De Fabel van de illegaal 38/39, april 2000

Auteur: Ellen de Waard


IND maakt het de witte illegalen moeilijk

Pas zo'n 500 van de 6.000 dossiers van witte illegalen zijn door de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) goed genoeg bevonden om ter beoordeling aan een van de burgemeesterscommissies voorgelegd te worden. De witte illegalen moeten van de IND een enorme hoeveelheid papieren bewijzen ophoesten om aan te tonen dat ze in aanmerking komen voor de tijdelijke legaliseringsregeling. Maar dat is uiterst moeilijk voor mensen die altijd in een semi-legale werkelijkheid hebben geleefd.

Tot 1 december 1999 konden witte illegalen een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning via de Tijdelijke Regeling Witte Illegalen. Die regeling kwam er na een langdurige en harde strijd van de witte illegalen en hun solidariteitsorganisaties. Er zijn ruim 6.000 aanvragen ingediend, waarvan ook een klein deel door eerder afgewezen vluchtelingen. Als de indiener volgens de IND-medewerkers aan bepaalde basisvoorwaarden voldoet, sturen ze het dossier door naar een van de burgemeesterscommissies. Die toetsen de arbeidsmigrant vervolgens op "inburgering", waarna men staatssecretaris Cohen adviseert over het verstrekken van een verblijfsvergunning. Volgens Cohen zullen komende zomer alle aanvragen zijn beoordeeld.

De eerste resultaten

Na ruim 3 maanden heeft het overgrote deel van alle aanvragers nog slechts een ontvangstbevestiging gekregen. Er zijn nu ruim 500 dossiers naar de burgemeesters doorgestuurd, maar de betrokken personen zijn bij lange na nog niet allemaal door de burgemeestercommissie voor een gesprek opgeroepen.

In Den Haag en Amsterdam overspoelen de medewerkers van de burgemeesters de aanvragers met maar liefst 19 vragen. In Rotterdam en Leiden wordt er daarentegen een vrij informeel gesprek gevoerd. Men wil weten hoe de arbeidsmigrant in zijn levensonderhoud heeft voorzien, hoe goed hij Nederlands spreekt en of hij hier familie of een sociaal netwerk heeft. De burgemeesters zeggen dat de zo verkregen informatie intern blijft en niet aan Justitie doorgegeven wordt.

Soms stuurt een burgemeester een dossier direct door naar Cohen - met positief advies - zonder dat hij de arbeidsmigrant heeft gesproken. Dat gebeurt wanneer een dossier volgens de burgemeester al voldoende "inburgeringsbewijzen" bevat, wat daaronder dan ook verstaan mag worden.

Moeilijke bewijsvoering

Het is voor veel witte illegalen erg moeilijk om aan de door de IND gestelde voorwaarden te voldoen. Een belangrijk struikelblok is dat men bij het gemeenteregister ingeschreven moet hebben gestaan tussen 1 januari 1992 en 1 juli 1998. Daarmee samenhangend is ook het aantonen van een onafgebroken verblijf in Nederland in dezelfde periode een probleem. Het gaat precies om de periode tussen het niet meer verstrekken van sofi-nummers aan illegalen en de inwerkingtreding van de Koppelingswet. Vaak hebben witte illegalen zich juist niet ingeschreven bij het gemeenteregister om niet traceerbaar te zijn. Ook huurden zij veelal onder en werd het hen door de huisbazen verboden zich in te laten schrijven.

Daarnaast doemen er veel problemen op wanneer iemand enkele perioden zwart heeft gewerkt, of door het laagseizoen helemaal niet aan de slag kwam. In die perioden waren de witte illegalen onzichtbaar voor de overheid. Ze kunnen aan de IND geen officiële bewijzen overleggen, zoals salarisspecificaties, ziekenfondsinschrijvingen, huurcontracten en huuroverschrijvingen. Het wordt dan erg lastig om een "onafgebroken verblijf" in Nederland aan te tonen.

Onredelijke eisen

Andere bewijzen worden door de IND maar mondjesmaat geaccepteerd. Dat ondervindt ook H., een Leidse witte illegaal die 3 jaar zwart heeft gewerkt. Hij kan bewijzen dat hij al die tijd in Nederland verbleef via onder meer reiskostendeclaraties die door de uitkeringsinstantie GUO getekend waren en die alleen bij verschijnen op kantoor worden afgegeven. Ook kan H. laten zien dat hij rekeningen had betaald met acceptgirokaarten en via giromaatafschriften kon hij aantonen dat hij heel regelmatig geld van zijn rekening haalde en in welke plaatsen dat was. Dit alles stelde de IND toch niet tevreden.

Evenmin nam men genoegen met getuigenverklaringen. Kennissen stelden zwart op wit dat zij H. kennen, in welke hoedanigheid en hoe lang. Drie ex-collega's verklaarden 3 jaar samen met H. zwart gewerkt te hebben. De IND wil nu dat ze alle 3 een kopie opsturen van hun legitimatiebewijs en eist zelfs van ieder van hen een uittreksel uit het gemeenteregister met een historisch adressenoverzicht.

H. probeerde ook alsnog van zijn ex-werkgever een verklaring te krijgen. Die is namelijk cruciaal in de bewijsvoering. Zijn baas weigerde echter uit angst voor de arbeidsinspectie. Maar ook een vereniging waar H. vaak komt, aarzelde om een nadere verklaring af te geven uit angst voor een boete. Op deze manier wordt H.'s hele vriendenkring onder druk gezet.

Bewijslast

Een ander heikel punt waar witte illegalen tegenaan lopen is "het bewijs van het rechtmatig in bezit zijn van een sofi-nummer" gedurende de hele periode. Veel illegalen kregen hun sofi-nummer van hun baas, samen met een werkvergunning. De bazen gingen met de paspoorten of een kopie daarvan naar de belastingdienst of het arbeidsbureau en kregen in ruil een aantal sofi-nummers. Ook gingen zij naar de Vreemdelingendienst en kregen werkvergunningen voor hun personeel. Met deze officiële documenten werkten de illegalen wit. Vanaf 1992 was deze praktijk niet meer mogelijk. Nu blijkt achteraf dat nogal wat van die sofi-nummers en werkvergunningen niet klopten.

H. had destijds zijn sofi-nummer zelf bij de Belastingdienst gehaald. Hij heeft een kopie van het uitgereikte document naar de IND gestuurd. Volgens de Tijdelijke Regeling moet de IND "verifiëren" of het sofi-nummer rechtmatig verkregen is. In het geval van H. legt de IND de bewijslast echter bij hem.

G., een andere Leidse witte illegaal, had zijn sofi-nummer wel van zijn baas gekregen. Na een aantal jaren wit werken kwam hij in de ziektewet. De uitkeringsinstelling verklaarde in een brief dat zijn sofi-nummer niet klopte en verstrekte hem een ander nummer. Vervolgens werkte G. wit op dit nieuwe nummer. Ook hier legt de IND de bewijslast bij de witte illegaal.

Tergend langzaam

De behandeling van de dossiers verloopt tergend langzaam. Het grote aantal verzoeken zal daarbij zeker een rol spelen, maar een belangrijkere oorzaak voor de vertraging lijkt het telkens maar meer of overbodige bewijzen vragen door de IND. Probeert de IND de zaak te saboteren? In ieder geval blijkt men geen rekening te willen houden met de realiteit van het overleven in de semi-legaliteit.

Uit alle steden komt naar voren dat er een flinke hoeveelheid dossiers wordt "vastgehouden" door de IND. Het landelijk comité Geen mens is illegaal, waaraan ook De Fabel deelneemt, veronderstelt dat over deze dossiers pas in een later stadium wordt beslist, namelijk als er een overzicht is van het aantal verstrekte verblijfsvergunningen. Waarschijnlijk krijgt afhankelijk daarvan een "politiek haalbaar" percentage witte illegalen alsnog een verblijfsvergunning.

Terug