De Fabel van de illegaal 43, januari/februari 2001

Auteur: Ellen de Waard


Witte illegalen laten zich niet door Kamer ontmoedigen

In november 2000 evalueerde de Tweede Kamer de legaliseringsregeling voor witte illegalen. Volgens het parlement is de kwestie van de witte illegalen nu afgesloten. Dat beweerde men niet voor het eerst. Maar de witte illegalen hebben zich tot nu toe niets gelegen laten liggen aan dit soort retoriek, die uitsluitend is bedoeld om hun protest in te dammen.

Op de dag van de evaluatie hebben de witte illegalen de Tweede Kamer op klompen betreden. Een manifestatie buiten de deur was helaas verboden. Geen Mens is Illegaal (GMII) probeerde vooraf opnieuw om in de discussies de eis van een generaal pardon centraal stellen. In hele korte tijd lukte het GMII om meer dan 120 organisaties een petitie voor een generaal pardon te laten ondertekenen. Ook is geprobeerd Tweede Kamer-leden ertoe aan te zetten om tijdens de evaluatie de uitvoering van de legaliseringsregeling te bekritiseren. Uit de afwijzingsbrieven van de IND aan witte illegalen bleek immers overduidelijk dat er op een hele bekrompen en willekeurige manier met de toch al niet malse criteria werd omgesprongen. Zo werden ooit opgelegde boetes als "criminele antecedenten" aangemerkt, werden bank- en giroafschriften niet altijd als bewijsstukken geaccepteerd en werden getuigenverklaringen van individuen en van sommige allochtone organisaties terzijde geschoven.

Sommige partijen leverden er inderdaad kritiek op dat de IND willekeurig beoordeelde. Ook kaartten ze aan dat mensen die hier al jaren wonen, werken en ingeburgerd zijn niet de mogelijkheid hebben gekregen zich voor de burgemeesterscommissie te presenteren. De toenmalige staatssecretaris Cohen beweerde echter doodleuk dat de IND haar werk goed gedaan had. De Kamer bond daarop in en vertelde de afgewezen witte illegalen dat ieder voor zich maar bij de rechter moet bewijzen dat Cohen ongelijk heeft met zijn bewering.

Onbedoelde effecten?

Staatssecretaris Kosto zette begin jaren 90 illegale arbeiders het mes op de keel. Via intensieve opsporing en deportatie en de voorbereiding van verdergaande administratieve uitsluitingsmaatregelen wilde hij illegaal verblijf bestraffen. Tegelijkertijd vond er echter in alle stilte een beperkte legalisering plaats. Onder zijn opvolgster Schmitz werd deze legalisering geformaliseerd in de zogenaamde Zesjaarsregeling. Daarbij werden de criteria plots veel strenger. Per 15 maart 1995 kwamen alleen nog illegale arbeiders voor legalisering in aanmerking indien zij minimaal 6 jaar achter elkaar en minimaal 200 dagen per jaar wit gewerkt hadden. Deze regeling liep eind 1997 af. De politiek wilde met de regeling doen voorkomen alsof de witte illegalen hiermee voldoende geholpen zouden zijn. Wie buiten de boot viel, had geen verdere rechten. Einde verhaal, als het aan de Kamer lag.

De witte illegalen dachten daar anders over. Al vanaf 1995 bleek dat veel witte illegalen niets aan de Zesjaarsregeling hadden. In Den Haag werd het Komitee Illegale Arbeiders opgericht, een zelforganisatie die de misstanden inventariseerde en de arbeiders motiveerde om hun zaak publiekelijk te bepleiten. Ze begonnen met petities, picketlines en demonstraties. Ook in andere grote steden ontstonden comité's. Meer dan 100 organisaties en advocaten vroegen de politiek de strenge Zesjaarsregeling te herzien. Dat was aan dovemansoren gericht.

Gümüs

De aandacht voor de witte illegalen-kwestie nam in 1997 een hoge vlucht toen zich in Amsterdam een actiecomité rond Gümüs vormde. Die kreeg landelijk dermate veel bekendheid dat zijn situatie onderwerp werd van een debat in de Tweede Kamer. De Kamer wilde de legaliseringsregels niet aanpassen en vond dat staatssecretaris Schmitz haar discretionaire bevoegdheid maar moest gebruiken. De zaak van de witte illegalen was daarmee voor de Kamer voor de tweede keer afgedaan.

Niet voor de witte illegalen. Die bleven veelvuldig aandacht voor hun zaak vragen waardoor de publieke steun groeide. De regeling liep echter af en de burgemeesters van de 4 grote steden pleitten voor een oplossing van de witte illegalen. Die zouden namelijk heel direct in hun leven worden getroffen door de aankomende Koppelingswet. In juni 1998 vond er onder aanhoudende druk van de actievoerende witte illegalen en hun sympathisanten een discussie in de Vaste Kamercommissie voor Justitie plaats over de zogenaamde "onbedoelde effecten" van de legaliseringsregeling. Een aanpassing van de regels werd echter niet overwogen. Er werd alleen een zeer vage motie van D66 en PvdA aangenomen, waarin aangedrongen werd op een "verstandig gebruik" van de discretionaire bevoegdheid van Schmitz. Daarmee was voor de derde keer de kous af voor de Kamer. Schmitz gebruikte haar bevoegdheid echter niet om iets te doen voor afgewezen individuele illegalen.

Grimmig verzet

Haar opvolger Cohen erkende dat de regels voor witte illegalen schuurden, maar ook hij deed geen poging het beleid te veranderen. En ook hij weigerde gebruik te maken van de ruggensteun van de Kamer om zijn discretionaire bevoegdheid toe te passen. Hij meende dat menselijkheid in de regels moest zitten.

De witte illegalen lieten zich niet ontmoedigen. Op 30 november 1998 startten Haagse witte illegalen een eerste hongerstaking. Toegesnelde politici zeiden dat ze met zo'n hongerstaking nooit een beleidswijziging zou kunnen afdwingen. Dat werd in de Kamer nog eens herhaald. Ook Cohen liet via zijn ambtenaren weten niet te zullen zwichten. Opnieuw drongen politieke partijen er bij de staatssecretaris op aan om zijn discretionaire bevoegdheid in te zetten. Cohen stemde toe en de hongerstaking werd gebroken. Het resultaat was desastreus, want de overgrote meerderheid van de hongerstakers werd opnieuw afgewezen. De Kamer verklaarde dat de witte illegalen hun kans wel hadden gehad en op moesten houden met zeuren. Er zou nu definitief een streep onder de kwestie gezet worden. Inmiddels al voor de vierde keer.

Toch braken opnieuw hongerstakingen uit. Er vonden ook ruim 50 andere acties plaats van witte illegalen en hun sympathisanten. Deportaties werden voorkomen. Onder druk van de acties en de publieke opinie werd er een burgemeesterscommissie gevormd die de dossiers van een deel van de illegalen opnieuw ging beoordelen. Dat leverde uiteindelijk ruim 1.800 verblijfsvergunningen op, ongeveer een kwart van de aanvragen. Veel te weinig natuurlijk. Volgens de voorzitter van de burgemeesterscommissie Patijn was daarmee de klus geklaard. En ook Cohen en de Kamer zeiden voor de vijfde keer dat de zaak van de witte illegalen was afgesloten.

Er lopen momenteel nog zo'n 3.600 beroepszaken van witte illegalen. Patijn schat in dat de burgemeesterscommissie van de rechter alsnog zo'n 1.000 zaken ter beoordeling voorgeschoteld zal krijgen. Blijkbaar weet men nu al dat de rechter de IND flink zal corrigeren. Waarom zou dit dan het einde zijn?

Zeurende kwesties

Tegenover de strategie en retoriek van de politiek staan de blijvende protesten van de witte illegalen die zich daar niet bij neerleggen en die proberen te voorkomen dat de zaak niet in een la verdwijnt. Politici als D66-Kamerlid Dittrich proberen de sympathisanten van de witte illegalen, zoals De Fabel van de illegaal, in diskrediet te brengen door hen te beschuldigen van naïviteit en het geven van valse hoop. Hij wil de Nederlandse burger doen geloven dat het spel democratisch is gespeeld en dat de witte illegalen verder niet moeten zeuren. Maar er zijn geen zeurende actievoerders, alleen zeurende kwesties en schrijnend onrecht. Het is aan ondersteuningsorganisaties om dit onrecht voortdurend aan de kaak te stellen en aan te vechten.

Terug