De Fabel van de illegaal 29, mei/juni 1998

Auteur: Eric Krebbers


"Paters namen actief deel aan de genocide in Ruanda"

De katholieke kerk heeft onlangs het zwijgen doorbroken over haar rol bij de holocaust. Inmiddels is men alweer bij de volgende genocide betrokken. Dat schrijft de Belg Dirk Tuypens in zijn boek over de Witte Paters in Ruanda. De Nederlandse Paters zwijgen er liever over.

De genocide in Ruanda in 1994 eiste een miljoen slachtoffers. Veel Witte Paters en andere katholieke religieuzen hebben met gevaar voor eigen leven mensen gered. Maar volgens Tuypens hebben ook tientallen religieuzen actief deelgenomen aan de moorden.

Vooraf aan hun slachtpartijen gingen de leden van de fascistische milities, de Interahamwe, steeds samen in gebed. Daarbij werden ze soms voorgegaan door Paters. Sommigen overhandigden de fascisten namenlijsten van Tutsi's en Hutu's die dood moesten. Anderen gingen dagelijks mee "op jacht". Ze onthulden de schuilplaatsen van vluchtelingen. Ook leverden ze de vluchtelingen die in de kerk veiligheid zochten uit aan de fascistische hakmessen. Tuypens beschrijft nauwkeurig hoe de zusters van een klooster in het stadje Sovu hielpen bij het uitroeien van 7000 vluchtelingen die zich in hun garage hadden verschanst. Ze gaven de militieleden zelfs de benzine waarmee de ongelukkigen levend verbrand werden.

Kakkerlakken

De genocide volgde op een jarenlang door de kerk gevoerde haatcampagne tegen Tutsi's en kritische Hutu's. In de overvolle kerken werd elke dag bezworen dat de Tutsi's gestuurd waren door de duivel. Zo ontstond een collectieve godsdienstwaanzin. De Tutsi-"kakkerlakken" moesten vernietigd worden. Volgens Tuypens vertaalde een Witte Pater zelfs Mein Kampf in het Hutu.

De kerk en de Witte Paters ontkennen echter elke verantwoordelijkheid voor de genocide. Soms wordt ontkend dat er überhaupt moordpartijen hebben plaatsgevonden. Enkele van de daders houden zich tegenwoordig schuil in kloosters van de Witte Paters in België en Frankrijk. Ze worden onvoorwaardelijk gesteund door de kerk. Die weigert hen aan een rechtbank over te leveren.

Nederland

Ook in Nederland zijn Witte Paters, zo'n 200. De meesten van hen zitten in bejaardentehuizen. Een van de actieve Paters is Geert Groenewegen uit Den Haag. Hij zit in het bestuur van Opvang Vluchtelingen In Nood (OVIN), ondersteunt vluchtelingenzelforganisaties als PRIME, en bezoekt illegalen in de gevangenis van Zoetermeer. Groenewegen voelt zich verwant met de Zuid-Amerikaanse bevrijdingstheologie, maar heeft zelf in Zambia meer aan "materiële hulpverlening" gedaan. Over de actuele gebeurtenissen in Rwanda zegt hij niet veel te weten.

Hij ontkent de problemen in Ruanda niet. Maar die liggen aan de Afrikanen zelf, niet aan de kerk als instituut. "Wel is de kerk te lang blind geweest voor de stamgevoelens van haar Afrikaanse leden", aldus Groenewegen. "Lange tijd waren er bij de Paters geen Afrikanen. We wilden de opbouw van eigen kerken stimuleren. Later is dat veranderd en toen hebben we ook onze naam gewijzigd. Onze Afrikaanse collega's wilden zich natuurlijk geen Witte Pater noemen. Toen zijn we onze oorspronkelijke naam weer gaan gebruiken: Missionarissen voor Afrika. Wit sloeg overigens niet op de huidskleur, maar op de kleding die de eerste Paters droegen."

Militairen overbodig

Nog voordat de Belgische staat aan het begin van deze eeuw in Ruanda haar macht kon vestigen, waren de Witte Paters het gebied al binnengetrokken om hun geloof te verspreiden. De kolonisatoren waren de Paters erg dankbaar. "Uw missies vergemakkelijken grotelijks het werk van de regering. De invloed van uw missionarissen heeft een militaire operatie overbodig doen maken."

Het dagelijks leven in Ruanda wordt sindsdien door het katholieke geloof gestuurd. "De kerk verkondigt in Ruanda het middeleeuwse terreur-katholicisme waarvan we dachten dat het uitgestorven was en dat gebaseerd is op angst, zonde, schuld, berouw, boete, onderwerping, lijden. Dat is het geloof waar de kerk nog altijd achter staat en wat ze graag overal ter wereld in ere hersteld zou willen zien", aldus Tuypens.

Na de formele dekolonisatie in 1962 gingen de bisschoppen zelfs deelnemen in de regering. Hun geloofsgenoten van de Belgische Christen-Democratische regeringspartij CVP kwamen er net als voorheen regelmatig inspecteren.

Schedelmeting

Groenewegen vertelt dat "de eerste Paters in Ruanda bij hun aankomst merkten dat de Tutsi's intelligenter waren. Men vestigde daarom de hoop op die stam. Later kregen de Hutu's meer aandacht."

Helaas heeft de progressieve Groenewegen zich niet helemaal los kunnen maken van het kerkelijke racisme. Tuypens toont aan dat de Witte Paters helemaal geen verschillende etnische groeperingen aantroffen. Vanuit het oogpunt van "verdeel en heers" had men daar echter wel behoefte aan. Via het meten van schedels en geslachtsdelen hebben de katholieken toen "aangetoond" dat de Ruandese landbouwers, de Hutu, van een ander "ras" zouden zijn dan de veehoeders, de Tutsi's. Complexe rassentheorieën "bewezen" dat de Hutu-meerderheid "van nature" dom en onderdanig was, en de Tutsi-minderheid erg intelligent.

Men gaf een deel van de Tutsi's een westerse opleiding en betrok hen bij de koloniale administratie. In de jaren 50 begonnen sommige Tutsi's echter over onafhankelijkheid te spreken. De Belgische kerk en staat lieten hen direct vallen ten gunste van een kleine Hutu-elite. Uit hun midden werd een regering gevormd en Ruanda werd 'onafhankelijk' verklaard. Meer dan een miljoen Tutsi's werden vervolgens het land uitgejaagd. De groeiende haat tegen de Tutsi's werd tot samenbindende staatsideologie die uiteindelijk met de Interahamwe ontaardde in een regelrecht Afrikaans fascisme.

Het Goede Bondgenootschap. Kerk en Rwanda, Dirk Tuypens. Uitgeverij EPO, ƒ 38,00. ISBN: 9064450293.

Terug