De Fabel van de illegaal 38/39, april 2000

Auteur: Ellen de Waard


Proefproces tegen de Koppelingswet

7 Oktober 1998 was een heuglijke dag voor critici van de Koppelingswet. De rechtbank achtte de wet op verschillende punten in strijd met internationale verdragen. In hoger beroep heeft het gerechtshof nu helaas dat vonnis weer nietig verklaard. Advocate Ite van Dijk hekelt deze politiek geladen uitspraak.

Met de uitspraak van oktober 1998 schoot Van Dijk het eerste gat in de Koppelingswet. Ze had het proces aangespannen samen met 2 anti-discriminatieorganisaties en 3 ondersteuningsorganisaties, waaronder de Fabel van de illegaal.

Het was de eerste serieuze poging om de Koppelingswet juridisch te ondermijnen. Het resultaat was dat honderden Turken ondanks de Koppelingswet bijstand kregen of behielden. Het was tevens een gunstige trendsetter voor andere rechterlijke uitspraken. Ook gemeenten werden aangemoedigd om voor andere dan Turkse migranten financieel iets te betekenen.

De staat ging in hoger beroep en op 20 januari dit jaar werd het eerdere positieve resultaat weer teniet gedaan. Van Dijk zal in cassatie gaan en indien nodig via de Centrale Raad van Beroep alsnog ons gelijk proberen te halen. De Fabel zal daar ook weer aan meedoen.

Rechtmatig verblijf

Van Dijk voerde destijds aan dat het onthouden van een uitkering aan "vreemdelingen", die voor de invoering van de Koppelingswet daar wel recht op gehad zouden hebben, in strijd is met diverse internationale verdragen. De rechtbank gaf toe dat dit inderdaad "onmiskenbaar in strijd" was met het Europese verdrag inzake sociale en medische bijstand (EVSMB).

Het gerechtshof bevestigde later in het hoger beroep dat de EVSMB inderdaad direct van toepassing is op "vreemdelingen" die rechtmatig op Nederlands grondgebied verblijven. Dit was vooral van belang voor Turkse migranten omdat Turkije het verdrag mede-ondertekend had. De Staat heeft inmiddels zelf erkend dat ook de rechten die voortvloeien uit andere verdragen, zoals het Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (BUPO) en het Europese verdrag voor sociale zekerheid (EVSZ), toegepast moeten worden op "vreemdelingen".

In hoger beroep voerde de staat echter aan dat bij een "vreemdeling", die in Nederland is omdat hij niet gedeporteerd kan worden, niet gesproken mag worden van "rechtmatig verblijf". Men zei dat er sprake was van "gedogen" en hoopte via deze redenering alsnog de consequenties van de uitspraak van de rechtbank te ontlopen. Het gerechtshof gaf de staat gelijk. Van Dijk hekelt deze inzet van de term "gedoogden".

Discrimineren mag

Van Dijk had eerder aangevoerd dat de Koppelingswet ook in strijd is met anti-discriminatie artikelen in internationale verdragen. Ze bepleitte ook dat niet-Turkse migranten, die in soortgelijke omstandigheden verkeren, aanspraak op de voorzieningen moesten kunnen maken. De rechtbank zei daarop dat er best "rechtvaardigheidsgronden" zouden kunnen bestaan voor discriminatie.

De staat beweerde daarop bij het hoger beroep dat er consistentie bestaat in het overheidsbeleid. En dat "het realiseren van een effectief en restrictief vreemdelingenbeleid een objectieve en rechtvaardige doelstelling van de overheid is". Het gerechtshof bevestigde dat de staat onderscheid mag maken tussen Nederlanders en vreemdelingen, en tussen vreemdelingen onderling.

Volgens Van Dijk is de uitspraak van het gerechtshof politiek gemotiveerd. Gevolg ervan is dat de bijstandsuitkeringen aan illegale Turkse migranten waarschijnlijk per 1 mei stopgezet gaan worden.

Terug