De Fabel van de illegaal 50/51, voorjaar 2002

Auteur: Inge van de Velde


Abortus en selectie van mensen

Het recht op abortus is het resultaat van jarenlange vrouwenstrijd. Christenfundamentalisten bestrijden dit zelfbeschikkingsrecht van vrouwen. Legale zwangerschapsonderbreking is een belangrijke verworvenheid voor vrouwen, maar kan helaas in bepaalde gevallen ook gezien worden als een instrument van bevolkingspolitiek. Want abortus kan ook gebruikt worden ter beïnvloeding van de kwantiteit en "kwaliteit" van het nageslacht.

In 2001 protesteerden christenfundamentalisten regelmatig bij abortusklinieken.1 En op 18 december organiseerde de christelijke organisatie Schreeuw om Leven een landelijke anti-abortusdemonstratie in Amsterdam. De actievoerders droegen rouwkleding en hadden kleine doodskistjes bij zich. Feministes en anti-fascisten voerden tegenacties omdat de christenfundamentalisten abortus weer strafbaar willen maken. In veel landen is abortus nog strafbaar. Wereldwijd zetten jaarlijks 20 miljoen vrouwen hun leven op het spel wanneer ze een onveilige abortus moeten ondergaan.1

Vanuit een anti-bevolkingspolitiek standpunt stelt zwangerschapsonderbreking links echter voor problemen. Wat namelijk te denken van abortus als tijdens de zwangerschap blijkt dat de foetus een meisje zal zijn, en de ouders liever een jongen willen? En wat in het geval dat tijdens de zwangerschap blijkt dat de foetus gehandicapt is en men tot abortus besluit? Een puur individuele benadering vanuit het recht op zelfbeschikking van de vrouw voldoet dan niet. Belangrijk is dan om in ogenschouw te nemen hoe de maatschappelijke verhoudingen liggen, of men meer waarde toekent aan mannen dan aan vrouwen en of men "gezonde" mensen boven gehandicapten stelt.

Selectie van mensen

Een abortus bij een onbedoelde zwangerschap omdat een vrouw geen kind wil, is iets heel anders dan een gewenste zwangerschap, waarbij na prenatale diagnostiek blijkt dat de foetus gehandicapt of een meisje is, en het kind alsnog ongewenst wordt. In zulke gevallen is er veel minder sprake van zelfbeschikking, omdat de ouders onder druk komen te staan van bijvoorbeeld artsen. En van familie die onbekend is met handicaps of waarin veel belang gehecht wordt aan een zoon in plaats van een dochter. Of van verzekeringsinstanties die weigeren de extra kosten voor een gehandicapt kind te dekken.

De eugenetische beweging die begin twintigste eeuw ontstond, streefde er naar dat vrouwen alleen nog maar "kwalitatief hoogstaand" nageslacht op de wereld zouden brengen. In de eugenetische "Wereldliga voor seksuele hervorming" zaten in de jaren 20 en 30 naast rechtse ook linkse organisaties. In het begin hanteerde men daar namelijk ook ethische argumenten. Men wilde bijvoorbeeld de arme proletarische vrouw steunen door haar te helpen haar kindertal te beperken. Later gingen in de Wereldliga economische argumenten een steeds grotere rol spelen. "De mensenproductie" zou zich moeten gaan richten op vraag en aanbod binnen de kapitalistische markt. Aan mogelijk zieke en gehandicapte kinderen had het kapitaal geen behoefte en die zouden dus geaborteerd moeten worden.2

Tweede feministische golf

Rond 1980 was abortus een belangrijk strijdpunt voor de vrouwenbeweging. Er waren toen vrouwengroepen die de nadruk op individueel zelfbeschikkingsrecht te eenzijdig vonden. De vrouw die beslist, heeft ook altijd te maken met anderen, zoals partner, kinderen en familie. En met financiële en medische omstandigheden die haar keuze kunnen beïnvloeden om een kind te nemen. Het recht om zelf te kiezen houdt maar weinig in als vrouwen door de bestaande maatschappelijke verhoudingen machteloos zijn.3

Eind jaren 80 voerde de Duitse radicaal-feministische stadsguerrilla Rote Zora actie tegen bureaus voor erfelijkheidsvoorlichting, waarbij de vrouwen dossiers meenamen en vernietigden. Zulke instellingen gaan ervan uit dat ongewenst nageslacht uitgeselecteerd moet worden. Allerlei maatschappelijke problemen, zoals alcoholisme, criminaliteit en invaliditeit, hebben volgens hun propaganda een biologische oorzaak en zouden dus door dokters gerepareerd kunnen worden. Onder het mom van meer keuzemogelijkheden worden voortplantingstechnieken gepromoot die gehandicapte foetussen wegmaken en die door het gebruik ervan de beeldvorming over gehandicapten negatief beïnvloeden.

Gehandicapten eisten destijds ook de sluiting van de bureaus. Daartegen kwam echter weer protest van vrouwen die vonden dat iedere vrouw zelf moet kunnen beslissen of ze wel een gehandicapt kind wil. Sluiting van de bureaus zou tot taboevorming leiden. De radicale feministes van Rote Zora stelden daarentegen het taboe aan de kaak om anders te denken dan in de bestaande verhoudingen. Tegenover dat verbod stelden zij het recht om anders te zijn dan het gemiddelde, het recht om niet tot economische prestaties in staat te zijn en om zich te verzetten tegen de strategie van het kosten-baten-denken, het recht om zich te verzetten tegen de door artsen, genetici en politici gekweekte angst voor een invalide kind, en tegen de opvatting dat ziekten en handicaps individuele problemen zijn.4

Menswaardig

De discussie tussen gehandicapten en vrouwen laat zien dat het denken vanuit individuele zelfbeschikking tekort schiet. De nadruk op verworven individuele rechten is een liberale invulling van het zelfbeschikkingsrecht. Het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen is weliswaar belangrijk, maar wat houdt een 'vrije' keuze in, wanneer een samenleving gehandicapten ongewenst acht, of wanneer aan vrouwen minder waarde wordt gehecht dan aan mannen? De maatschappelijke verhoudingen zijn van grote invloed op de individuele beslissingen van vrouwen rond zwangerschapsonderbreking.

Vrouwen worden gestimuleerd om een keuze te maken tegen gehandicapten. Die zouden namelijk geen "menswaardig" leven hebben. Maar wat is "menswaardig"? Dat menen artsen, wetenschappers en beleidsmakers te mogen bepalen. Die maken zo gehandicapten tot een object van selectie. Maar niet de gehandicapte zou tot probleem gemaakt moeten worden, maar de onwil van de maatschappij en van 'gezonde' mensen om met gehandicapten en zieken om te gaan.

In sommige landen vindt op dezelfde manier een selectie van vrouwelijke foetussen plaats. Het leven van een vrouw wordt daar over het algemeen van veel minder waarde geacht dan dat van een man. Wanneer het legaal is om daarom vrouwelijke foetussen te aborteren, bevestigt en versterkt die praktijk de inferieure status van vrouwen nog verder. Vrouwen zullen dan eerder overgaan tot zo'n abortus.

Christenfundamentalisten

Ook christenen die tegen abortus protesteren, hebben het over de maatschappelijke omgeving van vrouwen die overgaan tot zwangerschapsonderbreking. Ze menen dat zwangere vrouwen zouden afzien van een abortus wanneer hun sociale omstandigheden gunstiger aren. Christenfundamentalisten denken daarom abortus te kunnen voorkomen via het aanbieden van materiële hulp als huisvesting en geld. Ze willen het echter niet accepteren als vrouwen simpelweg geen kind willen, ongeacht hun omstandigheden. Deze christenen hebben namelijk maar één rol voor vrouwen in gedachten: die van moeder. Mannen willen ze overigens ook maar in één rol dwingen: die van vader en kostwinner, zoals in de VS de "promise keepers".5

De christenen willen dus terug naar de traditionele rolverdeling waarbij de vrouw afhankelijk is van de kostwinnende man. Hun maatschappijkritiek ziet er dus heel anders uit dan die van feministen en linksen die tegen bevolkingspolitiek zijn en die daarom in sommige gevallen hun twijfels hebben bij abortus.

Noten

Terug