Lokaal Kabaal 13, januari 1996

Auteur: Harry Westerink


(Dwarsligger)

IJzingwekkend

Vier keer ben ik op m'n bek gegaan. Eén keer in volle glorie op de stoep voor een bomvolle buurtkroeg. Dat gebeurde in de gezellige donkere dagen rond de jaarwisseling. Heel behoedzaam schreed ik voort op de ijzel, totdat ik belandde bij een deel van de straat dat schuin afliep. Hupla, daar gleed ik met dat bonestaaklijf van mij onderuit. De kroegbezoekers zaten op de eerste rang en schaterden het uit. Opgelaten krabbelde ik overeind. Zo'n slapstick-film is alleen leuk als je geen acteur maar toeschouwer bent.

Hoe hou ik me staande? Dat vormt al langere tijd het voornaamste thema in mijn leven. Ik loop veel, want mijn nieuwe fiets gebruik ik liefst zo min mogelijk. Bang dat hij wordt gejat. De bus kost geld, dus neem ik de benenwagen. Toch voel ik ergens diep in m'n binnenste de behoefte om tegen het wegdek te smakken en een been te breken. Dan kun je tegen iedereen zeggen dat je op wintersport bent geweest. Eindelijk eens meedoen met de rijken, voor de gein. Kicks voor niks, zeggen mijn maat en ik. Even wat plaatjes schieten van de sneeuw in een of andere achtertuin, m'n vrienden en familie uitnodigen en ook ik heb eindelijk m'n avondje vakantiedia's kijken. M'n hele familie (behalve m'n neef Frans, die wordt vanwege de Franse kernproeven nog steeds geboycot) vraagt zich stomverbaasd af waar ik het toch van kan betalen. Stinkend jaloers, natuurlijk. Ik zeg: "Makkelijk zat. Ik koop me niet arm aan vuurwerk. Achterlijk gedoe. Je steekt de lont aan, de pijl schiet de lucht in, je ziet drie seconden wat sterretjes en het is alweer afgelopen. Je bent een rund, als je alleen met vuurwerk stunten kunt."

Ik heb de overgang van oud naar nieuw op een geheel eigen wijze gevierd. Gewoontegetrouw liet ik klokslag twaalf uur een serie knallen uit m'n achterste komen. Een donderslag, want ik had me kotsmisselijk gevreten aan de chips en de oliebollen. Valt er ook nog wat te ruiken ook. Maar mijn knallen vinden ze dan weer onfatsoenlijk, hè. Ze vervuilen liever het milieu met hun troep.

Het volk begeeft zich op glad ijs. Voor velen moet de winter geen pretje zijn. En de andere jaargetijden eigenlijk ook niet. De een is blij dat hij leeft. De ander vegeteert enkel. Ook al kanker ik wat af, ik voel me toch tevreden met m'n huurflat met centrale verwarming en dubbele beglazing. Ook met een dak boven je hoofd sterf je soms van de kou. Denk maar aan krakers. Die hebben niet de luxe van de modelgezinnetjes in doorzonwoningen.

Barre tijden zijn het. Als de winter voorbij is, dan zal blijken dat het maatschappelijk klimaat nog guurder is geworden dan in de donkere dagen toen ik thuis tegen de kachel zat aan te schurken. Tenzij de zon in onze harten gaat schijnen en we elkaar weten op te warmen. Voor altijd. En zonder broeikaseffect.

Terug