De Fabel van de illegaal 38/39, april 2000

Auteur: Jelle van Buuren


Europees uitleveringsverdrag in de Kamer

De Tweede Kamer behandelt momenteel het Europese Uitleveringsverdrag, dat in 1996 werd afgesloten. Het verdrag moet uitlevering van verdachten in de EU makkelijker maken. Uitlevering kon vroeger geweigerd worden wanneer het delict een fiscaal of politiek karakter had, of wanneer het niet in beide landen strafbaar was: het vereiste van dubbele strafbaarheid. Zulke klassieke weigeringsgronden worden nu tot een minimum teruggebracht. Volgens de regering maakt de speciale band tussen de EU-lidstaten het mogelijk uitlevering aan minder stringente voorwaarden te koppelen.

De onderhandelingen over het EU-uitleveringsverdrag werden destijds beïnvloed door het feit dat in een aantal lidstaten het lidmaatschap van een criminele organisatie niet verboden was. Uitlevering was dan niet mogelijk, omdat voor uitlevering dubbele strafbaarheid vereist is. Het geheel afschaffen van het vereiste van dubbele strafbaarheid ging de lidstaten te ver, vanwege de precedentwerking die er vanuit kan gaan. Daarom biedt het Uitleveringsverdrag twee opties: lidstaten moeten het lidmaatschap van een criminele organisatie strafbaar stellen, of afzien van het vereiste van dubbele strafbaarheid als uitlevering wordt gevraagd voor lidmaatschap van een criminele organisatie. Inmiddels is deze discussie enigszins achterhaald, omdat de EU-lidstaten in 1998 besloten het lidmaatschap van een criminele organisatie strafbaar te stellen.

Politieke delicten

De onderhandelingen stonden ook sterk in het licht van de ruzie tussen Spanje en België over de uitlevering van ETA-verdachten. De Belgische rechter verbood een aantal malen uitlevering, omdat het om politieke delicten ging. In het nieuwe Uitleveringsverdrag is deze uitzonderingsgrond sterk ingeperkt. De lidstaten beschouwen voortaan geen enkel strafbaar feit als een politiek delict, waar het gaat om zaken als gijzeling, het gebruik van wapens of explosieven, of geweld tegen goederen of personen. Een lidstaat kan wel uitlevering weigeren als het vreest voor vervolging op basis van ras, godsdienst, nationaliteit of politieke overtuiging.

Volgens het toelichtend rapport bij het Uitleveringsverdrag is dit echter een puur theoretische kwestie. "De eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden is een absoluut beginsel van de Europese Unie", aldus het rapport. De regering deelt dan ook niet de zorg die GroenLinks verwoordde, dat politieke vervolging zich in de EU kan voordoen door politieke veranderingen in de lidstaten of door toetreding van nieuwe lidstaten. "De feitelijke politieke situatie in de EU maakt een dergelijke situatie nauwelijks voorstelbaar", aldus de regering.

Strafbaar feit

GroenLinks vroeg de regering ook of de strafbaarstelling van het lidmaatschap van een criminele organisatie niet voor politieke doeleinden ingezet kon worden. Nee, zei de regering. "Het motief dat aan het plegen van strafbare feiten ten grondslag ligt is niet relevant. Voorzover zich de situatie al voor zou doen dat leden van een criminele organisatie claimen dat aan de door de organisatie gepleegde strafbare feiten politieke doelstellingen ten grondslag liggen, zal toch het strafbare gedrag van doorslaggevende betekenis zijn. Immers, noch in Nederland, noch in de overige EU-lidstaten wordt het plegen van strafbare feiten als een acceptabele wijze van politiek bedrijven beschouwd."

Ook hier stelde de regering dat niet tot volledige afschaffing van de weigeringsgrond voor politieke delicten was overgegaan uit vrees voor precedentwerking. "Verdragen in EU-kader hebben een uitstralend effect op andere internationale fora. Een opheffing van het verbod op uitlevering voor absoluut politieke delicten in EU-kader zou ertoe kunnen leiden dat in die andere verbanden een discussie moet worden gevoerd over een soortgelijke regeling, terwijl de politieke en staatkundige stabiliteit in landen die in dat verband participeren niet bij voorbaat vaststaat."

Gezamenlijke rechtsruimte

Tijdens de speciale Justitietop vorig jaar in Tampere besloten de Europese regeringsleiders verdere vereenvoudiging van de uitleveringsprocedures na te streven. Volgens de regering betekent dit echter niet dat de procedures in de toekomst worden afgeschaft. Dat is pas mogelijk als er één Europese rechtsruimte is met vergaande harmonisatie van het strafrecht. "Onderlinge aanpassing van de wetgeving zal een niet eenvoudig proces blijken te zijn", aldus de regering. Ook de rechterlijke toetsing van uitleveringsverzoeken komt niet in gevaar door de afspraken in Tampere, beloofde de regering.

Terug