De Fabel van de illegaal 32, december 1998/januari 1999

Auteur: Ellen de Waard


Van "gastarbeiders" tot "witte illegalen"

In de jaren 60 wierven West-Europese bedrijven op grote schaal arbeiders in vooral Marokko en Turkije. Er heerste een gebrek aan werknemers in de traditionele industrietakken, zoals bijvoorbeeld de textiel- en de metaalindustrie en de scheepsbouw. Veel arbeiders kwamen ook op eigen gelegenheid naar Nederland. Deze "illegalen" waren eerst welkom, maar later niet meer.

De komst van de "gastarbeiders" voorzag in een wederzijdse behoefte van de westerse economieën en de arbeidsmigranten zelf. In de landen van herkomst trok men bij gebrek aan bestaansmogelijkheden al decennia lang naar de grote steden. Er ontstond een enorm arbeidsreserveleger dat gemakkelijk is uit te buiten. Velen moeten hun inkomen bij elkaar schrapen onder zware omstandigheden zonder enige arbeidsrechtelijke bescherming. De mensenrechtensituatie is er veelal slecht. Een deel van dat Turkse en Marokkaanse arbeidsreserveleger vond werk in de West-Europese economie. De economische crisis in de jaren 70 leidde echter tot de sluiting van veel fabrieken. De traditionele industrietakken verplaatsten hun productie naar lage-lonenlanden in het Zuiden en, na de val van de Muur, naar Oost-Europa.

Naaiateliers

Begin jaren 80 was er in Turkije een explosieve groei van de confectie-industrie. De West-Europese winkelketens verschoven het zwaartepunt van de productie van Azië naar Turkije. De modemarkt is trendgevoelig en de winkelketens willen daar zo snel mogelijk op in kunnen springen. De productie verplaatste zich daarom ook naar de West-Europese steden. In Amsterdam schoten illegale naaiateliers als paddestoelen uit de grond. Een deel van de inmiddels ontslagen "gastarbeiders" kon daar aan de slag. Ook kwam er een nieuwe illegale arbeidsmigratie op gang.

De overheid heeft deze informele economie jarenlang toegestaan. Aan dit gedoogbeleid kwam begin jaren 90 een einde toen de werkloosheid onder Nederlanders en legale migranten groeide. Die werden onder het mom van "passende arbeid" gedwongen het slecht betaalde werk te accepteren dat tot dan toe door illegale migranten werd verricht. De illegale arbeiders en illegaliteit werden vanaf dat moment actief bestreden. In 1993 en 1994 werden er in Amsterdam enorm veel razzia's gehouden. Illegale naaiateliers werden gesloten en illegalen het land uitgezet. Stap voor stap werd van illegalen het beeld gecreëerd dat ze crimineel zijn en verantwoordelijk voor woningnood en werkloosheid onder Nederlanders. Elk incident werd door de regering en media aangegrepen om dat beeld te versterken.

Groeisectoren

Na de afbraak van de traditionele industrieën groeide in Nederland vooral de dienstensector. Veel illegalen vonden werk in de horeca, schoonmaak, tuinbouw en in de havens. De flexibilisering van de arbeid deed haar intrede. De economie eist dat er snel wordt ingesprongen op trendgevoelige markten. Er zijn piekperioden in de productie. Er is vooral veel seizoensgebonden werk waar veel overuren worden gemaakt en geen vakantie opgenomen kan worden. In dalperioden is er veel werkloosheid en leven de illegale arbeiders van hun spaargeld. De arbeidsomstandigheden zijn beroerd. Het zijn veelal de jongere illegale migranten die dit werk aankunnen. Door de moordende concurrentie gaan veel bedrijven over de kop. De meeste arbeiders in deze sector wisselen daarom vaak van baas en zijn ook daardoor vaak kortere of langere perioden werkloos.

Terug