ik me kwaad over een alledaags verschijnsel. Dat heet de Nederlandse Spoorwegen. "We gaan ervoor", zeggen ze daar. Ik ga er de laatste tijd ook regelmatig voor. Met de laatste centen van m'n uitkering begeef ik me naar het nieuwe Leidse NS-station. Ik stap dat kolossale Romeinse lusthof binnen met een zwierigheid alsof het weldadige pretpark voor die onderkruipers van minimumlijders is aangelegd. Geen moeite is gespaard om het de reiziger naar de zin te maken, zou je op het eerste gezicht zeggen. Alles glimt van genoegen en rijkdom. Maar de uiterlijke schijn van het station bedriegt. De forenzen en ik, we willen ervoor gaan, maar we staan op het perron en we wachten. We wachten lang, want veel te veel treinen komen niet op tijd, sinds de privatisering van de NS zich doorzet. Het spoort daar voor geen meter. In Utrecht vroeg ik een keer aan een conducteur hoe ik het snelst naar Nijmegen kon reizen, nu de trein van mijn keuze de bekende en blijkbaar onvermijdelijke vertraging had opgelopen. Het was weer zo'n vertrouwd chaotisch NS-weekend met bouwwerkzaam heden hier en stremmingen daar. In alle ernst antwoordde de man: "Ik moet zelf naar Den Haag en ik weet ook niet hoe ik er moet komen."

Tussen de virtuele en de reële NS gaapt een diepe kloof. Daaraan ergeren mensen zich blauw. Een vertraging van twintig minuten valt te overleven. Maar die NS-reclame op de perrons, daar word je pas goed strontziek van. Razend kun je worden over die namaakwereld die het echte leven verdringt en vervangt. Het echte leven, dat zijn lokettisten die actie voeren tegen dreigende bezuinigingen. Dat zijn conducteurs en machinisten die onder hoge werkdruk staan. Dat zijn stations die op het punt staan opgeheven te worden. Dat is een bedrijf dat reizigers als lastige bijzaak beschouwt en alleen meer winst wil maken. Het echte leven, dat moet in de ogen van de NS-directie zoveel mogelijk plaats maken voor gebakken lucht en gebraden bedrog.

Terug