De Fabel van de illegaal 37, januari 2000

Auteur: Eric Krebbers


Nationalistische geschiedschrijving

Historici aan de Leidse universiteit werken al enige tijd aan een fundamentele herziening van de kijk op de meest zwarte bladzijden van de Nederlandse koloniale geschiedenis. In plaats van kritische geschiedkundige analyses leveren de wetenschappers onderzoeken af langs nationalistische lijnen.

Een vooraanstaand lid van de Leidse school is Jaap de Moor. Van hem verscheen onlangs het boek "Westerling's oorlog". Westerling was de aanvoerder van het Korps Speciale Troepen (KST), een terreureenheid die na de Tweede Wereldoorlog door het Nederlandse leger werd ingezet om de macht in Indonesië terug te veroveren.

Door de ogen van de daders

De historici van de Leidse school zeggen het verleden te willen bekijken door de ogen van de mensen die erbij waren, en tegen de achtergrond van de normen en waarden van die tijd. Als vanzelfsprekend heeft De Moor daarbij het perspectief van de Nederlanders gekozen, van de daders van de koloniale slachtpartijen, en niet van de Indonesische slachtoffers. De historicus acht het niet nodig om deze nationalistische keuze te rechtvaardigen.

De lezer wordt door De Moor 636 pagina's lang meegenomen in de denkwijzen van de Nederlandse koloniale militairen. Zijn woordkeuze is navenant. Hij schrijft over "het wettig gezag" in plaats van over de bezetter, en hanteert het militaire eufemisme "geconcentreerde antiterreurcampagne" waar Indonesiërs ongetwijfeld over doodseskaders gesproken zouden hebben. De Nederlandse militairen wilden volgens hem "laten zien dat de overheid alles op alles zette om de guerrilla uit te schakelen en de bevolking veiligheid en bescherming te bieden". Nederland zou "de welvaart" hebben willen "terugbrengen".

Het Indonesische verzet daarentegen zaaide volgens De Moor voornamelijk "dood en verderf" en maakte zich schuldig aan "barbarij" en "moorddadige terreur". Het woord "opstandelingen" gebruikt De Moor alleen tussen aanhalingstekens. Hij spreekt liever van een "op drift geraakte jonge generatie".

Behalve de Indonesische beleving zet De Moor ook die van de Nederlandse anti-oorlogsbeweging buiten spel. "Ik constateer dat bijna iedereen in Nederland vond dat als Indonesië niet wilde luisteren, er maar geweld moest worden gebruikt."1 De Moors geschiedkundige methode gaat uit van een nationalistische eenheidsmythe.

Zwart-wit discussies

"Westerlings optreden valt te vergelijken met de wandaden van de Amerikanen in Vietnam"2, erkent De Moor. Maar hij "houdt niet zo van die zwart-wit discussies"2, en velt daarom in zijn boek geen oordeel over de rechtvaardigheid van de oorlog tegen Indonesië noch over het optreden van Westerling. Toch vindt De Moor het wel nodig in zijn boek terloops de naoorlogse critici aan te vallen, die volgens hem zijn blijven hangen in een "rituele klacht over de 'onbestrafte excessen'".

Eind 1997 bracht een andere Leidse historicus, Henk den Heijer, het boek "Goud, ivoor en slaven" uit. Dat ging over de slavenhandel door de West Indische Compagnie (WIC). Ook Den Heijer liet een moreel oordeel achterwege en bekeek de geschiedenis uitsluitend door de ogen van de overheersers. De historicus beoordeelde de WIC op zijn economisch nut en efficiëntie, en concludeerde: "De WIC heeft het zo slecht nog niet gedaan". In een recensie schreef Mare-journalist Bart Funnekotter enthousiast dat "een rehabilitatie van de WIC op zijn plaats"3 leek.

Ook De Moor stelt in zijn studie het nut en de efficiëntie centraal. Zijn conclusie: "Op korte termijn hebben de bliksemaanvallen regelmatig hun vruchten afgeworpen." Maar, "op de lange termijn zorgde het excessieve geweld dat ze moesten gebruiken er echter voor dat ze de inheemse bevolking steeds verder vervreemdde van Nederland. Met alle nadelige gevolgen van dien."2

Neo-liberale projecties

In zijn boek rechtvaardigt De Moor uiteindelijk Westerlings misdaden met een verwijzing naar de gekozen militaire strategie. "De conclusie is dat standrechtelijke executie en liquidatie van gevangenen regelmatig voorkwamen en tot het standaardoptreden van het KST en de paracompagnie behoorden. De nadruk van hun optreden lag echter op snelheid en verrassing; het ging erom zoveel mogelijk vijandelijke gevechtstroepen te overrompelen en te elimineren, niet om gevangenen te maken."

Leidse historici lopen niet alleen voorop bij het introduceren van een eenzijdig nationalistische geschiedschrijving, maar ook bij de poging de moraal uit de geschiedkunde te verdrijven en te vervangen door een nuttigheidsoordeel. Zo'n projectie van huidige neo-liberale denkwijzen op het verleden maakt de geschiedkunde er niet objectiever op, maar wel rechtser.

Bronnen:

Terug